Er is te veel afleiding. We hebben allemaal onze ziel verloren en moeten dringend op meditatie?retraite. Zeg dat een herboren E van de Amerikaanse rockgroep Eels het gezegd heeft.Door Peter Van Dyck

Door Peter Van Dyck

‘SOULJACKER'(Universal)

E (voluit Mark Oliver Everett), frontman en songschrijver van de Amerikaanse rockgroep Eels, is een ander mens geworden. Drie jaar geleden, in de donkere periode van het Electro- Shock Blues album, at de man nauwelijks en was hij niet altijd een even aangename gesprekspartner voor rockjournalisten. Vandaag heeft hij een gezond rond gezicht, nog geaccentueerd door een volle _ in vergelijking met de grunge-beharing van vroeger volstrekt onhippe _ baard, praat hij ad rem en geeft hij warempel de indruk een gelukkig mens te zijn. Op de nieuwe liefdesliedjes Fresh Feeling, World Of Shit en What Is This Note? legt hij uit waarom: hij heeft een soulmate gevonden en is getrouwd.

Voor iemand die opgegroeid is in een familie waarvan de leden één voor één emotioneel in de war waren, betekent dat héél veel. E’s vader Hugh Everett III was een contactgestoord quantum fysicus, zijn moeder alcoholiste. Zijn zus worstelde met depressies, tot ze de moed opgaf en zelfmoord pleegde. Vader Everett was al gestorven toen E 19 was, dus toen zijn moeder drie jaar geleden haar strijd tegen longkanker verloor, stond hij plots alleen op de wereld. Door de klappen die het leven hem gaf, had hij dezelfde weg kunnen opgaan als zijn zus, maar de muziek was zijn redding.

In vergelijking met de drie vorige Eels-albums is het nieuwe Souljacker een pak minder persoonlijk. De titel slaat op een Amerikaanse seriemoordenaar uit de jaren ’90 die niet enkel zijn slachtoffers doodde, maar er ook prat op ging hun ziel te stelen. Het zette E aan het denken _ hebben mensen tegenwoordig nog wel een ziel? _ en een rockplaat met scherpe randjes is het resultaat. De songschrijver vormde deze keer een team met John Parish, bekend als producer, gitarist bij PJ Harvey en soundtrack-leverancier van de Belgische film Rosie. De twee leerden elkaar kennen tijdens opnamen van het Britse popprogramma Top Of The Pops, waar Eels ooit voor een hilarisch moment zorgde door met speelgoedinstrumenten hun doorbraaksingle Novocaine For The Soul te playbacken. Een gemeenschappelijke liefde voor verminkte geluiden leidde tot een vruchtbare samenwerking.

Het heeft me eerlijk gezegd verrast dat ‘Souljacker’ zo fel en rauw rockt. Wat je op de voorbije tournee met The Eels Orchestra 2000 bracht, was niet bepaald een rockshow.

E: Dat moet net de aantrekkingskracht van onze optredens zijn: als je een show gemist hebt, heb je pech want ik ga hem niet nog een keer herhalen. Dat exclusieve is net het mooie.

Toen ik dat optreden zag, dacht ik even: hij is uitgekeken op de gitaren.

E: Dat was ook zo. Nadien raakten John Parish en ik aan de praat. We vroegen ons af wat er nog deugde aan de rockgitaar. Niet veel, was onze conclusie. Maar het potentieel dat er nog in zit, wilden we op deze nieuwe plaat gebruiken.

Wat precies deugt er nog aan?

E: Dat is moeilijk te omschrijven. Luister naar het album, zou ik zeggen. Er woorden voor bedenken, is de job van de journalist. (lacht)

Er staan vervormde gitaren op, maar ook heel veel samples.

E: Sommige klanken lijken een gitaar, maar zijn het niet. Je kan onmogelijk achterhalen welke instrumenten we zoal gebruikt hebben, omdat we zo hard met de geluiden hebben gerotzooid. Misschien denk je ergens een luide gitaar te horen, terwijl het eigenlijk een fluit is waarvan we de klank totaal hebben opgeblazen.

Klopt het dat The Eels Orchestra 2000 Tour _ met de fantastische zangeres en multi-instrumentaliste Lisa Germano en een stomende blazerssectie in de groep _ de eerste tournee was waar je écht van genoten hebt?

E: Ik had al eerder van tournees genoten, maar die was wel de meest aangename tot nog toe. Al denk ik dat ik me met de huidige groep nóg beter ga kunnen amuseren. Ik popel van ongeduld om te kunnen spelen.

