NINA SIMONE

© GETTY

Ze noemden haar de hogepriesteres van de soul, want ze was koppig, autoritair en een moeilijke, soms hooghartige tante. Werd gezegd. Op 21 februari zou ze tachtig geworden zijn, ware het niet dat borstkanker tien jaar geleden een einde maakte aan het leven van Nina Simone. Daarmee viel ook het doek over een van de meest grillige, door vele pieken en dalen getekende muziekcarrières ooit.

HET BEGIN

Voorjaar 1957, Philadelphia. Op de veranda van Nina Simone biedt zich ene Sid Nathan aan, eigenaar van Bethlehem Records, een platenlabel uit New York. Nathan is speciaal naar Philly gereisd om Simone het hof te maken. Onder zijn arm een lijst met speciaal voor haar geselecteerde songs en namen van enkele muzikanten. De 24-jarige Simone, die de eindjes aan elkaar knoopt als muzieklerares en nachtclubzangeres, wijst de man, zijn label en zijn platencontract de deur. Daar, op die veranda, eindigt bijna, nog voor ze goed en wel begonnen is, de carrière van Nina Simone.

Waar Nathan niet op gerekend heeft, is dit: Simone leeft dan wel van de muziek, een bekendheid worden staat niet op haar verlanglijstje. Popmuziek – of toch de versie die ze improviseert in de groezelige nachtclubs van Philadelphia en Atlantic City – is een uit de hand gelopen vakantiejob, een zijspoor op weg naar de grote droom, haar enige ambitie: de eerste, zwarte concertpianiste worden. Daar heeft ze zichzelf de voorbije twintig jaar voor klaargestoomd, van toen ze nog een klein meisje was. Simone heet dan nog Eunice Kathleen Waymon, en ze is twee en een half wanneer ze voor het eerst, op het gehoor, de favoriete hymnes van haar moeder begint na te spelen op de huispiano. Op zesjarige leeftijd neemt ze wekelijks plaats achter het kerkorgel in Tryon, haar geboortedorp, en krijgt ze, met hulp van een plaatselijke mecenas, haar eerste privélessen piano. De kerk geeft haar aangeboren gevoel voor ritme vorm, maar het is Johann Sebastian Bach die de jonge Eunice doet besluiten haar leven te wijden aan de muziek. ‘Eenmaal ik Bach begreep, wilde ik niks anders zijn dan een concertpianiste’, schrijft ze in haar autobiografie I Put a Spell on You.

Het zal er nooit van komen, want Sid Nathan keert op zijn stappen terug. De platenbons gaat akkoord met Simones voorwaarden: ze selecteert zelf de songs en de muzikanten waarmee ze haar debuutplaat vult, anders geen deal. Die wordt uiteindelijk bezegeld met een handdruk en een veertien uur durende sessie de dag nadien. De nummers die op band komen te staan, zijn dezelfde die Simone speelt wanneer ze lange shiften (minstens negen uur) draait in de bars en dinerclubs waar Nathan haar via via heeft ontdekt: musicalsongs, traditionals en kinderliedjes, gecombineerd en aangelengd met geïmproviseerde passages, beïnvloed door jazz en klassiek. Aan het eind van de sessie schudt ze, om de producer te plezieren, snel een uptempo-niemendalletje uit haar mouw, dat ze kent via Frank Sinatra, haar favoriete zanger. De titel is My Baby Just Cares for Me.

Little Girl Blue, zo heet het Nina Simone-debuut, verschijnt midden 1958 en breekt niet bepaald potten. Tot lokale radiodeejays in Philadelphia haar versie van I Loves You, Porgy (uit de musical Porgy and Bess) oppikken en de song langzaam uitgroeit tot een nationale hit. De bal is aan het rollen, en zal de komende decennia een flipperkasttraject afleggen tussen verschillende continenten, platenlabels en muziekstijlen.

