VIER MEESTERWERKEN VAN AKIRA KUROSAWA GEBUNDELD: EEN BOX DIE IN GEEN ENKELE CINEFIELE COLLECTIE MAG ONTBREKEN.

FILMS: **** Extra’s: 0 (Total film)

KUROSAWA BOX: Ikiru (1952), Seven Samurai (1954), Yojimbo (1961), Sanjuro (1962)

De eerste van drie boxen met in totaal twaalf films van Akira Kurosawa biedt een ideale introductie tot het werk van deze reus van de Japanse cinema. Naast zijn beroemdste film, Seven Samurai, bevat de box ook twee lichtere maar daarom niet minder briljante actiefilms, Yojimbo en Sanjuro, alsook zijn meest aangrijpende film, Ikiru.

In de moeder aller samoeraifilms vertelt Kurosawa het verhaal van boeren die de hulp inroepen van zeven samoerai om hun oogst tegen bandieten te beschermen. In het overrompelende sluitstuk van dit ruim drie uur durende epos, smeden de eenvoudige landbouwers hun ploegscharen tot zwaarden om de aanvallen van de plunderaars af te slaan. Kurosawa, groot bewonderaar van John Ford, bracht met Seven Samurai (1954) hulde aan de Amerikaanse western, maar verlegde zelf de grenzen van de actiefilm. Met zijn gebruik van meerdere camera’s, slowmotion, telelenzen en driftige montage, maakte hij van de gevechtsscènes en confrontaties in de stortende regen een weergaloos schouwspel. De laatste halve eeuw wist er dan ook geen actiefilmer aan de invloed van Kurosawa te ontsnappen. Aanvankelijk waren het vooral de Amerikanen die zich gretig zijn virtuoze technieken toe-eigenden, Sam Peckinpah op kop. In recente tijden zijn het vooral oosterse talenten die op zijn woeste erfenis voortborduren: kijk maar naar de geweldballetten van John Woo of de Zhang Yimou van Hero en de Takeshi Kitano van Zatoichi.

De meest uitbundige krijger uit Seven Samurai wordt gespeeld door Kurosawa’s lievelingsacteur Toshiro Mifune die evenzeer sterke karakters neerzet en nog meer ruimte laat voor humor in Yojimbo (1961) en Sanjuro (1962). Hier krijgen de schermutselingen en fratsen van een werkloze samoerai, geënsceneerd in schitterende widescreen-composities, zelfs een burlesk karakter. In Yojimbo is Mifune een cynische manipulator die in een stadje dat slechts uit één zanderige hoofdstraat lijkt te bestaan twee rivaliserende bendes gewiekst tegen elkaar uitspeelt. Sergio Leone haalde hier de mosterd voor zijn eerste spaghettiwestern Per un pugno di dollari en ook Walter Hill maakte de film opnieuw, dit keer als de prohibitiewestern Last Man Standing. Wegens groot commercieel succes breidde Kurosawa een jaar later een vervolg aan Yojimbo. In Sanjuro is Mifune wederom een dolende zwaardvechter, maar nu wordt hij belast met de opleiding van negen jonge samoerai, allemaal domoren die o zo graag nobele helden zouden zijn, maar er niets van terechtbrengen. Kurosawa parodieert datgene waar hij zijn wereldfaam aan dankt, maar puur cinematografisch is ook deze samoeraikomedie fabuleus. Adembenemend toch, de snelheid waarmee Mifune dozijnen belagers om zeep helpt en telkens bloedfonteinen doet opspuiten.

Helemaal anders van toon, maar zeker niet minder meeslepend, is Ikiru, het relaas van een miezerige bureaucraat die verneemt dat hij maagkanker heeft. Hij besluit de dagen die hem nog resten toch nog één goede en nuttige daad te stellen: vechten voor de aanleg van een speeltuin in het stadspark. Onvergetelijk is de vertolking van Takashi Shimura (die van de partij is in 21 van de 30 films van Kurosawa) in een film met een aangrijpende eindscène met testamentallures: het speeltuintje geraakt toch af, onder de goedkeurende geest van de oude man die zachtjes op de schommel heen en weer beweegt.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content