John Parish is blijkbaar in trek bij Amerikaanse bands. Voor hij met Eels in zee ging, klopten ook al Giant Sand en Sparklehorse bij hem aan.

E: Wat ik met hem doe, is totaal anders dan waar die groepen mee bezig zijn. Giant Sand en Sparklehorse vragen John omwille van zijn kwaliteiten in het maken van atmosferische muziek, terwijl ik vooral in zijn dynamische kant geïnteresseerd ben. Op dat facet van John wordt volgens mij te weinig een beroep gedaan.

Is het zijn frisse aanpak die je aanspreekt?

E: Wat we gemeen hebben, is een liefde voor vreemde geluiden. Geluiden die de mensen van hun stoel doen opstaan om te kijken wat er aan de hand is met hun stereo-installatie.

(lacht)

Het idee voor ‘Souljacker Part 2’ kreeg je op een meditatie-retraite. Hoe was je daar verzeild geraakt?

E: Ik voelde me heel ontredderd op dat moment. Mijn vriendin Susan, van het nummer Susan’s House, had zo’n retraite gedaan. Toen ze erover vertelde, leek het me aangewezen om ook zoiets te proberen. Het was een interessante uitdaging om tien dagen lang stil te zitten en te niksen. Zo lang niet lezen, schrijven of praten, leek me de moeilijkste opdracht die je kon bedenken en dat was het ook. Ik wilde zo graag zien wat er diep onder de oppervlakte lag en ontdekken wat belangrijk was. Het was een leerrijke ervaring. Maar wel zo hard dat ik niet weet of ik het nog een keer zou kunnen.

Wat gaat er in je om als je tien dagen lang met je vingers moet draaien?

E: Je wordt gek. De eerste drie, vier dagen loop je de muren op omdat je alleen bent met je gedachten. Je zit daar maar te zitten, in een poging om te mediteren. Je hoofd blijft maar tollen. Uiteindelijk vond ik toch mijn rust. Ik kreeg connectie met mijn geest. Ik kwam uit die retraite met een goed en gezond gevoel, voelde me heel sterk. Nu ik erover denk, weet ik het zeker: ik zou het nog een keer moeten doen.

Je hebt daar dus je ziel gevonden.

E: Zo is het.

In ‘Souljacker Part 1’ vertel je over lege, nihilistische mensen. Mensen die hun ziel verloren hebben. Zie je dat soort mensen tegenwoordig zo vaak rondom je?

E: Niemand ontsnapt aan die spirituele leegte, vrees ik. Er is in deze tijden gewoon té veel afleiding. Er drijft zoveel aan de oppervlakte dat je niet meer ziet wat eronder schuilt. De uiterlijkheden zijn het belangrijkste in het leven geworden. Op innerlijk vlak zijn we allemaal iets kwijt gespeeld.

Wil dat zeggen dat we met z’n allen op retraite moeten?

E: Ik kan zo’n retraite alleen maar aanbevelen. De enige andere manier om iedereen aan het mediteren te krijgen, is een plaat vol stilte opnemen en die dan fel hypen. (lacht)

Je bent een heel productief artiest. Als de platenfirma je niet had tegengehouden, zou je al veel meer cd’s hebben uitgebracht. Ben je een workaholic?

E: Ik pleit schuldig.

Moet je constant bezig zijn om je goed te voelen?

E: Jammer genoeg wel. Dat is iets waar ik nog altijd mee worstel. Ik wil al jaren eens vakantie nemen, maar het komt er nooit van. Als ik al een rustpauze inlas, komt het er telkens op neer dat ik opnieuw aan een album begin te werken. De dag na de vorige tournee was ik alweer songs aan het schrijven. Ik ben niet meer gestopt sindsdien, zodat ik nu genoeg materiaal heb voor drie platen.

Je bent intussen getrouwd. Kan je daardoor die songschrijverij nu niet makkelijker opzij schuiven?

E: Raar, ik ben nu zelfs productiever dan ooit. Ik schrijf wél niet uit escapisme. Trouwen was het beste dat me kon overkomen. Ik kan me beter ontspannen dan vroeger. Dat ik me nu lekker in mijn vel voel, stimuleert enkel mijn creativiteit.

‘World Of Shit’ is in feite the story of your life. Je zingt: ‘daddy was a troubled genius, mommy was a real good egg.’

E: Mijn vader was een natuurwetenschapper. Hij was daadwerkelijk een gekweld genie, beter kan ik hem echt niet samenvatten. Vader was heel terughoudend, leefde in zijn eigen wereldje. Het was bijzonder moeilijk om contact met hem te krijgen. Maar ik geloof dat hij het goed meende en op professioneel gebied zeker zijn verdienste heeft gehad. Mijn moeder was au fond ook een goed mens. Ik ben een product van mijn ouders, een mix van de twee. Ze zitten allebei in mij. Je denkt als adolescent dat je niet zoals je ouders zal worden, maar op een dag kijk je in de spiegel en zie je de waarheid.