HET SUCCES

Tussen 1958 en 1964 neemt Nina Simone zomaar eventjes dertien albums op, waarvan zeven live-elpees. Ze werkt niet met grote producers en arrangeert al haar songs zelf. Alle grote, prestigieuze zalen en tv-studio’s zwaaien hun deuren open voor de nieuwste sensatie in muziekland: de Blue Note, Carnegie Hall en de Village Vanguard ontvangen haar met open armen, net als The Ed Sullivan Show, het Newport Festival, de Copacabana, de Village Gate, het Apollo Theater en vele andere, gerenommeerde muziektempels. In 1961 trouwt ze met Andy Stroud, een ex-flik die meteen ook haar zakelijke belangen behartigt. Een jaar later ziet hun dochter Lisa Celeste het levenslicht, en het lijkt het koppel voor de wind te gaan. Haar grote droom, om concertpianiste te worden, bergt ze gaandeweg op, maar in ruil groeit ze – zonder het te weten – uit tot een spreekbuis van een generatie Afro-Amerikanen.

Want evenredig met het succes van Simone groeit ook het zwarte verzet tegen discriminatie. De burgerrechtenbeweging raakt in een stroomversnelling onder leiding van Dr. Martin Luther King, en ook Nina is daar niet immuun voor. In 1963 schrijft ze haar eerste protestsong, de maagstomp Mississippi Goddam, een reactie op de moord op de zwarte activist Medgar Evers in Mississippi en de aanslag op een kerk in Alabama, waarbij vier zwarte kinderen om het leven komen.

De kiem van haar bewustwording als zwarte vrouw in een door blanke discriminatie overheerste maatschappij is er veel vroeger gekomen, in 1950. Simone, die via een beurs één jaar aan de Juilliard School of Music heeft gestudeerd, mag op auditie voor het gerenommeerde Curtis Institute. Ze wordt geweigerd. Niet goed genoeg, al spreekt de geruchtenmolen dat tegen. Simone zou geweigerd zijn vanwege haar huidskleur. De vernedering is zo groot dat Nina de muziek vaarwel wil zeggen. Maar muzikaal bloed kruipt waar het niet gaan kan, en jaren later, in 1969, haalt Simone haar gram, met Young, Gifted & Black. De song, vooral bekend in de versie van Aretha Franklin, was bedoeld als in memoriam voor Lorraine Hansberry, de toneelschrijfster die Nina begin jaren zestig een politiek geweten schopt en haar de taal van de revolutie leert spreken, maar groeit gaandeweg uit tot het lijflied van de zwarte burgerrechtenbeweging. Net wanneer die op haar hoogtepunt lijkt te komen volgt de ene zware klap op de andere. In 1965 wordt Malcolm X neergekogeld, drie jaar later gebeurt hetzelfde met Dr. King en Robert Kennedy. Het momentum waar Simone aan heeft bijgedragen met songs als Backlash Blues, I Wish I Knew How It Would Feel to Be Free en Four Women lijkt voorbij. De oorlog in Vietnam gaat met alle aandacht lopen, en de voortrekkers van de zwarte revolutie zijn intussen vermoord, gevangengezet of in ballingschap.

Voor een zwarte, vrouwelijke activiste als Simone, die haar podium als spreekgestoelte gebruikt, breken bittere tijden aan.

DE JUNGLEJAREN

Vrijwillige ballingschap, dat is waar de komende jaren voor Simone op lijken. In 1971 scheidt ze van haar Andy Stroud en verhuist ze naar Barbados, op de vlucht voor haar vaderland en alle onrechtvaardigheden en bitterheden die eraan vasthangen. Het is het begin van een nomadenbestaan, een onrustig heen en weer tussen Amerika en verschillende landen in Afrika en Europa, waar een kleine maar vastberaden fanbasis haar carrière levend houdt.

In Barbados heeft Nina een veelbesproken affaire met de eerste minister Errol Barrow. Intussen heeft thuis de IRS, de Amerikaanse belastingdienst, haar in het vizier gekregen. Via New York komt ze, met het gerecht op haar hielen, in 1974, samen met zangeres en hartsvriendin Miriam Makeba, in Liberia terecht en twee jaar later gaat het richting Zwitserland, waar dochter Lisa op kostschool gaat. De albumteller vertraagt maar staat intussen op 33, goed voor minstens één album per jaar. In 1977 ontvangt Nina een eredoctoraat van de University of Massachusetts in Amherst. Vanaf dan wil ze ook aangesproken worden met de titel doctor.

