PAUL THOMAS ANDERSON DE WARE MASTER VAN HOLLYWOOD

Paul Thomas Andersons The Master mag dan geïnspireerd zijn op het leven van Scientologystichter L. Ron Hubbard, waar het echt over gaat, is macht, waanzin, verslaving, extase en zo ongeveer alles wat tot op de bodem van de ziel boort. Een exclusief gesprek met dé filmgoeroe van zijn generatie. ‘Je hoeft niet alles te kunnen verklaren, zolang het maar goed aanvoelt.’

Om maar meteen met de deur in huis te vallen – en in extremis de fout recht te zetten die de Academy vorige week maakte door Argo als beste film te proclameren – The Master van Paul Thomas Anderson is met merckxiaanse voorsprong de meest ambitieuze, bezwerende en gedurfde Amerikaanse film van het afgelopen jaar, een zielsdonker drama over naoorlogs Amerika en zijn getraumatiseerde zonen dat zowel episch als intiem, instinctief als cerebraal en klassiek als experimenteel aanvoelt, en daarmee dieptes verkent, emoties aanboort en cinematografische pieken bereikt die Ben Affleck enkel kent van horen zeggen. Amen!

The Master, door Anderson geschreven en geregisseerd, volgt de lotgevallen van Freddie Quell (Joaquin Phoenix), een labiele WO II-veteraan die op zekere nacht en in zijn zoveelste dronken bui de plezierboot en bij uitbreiding het leven van Lancaster Dodd (Philip Seymour Hoffman) binnenstrompelt. Die laatste is een ‘schrijver, dokter, nucleair wetenschapper en theoretisch filosoof’, zo houdt hij zijn volgelingen voor, als charismatisch leider van de zelfhulpsekte die hij The Cause heeft gedoopt. Lang duurt het niet vooraleer Dodd in de ban raakt van de dierlijk driftige, aan drank en seks verslaafde Freddie, die hij tegelijk als zijn medische experiment, zijn magnetische tegenpool en zijn getroebleerde ersatzzoon beschouwt.

Anderson, die ook al in Hard Eight, Boogie Nights, Magnolia en There Will Be Blood inzoomde op dubbelzinnige vader-zoonrelaties, baseerde het complexe, met innerlijke twijfels en megalomane waanideeën worstelende personage van Lancaster Dodd op L. Ron Hubbard, de pulpauteur die begin jaren vijftig de Church of Scientology stichtte. Nog voor de première afgelopen september in Venetië – waar Anderson werd uitgeroepen tot beste regisseur en hoofdrolspelers Philip Seymour Hoffman en Joaquin Phoenix tot beste acteurs – was The Master dan ook omgeven door de nodige controverse.

Niemand had het voordien aangedurfd een film over Scientology te maken, aangezien de beweging de jongste decennia sterk staat in Hollywood (denk maar aan Tom Cruise, met wie Anderson nog samenwerkte, in Magnolia) en er in het verleden niet voor terugdeinsde om bepaalde tegenstanders te intimideren. Pour la petite histoire, Anderson liet voor hij naar Venetië afzakte een ruwe versie van The Master zien aan zijn goede vriend en Scientologyprofeet Cruise, die naar verluidt allesbehalve amused was door hetgeen hij zag, ook al gingen beiden volgens Anderson daarna als vrienden uiteen.

Of het daarom is dat The Master, dat de ontstaansgeschiedenis, de buitenaardse theorieën en de zelfontplooiingstechnieken van Scientology weliswaar enkel als achtergrond bezigt, uiteindelijk de meeste awards aan zich zag voorbijgaan, blijft voer voor speculatie. Een prozaïscher en minstens even plausibele verklaring is de donkere sfeer en dito zielenroerselen die Anderson aanboort, want vergis u niet: met zijn majestueuze 70 millimeterfotografie, fraaie fiftiesdecors en krachtige mise-en-scène straalt The Master dan wel de Hollywoodgrandeur van weleer uit, achter die glanzende, klassieke façade schuilt een haast experimenteel psychodrama dat minstens even wispelturig is als ex-marinier, amateurfotograaf en Cause-beschermeling Freddie Quell – nu eens opgewekt en charmant, dan weer dreigend en (zelf)destructief.