De rusteloosheid heb je dus van je vader?

E: Ja, maar ook van mijn moeder. Zij was ook, op haar eigen manier, een vat vol onrust. Genetisch gezien kon ik aan die rusteloosheid dus absoluut niet ontsnappen.

Was ‘Electro-Shock Blues’ de plaat die jouw leven heeft gered?

E: Ongetwijfeld. Als ik dat album toen niet had kunnen maken, was ik waarschijnlijk rijp geweest voor het gesticht. Muziek maken was op dat moment het enige dat me kon opwinden. Als ik terugblik, moet ik vaststellen dat het de meest eenzame, droevige en hatelijke periode in mijn leven was. Toch heb ik in zekere zin heimwee naar de manier waarop ik toen met muziek bezig was. Het was een vreemde combinatie: op persoonlijk vlak was het een puinhoop, op creatief vlak beleefde ik een hoogtepunt. Schrijven over die ellende was een middel om met de beenharde realiteit om te gaan. Ik koester Electro-Shock Blues heel erg. Het is trouwens ook het favoriete album van John Parish.

Ondervind je soms problemen om de meest persoonlijke songs live te zingen?

E: Soms is het knap lastig, ja. World Of Shit heb ik nog maar één keer live kunnen brengen. Zelfs tijdens de repetities vond ik het hinderlijk om die liefdesliedjes te zingen. Ik heb in het verleden altijd beweerd dat ik Elizabeth On The Bathroom Floor (over de zelfmoord van zijn zus, pvd) nooit live zou vertolken. En kijk, toen we de huidige tournee voorbereidden, maakte ik plots een draai. Ik zei tegen de guys: dat nummer moéten we nu brengen. Zo zie je maar: zeg nooit nooit.

Ik vond de live-versie van ‘Novocaine For The Soul’ van vorig jaar, met die ‘2001: A Space Odyssey’-intro, heel geslaagd. Ik neem aan dat je zo’n platgespeelde klassieker moét heruitvinden om hem niet beu te raken.

E: Zelfs nadat we het elk jaar opnieuw binnenstebuiten hadden gedraaid, was het onvermijdelijk dat ik het moe werd. Ik neem me voor om dat nummer een tijdlang niet meer te spelen. Door songs in een nieuw kleedje te stoppen, scherp je de honger aan. Het is verbazingwekkend hoeveel zin ik nu heb om bepaalde oude nummers weer te gaan zingen.

Welke Eels-song zal het langst blijven hangen, denk je?

E: It’s A Motherfucker zou wel eens héél lang kunnen meegaan. Dat is een song die Whitney Houston zou kunnen coveren, als dat woord motherfucker er niet in stond welteverstaan. Dat nummer had echt het potentieel om een grote hit te worden als ik er door mijn eigen stommiteit niet obstructie op had gepleegd.

Wat me aantrekt in de platen van Eels is dat ze donker en tegelijk hoopvol zijn.

E: Het leven is niet één en al rottigheid. Tenzij je in de gevangenis zit. Maar je kan het ook bezwaarlijk allemaal rozengeur en maneschijn noemen.

Je werd niettemin dikwijls een treurwilg genoemd. Je kreeg koosnaampjes als ‘The American Morrissey’ en ’the godfather to all the babyfreaks with broken hearts’. Voel je je regelmatig misbegrepen?

E: Sommige mensen zien de ironie niet. Ook het omgekeerde gebeurt: dat bepaalde mensen álles wat ik zeg als ironisch beschouwen. Hoe vaak moet ik niet horen: dat meen je niet, dat moet een grap zijn.

Ik las ergens dat je een project met R.E.M.-gitarist Peter Buck in de pijplijn hebt zitten.

E: We hebben samen wat songs geschreven. Het zou mooi zijn als we, zoals ik nu met John Parish heb gedaan, een volledig album kunnen afwerken. We hebben momenteel al materiaal voor een halve plaat. Er zit veel energie in die nummers.

Ik neem aan dat Peter Buck een heel andere persoonlijkheid is dan John Parish. Ik kan me niet inbeelden dat hij zoveel plezier vindt in het knoeien met geluiden.

E: Dat is zo. Ik denk dat weinigen zo geobsedeerd zijn door het manipuleren van geluiden als John en ik. Op dat domein is John met niemand te vergelijken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content