In 1982 gaat het via omzwervingen in onder meer Israël naar Parijs, een stad die de diva altijd op handen heeft gedragen. Simone betrekt er een appartementje en is veroordeeld tot optredens in kleine clubs, tot ze in 1983 de legendarische Olympia uitverkoopt. Maar haar nomadentocht is niet ten einde: via Londen en Trinidad komt ze uiteindelijk eind jaren tachtig in Nijmegen terecht, de start van een korte maar innige relatie met de Lage Landen.

Het is via fotograaf Gerrit de Bruin dat Nina in Nederland belandt, en het is via De Bruin dat Nina de Belg Roger Nupie leert kennen. Beide mannen werpen zich de komende jaren op als beschermheer annex persoonlijke assistent van Simone. In steden als Amsterdam en Antwerpen komt het sociale leven van de vereenzaamde Nina weer op gang, en in 1987 krijgt haar carrière zelfs een nieuwe boost, wanneer het parfummerk Chanel My Baby Just Cares for Me– ‘one of the slightest songs I ever recorded’, staat in haar biografie – gebruikt in een commercial. Een nieuw, jong publiek herontdekt de diva, die na een deal met de IRS nu ook weer vrijelijk kan toeren in Amerika, waarmee ze nog steeds een haat-liefdeverhouding heeft. In 1992 verhuist Simone dan ook naar Zuid-Frankrijk, de Provence. Ondertussen regent het onderscheidingen, lifetime achievement awards, en re-issues, in 1994 komt de single Feeling Good (origineel uit het album I Put a Spell on You, 1965) binnen in de Britse top 40. Het jaar nadien haalt ze het nieuws nadat ze twee luidruchtige buurjongens in Frankrijk onder vuur heeft genomen met een lading hagel. Er hangt haar een voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd en Simone neemt haar intrek in een psychiatrische kliniek in LA. In 1998 is ze nog een van de eregasten op de tachtigste verjaardag van Mandela, maar het gaat snel bergaf met de gezondheid van de diva, bij wie borstkanker wordt vastgesteld. In 2003, inmiddels terug in Frankrijk, overlijdt ze, exact twee maanden na haar zeventigste verjaardag, in haar slaap. Twee dagen eerder had het Curtis Institute, de muziekschool die Nina ooit weigerde vanwege haar huidskleur, haar nog de titel Honorary Doctor in Music and Humanities gegeven.

DE NALATENSCHAP

Is het nu soul, jazz, folk of blues? Dat is de hamvraag in verband met Nina Simone. Haar vroegste fans rekruteert ze uit de beatnikbeweging, maar ook de folkies uit de scene rond Joan Baez en de jonge Bob Dylan kunnen haar smaken, en met haar achtergrond in klassiek spreekt ze dan weer de gecultiveerde high society aan.

Zelf heeft Nina een afkeer van het woord jazz: ‘Uitgevonden door blanke mensen om zwarte mensen te identificeren – ‘it was a racist thing: if she’s black she must be a jazz singer’, concludeert ze. Simone eet van bij het begin van verschillende walletjes en dat maakt haar uniek, haar muziek is even wispelturig, dwars en onconventioneel als haar karakter. Nina speelt gospel op jazzfestivals, improviseert jazz in bluesclubs en zingt popliedjes wanneer ze wordt aangekondigd als folkzangeres. ‘Zwarte klassieke muziek’, is een van de termen die ze zelf prefereert wanneer haar gevraagd wordt naar haar stijl. Tijdloos is haar muziek, verdeeld over meer dan veertig albums, in elk geval, en ook vandaag doet haar invloed zich gelden.

Zo laat Antony Hegarty van Antony & The Johnsons, regelmatig versleten voor het hedendaagse antwoord op Simone, geen kans onbenut om zijn idool te bewieroken: ‘Haar intuïtieve gevoel, zowel qua zang als op de piano, is onevenaarbaar’, zegt hij op Pitchfork. En in The Guardian: ‘Ze staat voor de meest dappere relatie die een artiest kan proberen te hebben met de maatschappij: er rechtstreeks mee in contact treden, en uit volle borst uitschreeuwen wat wel en niet rechtvaardig is.’