Geen wonder dat de film, geproduceerd door miljardairsdochter Megan Ellison, die ook Lawless en Zero Dark Thirty sponsorde, meer vragen dan antwoorden biedt. ‘Ik zou hem zelf niet kunnen definiëren’, grinnikt Anderson (42), die ondanks de grijze haren in zijn baard nog steeds iets deugnietachtigs heeft. ‘Ik weet niet eens meer hoe de film precies ontstaan is. Een jaar of tien geleden las ik John Steinbecks memoires en sindsdien wilde ik iets picaresk maken over een zeeman die door Amerika doolt, zijn eigen drank brouwt en op de vlucht is voor zichzelf en zijn verleden. Maar verder dan een bundel interessante scènes gebaseerd op Steinbecks leven raakte ik niet. Uiteindelijk stortte ik me dan maar op There Will Be Blood, waarop mijn zwervende marinier wat in de vergetelheid raakte.’

Tot hij jaren later in de ban raakt van Scientology.

PAUL THOMAS ANDERSON:Kind of, yeah. Uiteindelijk dook Hubbard op, die tot Lancaster Dodd transformeerde en plots was mijn marinier diens beschermeling. Er was meteen een mooie, spontane interactie tussen de twee personages en het verhaal kreeg eindelijk vorm.

Je film spreekt zich niet uit over Scientology hoewel Tom Cruise er allesbehalve happy mee was. Hoe sta je zelf tegenover die beweging?

ANDERSON: Ik ben gefascineerd, maar van op een afstand. Het is wel zo dat hoe meer ik erover las, hoe meer ik de aantrekkingskracht ervan begreep. Zeker in de begindagen. Het idee en de hoop dat je iets kunt doen aan je problemen door je ogen te sluiten, je je vorige levens te herinneren en in de tijd te reizen – want dat is dianetica (Hubbards zelfhulptechniek om pijnlijke ervaringen te herbeleven en aldus ongewenste mentale processen uit te schakelen, nvdr.) uiteindelijk – heeft iets moois en hoopvols. Het is bijlange niet zo geschift. Je kunt het makkelijk ridiculiseren, en ik begrijp de tegenstanders wel, maar door de film te maken, ben ik meer dan vroeger geneigd Scientology te verdedigen. Dat is ook logisch. Waarom ben ik er anders zo door gefascineerd? Ik zou het de moeite niet vinden om een film te maken over iets wat ik compleet idioot vind. Dat is me alle tijd en moeite niet waard. Bovendien zijn de jongens van South Park daar bedrevener in dan ik. (grijnst)

Vanwaar je obsessie met vader-zoonrelaties? Ze komen in al je films voor.

ANDERSON: Ik weet het, maar ik zweer bij God dat ik The Master niet als een vader-zoonfilm zag. Het thema zit er zeker in – dat ga ik niet ontkennen – maar ik probeer telkens iets nieuws te doen. Ik weet ook niet waarom of hoe het telkens weer de kop opsteekt.

Het thema krijgt ook telkens een religieuze dimensie.

ANDERSON: In There Will Be Blood stond religie zeker centraal, maar hier zag ik het eerder als een alibi, een pigment. Niks meer. The Master gaat niet over Scientology, het gaat over een man die meester wil worden van zijn eigen waanzin, over uitgebreide families, over honger naar kennis en over leven in de hoogste versnelling. Dat is waar Lancaster Dodd voor staat. Ik zie hem niet als een duister, negatief personage zoals Daniel Plainview dat was in There Will Be Blood. Philip Seymour Hoffman is er ook de acteur niet naar om een ordinaire charlatan neer te zetten. Hij voegt altijd iets genuanceerds, sympathieks en intens toe.

Over intense acteurs gesproken. Je hebt Joaquin Phoenix gecast als Freddie Quell, zijn eerste rol sinds zijn bizarre, zelfgekozen retraite, die uiteindelijk bijna vier jaar heeft geduurd. Hoe heb je Phoenix kunnen overtuigen?

ANDERSON: Het heeft me jaren gekost. Ik wilde hem al in Boogie Nights en in There Will Be Blood. Meestal kwam hij af met bullshitexcuses. Voor There Will Be Blood heette het dat hij een sabbatperiode nodig had, waarop hij met James Gray doodleuk Two Lovers (2008) ging maken. (lacht) Het probleem met Joaquin is dat hij zo onvoorspelbaar is. Hij is een ongeleid projectiel, een rondlopende staaf dynamiet. Daarom wilde ik zo graag met hem werken, wat soms slopend, maar altijd opwindend en inspirerend was.

In welke zin?

ANDERSON: Sommige dagen hield hij zich braaf aan het script. Op andere dagen zette hij alles op zijn kop, maar steeds op een inventieve manier. Bovendien is hij sterk en taai. In die vechtscènes, waarin Freddie overmeesterd wordt, heeft hij zeker acht stoere stuntmannen verwond. Tijdens de opnames had hij ook de gewoonte om de markeertekens te negeren en telkens in of uit het licht te lopen. Ik vroeg hem: kun je niet ongeveer aangeven welke kant je zult oplopen. Waarop ik ‘action’ riep en hij weer eens de compleet andere richting uit liep. (grijnst) Joaquin is het soort acteur dat je niet moet sturen, maar volgen. Letterlijk. Philip was zelfs bang van Joaquin. Maar ook dat kwam de film ten goede. Het is een duel tussen twee krachtige personages en de meester moet de pupil in zijn greep zien te krijgen, ook al blijkt die mentaal en fysiek even sterk. Het is een psychologische worstelpartij op het scherpst van de snee.

Anders gezegd: Joaquin zou het achterneefje van Freddie Quell kunnen zijn.

ANDERSON: Ik weet niet of Joaquin even geobsedeerd is door seks. Freddie wil zijn ding in elk gat steken. Om zijn honger naar seks en zijn fantasiewereld tastbaarder te maken, heb ik die ene partyscène in de film gestopt waarin hij alle aanwezige vrouwen naakt ziet dansen. Ik dacht: ofwel wordt het een geweldige scène, ofwel wordt het onnozel, maar ik ga ervoor. Met die kikkerscène in Magnolia kon het ook alle kanten uit, maar soms moet je gewoon durven als regisseur en niet te lang twijfelen. Je hoeft ook niet alles te kunnen verklaren. Zolang het maar goed aanvoelt.

The Master kost 35 miljoen dollar, wat niet weinig is voor zo’n gedurfd project. Kreeg je volledige artistieke vrijheid van de producenten?

ANDERSON: Compromissen moet je altijd sluiten, maar deze keer waren ze vooral praktisch van aard. Een goedkopere locatie zoeken, het aantal shots beperken, dat soort dingen. Voor de rest had ik final cut en heb ik me zo weinig mogelijk ingehouden. Ook naar het publiek toe. Het is geen makkelijke film, zelfs niet voor mezelf. Ik probeer niks te forceren of op te leggen en alle scènes organisch in elkaar te laten overlopen. Als in een trance. Niet door te vertrekken vanuit mezelf, maar vanuit de personages. Of in een later stadium vanuit Philip en Joaquin. Als ik het niet meer weet, nemen zij het van me over en bepalen zij waar het naartoe gaat en wat het betekent.

Hoe lang duurt het dan vooraleer alle puzzelstukjes in elkaar passen?

ANDERSON: Lang, heel lang. (grijnst) Alleen al aan de soundtrack heb ik negen maanden gewerkt met Jonny Greenwood. Ik toon hem een scène, hij stuurt me muziek, ik stuur hem mijn opmerkingen. En zo minstens honderd keer over en weer. Er zijn ook een paar scènes gesneuveld. Niet omdat ze niet goed waren, maar omdat ze ergens wrongen en het ritme braken. En nee: er komt géén extended version op dvd.

The Master speelt zich af in de vroege jaren vijftig en voelt bij momenten aan als een sirkiaans melodrama uit die periode, met haar optimistische vitalisme, maar ook met haar donkere oorlogstrauma’s.