Hegarty covert regelmatig songs van Nina Simone in zijn livesets, net zoals Jeff Buckley – voor hij zijn eigen Mississippi Goddam beleefde – deed met Lilac Wine, The Other Woman en Be My Husband. Ook Nick Cave aanbidt de hogepriesteres. Hij nodigt Simone uit op het door hem gecureerde Meltdown Festival in 1999. Een duet komt er niet van, omdat Cave – en laat die gedachte gerust even inwerken – te geïntimideerd is om het te vragen. ‘Hij stond erbij als een bange schooljongen’, zegt getuige Roger Nupie. En dan is er nog Alicia Keys, als pianospelende, klassiek opgeleide soulzangeres een van de artistieke erven van Nina Simone: ‘Ze heeft me geleerd dat niet iedere noot perfect hoeft te zitten’, heeft ze zich ooit laten ontvallen. Soms komt de hulde uit onverwachte hoek, of wat te denken van Muse, die in 2001 op hun tweede album Origin of Symmetry Simones versie van Feeling Good (oorspronkelijk een musicalsong) naar hun hand zetten.

Zelf covert Simone geen songs, ze slokt ze op met huid en haar, om ze volledig herkauwd weer uit te spuwen. Het resultaat overstijgt vaak het origineel, zoals bijvoorbeeld Ain’t Got No / I Got Life, een medley van twee songs uit de hippiemusical Hair die in 1968 goed was voor een toptienhit in Engeland. Simone heeft haar tanden gezet in composities van Duke Ellington en Billie Holiday, maar kijkt evengoed naar de blanke popparade als inspiratiebron. Zo heeft ze onder meer The Beatles (Here Comes the Sun) gecoverd, The Bee Gees (To Love Somebody), Bob Dylan (Just like a Woman, I Shall Be Released), Randy Newman (Baltimore), Leonard Cohen (Suzanne) en Jacques Brel (Ne me quitte pas). De song Wild Is the Wind, voor het eerst gezongen door Johnny Mathis, plukt Nina uit de gelijknamige film uit 1957. Het is haar versie die David Bowie inspireert om in 1976 zijn album Station to Station ermee af te sluiten. Ook John Lennon was een fan, en bekende dat hij voor Michelle van The Beatles de mosterd ging halen bij Nina’s versie van I Put a Spell on You, origineel van Screamin’ Jay Hawkins.

‘Inferieur’ en ‘puur amusement’, zo heeft Simone zelf haar bekendste songs omschreven. Tot op het eind van haar leven zal ze zich beklagen dat ze met de klassieke muziek haar roeping heeft gemist. ‘It still haunts me. Als ik’s nachts alleen ben, wens ik nog steeds dat ik een klassieke pianist was’, zegt ze in de autobiografische documentaire The Legend. Het vergt weinig giswerk om te denken wat Nina gevonden zou hebben van de zogenaamde talentenjachten die het kleine scherm tegenwoordig teisteren. Toch is het jammer dat ze geen getuige was van de twaalfjarige Carly Rose Sonenclar, die vorig jaar de harten van het Amerikaanse publiek stal met haar versie van Feeling Good, tijdens haar auditie voor The X Factor. Want zo weet zelfs de Britney Spears-generatie weer wie Nina Simone is.

DOOR JONAS BOEL

SIMONE WORDT NIET TOEGELATEN AAN DE PRESTIGIEUZE MUZIEKOPLEIDING VAN HET CURTIS INSTITUTE. VANWEGE HAAR HUIDSKLEUR, ZO WILLEN DE GERUCHTEN.

VIA LONDEN EN TRINIDAD KOMT SIMONE EIND JAREN TACHTIG IN NIJMEGEN TERECHT. IN STEDEN ALS AMSTERDAM EN ANTWERPEN KOMT HAAR SOCIALE LEVEN WEER OP GANG.

NINA SIMONE HAAT HET WOORD JAZZ. ‘IT WAS A RACIST THING’: ALS ZE ZWART IS, MOET ZE WEL EEN JAZZZANGERES ZIJN.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content