ANDERSON: Ik wilde dat het aanvoelde als een oude film noir. Niet in de clichébetekenis van schaduwen, nauwe steegjes en wulpse femmes fatales, maar wel als een naoorlogs mysterie met een existentialistische ondertoon. Dat was wel maar het vertrekpunt. Uiteindelijk ging de film zijn eigen leven leiden. Ik wilde er absoluut geen pastiche van maken en ik haat het als de filmreferenties er dubbeldik op liggen. Die scène waarin Dodd en Freddie met de motor door de woestijn rijden doet denken aan Melvin and Howard van Jonathan Demme, een van mijn favoriete films. Alleen heb ik die scène niet geschreven als hommage aan Melvin and Howard. Ik heb gewoon Freddie en Dodd gevolgd die met hun motor door de woestijn reden, en het klopte en het was prachtig om naar te kijken. De enige film die ik bewust vooraf bestudeerd heb en die inspirerend en richtinggevend was voor The Master, was Let There Be Light van John Huston, een documentaire uit 1946 over soldaten die kampen met posttraumatische stress. Net als Freddie.

Je bent een van de laatste, grote Hollywoodauteurs die gedurfde, klassiek gefilmde cinema voor volwassenen maken. Zijn er überhaupt nog wel hedendaagse filmmakers die je kunnen boeien?

ANDERSON:Gosh… Christopher Nolan maakt aardige films. En Wes Anderson. Maar de regisseur die me het meeste boeit – en ik kan geeneens zijn naam correct uitspreken – is Apichatpong Weerasethakhul. Drie jaar geleden won hij de Gouden Palm met Uncle Boonmee. Dat is een van de weinigen die nog spannende, innoverende dingen doen met beeld en geluid. Ik geloof dat cinema zeker nog een toekomst heeft, zelfs al lijken de studio’s enkel nog geïnteresseerd in spektakelfilms voor tieners. Het probleem voor jonge filmmakers is alleen: hoe zorg je ervoor dat iemand je film te zien krijgt. Er staat zoveel op YouTube. Het is totale overkill, een digitale jungle.

Slotvraag: het was vijf jaar wachten op There Will Be Blood en daarna opnieuw vijf jaar op The Master. Ga je ons geduld opnieuw zo lang op de proef stellen?

ANDERSON: Ik hoop van niet. Mijn volgende film wordt Inherent Vice, naar het boek van Thomas Pynchon (vermoedelijk niet met de eerst genoemde Robert Downey Jr. maar andermaal met Joaquin Phoenix in de hoofdrol, als junkiedetective Doc Sportello, die in het Los Angeles van de jaren zestig met een kidnappingszaak wordt belast, nvdr.). Ik ben er al een tijdje mee bezig, maar het materiaal is, net als Upton Sinclairs boek dat voor There Will Be Blood was, zo rijk en complex dat het lastig is om het naar mijn hand te zetten en in de juiste richting te sturen. Magnolia en The Master heb ik zelf geschreven, maar iemand anders verhaal en woorden gebruiken is zoals je vaders auto lenen: opwindend en fun, maar o wee als je brokken maakt. (lacht)

Heb je Pynchon, die een notoir kluizenaar is, al ontmoet?

ANDERSON:(ironisch) Ja, en weet je wat: Thomas Pynchon heet eigenlijk Terrence Malick. (lacht)

THE MASTER

Vanaf 6/3 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

PAUL THOMAS ANDERSON: ‘IK HAD DE FILM NIET GEMAAKT ALS IK SCIENTOLOGY COMPLEET IDIOOT ZOU VINDEN. BOVENDIEN ZIJN DE JONGENS VAN SOUTH PARK DAAR BEDREVENER IN.’

PAUL THOMAS ANDERSON: ‘JOAQUIN PHOENIX IS EEN ONGELEID PROJECTIEL, EEN RONDLOPENDE STAAF DYNAMIET. PHILIP SEYMOUR HOFFMAN WAS ZELFS BANG VAN HEM.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content