Wat is popmuziek? Alle muziek die het publiek lust en koopt, volgens Bob Stanley. De muziekjournalist die popmuzikant werd en opnieuw muziekjournalist vertelt in Yeah Yeah Yeah – The Story of Modern Pop aan de hand van de hitlijsten het verhaal van de moderne, Angelsaksische pop. Van Rock around the Clock tot Crazy in Love, van revolutie tot devaluatie. ‘Sinds eind jaren tachtig is er niets vernieuwends meer aangevangen met een gitaar.’

The Chalet in de chique Londense buurt Mayfair is exact zoals het klinkt: een klein, uit houten wanden, tafels en stoelen opgetrokken donker hok waar drie Italiaanse dames met grote mokken straffe thee en borden vet Engels ontbijt jongleren. Terwijl de Pickwick staat te trekken, stroomt I Only Want to Be with You uit de boxen, het singledebuut van Dusty Springfield uit 1963. Ze bracht het nummer in de allereerste uitzending van de Britse hitparadeshow Top of the Pops, negentien jaar later was het een bescheiden succesje voor The Tourists (met een jonge Annie Lennox) en nog eens tien jaar later scoorde Samantha Fox met haar versie, in een productie van succestrio Stock, Aitken & Waterman, er een nummer-éénhit mee in Vlaanderen.

Met dergelijke info is Yeah Yeah Yeah – een turf van 737 bladzijden -rijkelijk gestoffeerd. Het boek is een chronologische gids doorheen de geschiedenis van de popmuziek, geen droge encyclopedie van Abba tot Zappa, maar een verhaal van vijf decennia muziekevolutie in alle breedte en vooral lengte, want gelinkt aan de hitlijsten. Grondig onderbouwd, gepassioneerd en leerrijk, vol anekdotes, weetjes en gevatte beschrijvingen van grote en minder grote helden, zoals onder meer de jonge Bob Dylan (‘he pioneered sunglasses after dark’), meisjesmagneet David Cassidy (‘a smooth article – 5 minutes with him and a girl had a past’) en Bruce Springsteen (‘Springsteen is voor Amerikaanse rock wat Bowie was voor de moderne pop. Nebraska is zijn Berlijn’). Dat het eerste succes van Phil Spector, To Know Him Is to Love Him, gebaseerd is op het grafschrift van zijn vader, dat Being Boiled van The Human League de laatste woorden van een terdoodveroordeelde bevat, vlak voor de elektrische stoel in werking trad, en waarom More Than a Feeling van Boston zijn tijd ver vooruit was, u komt het allemaal te weten.

Stanley is behalve fan en vinyljunk ook ervaringsdeskundige: met het indiepoptrio Saint Etienne stond hij op de cover van vele muziekbladen en hun singles prijkten in de Britse top twintig. Hun debuutalbum Fox Base Alpha uit 1991 – met de heerlijke Neil Young-cover Only Love Can Break Your Heart – mag zelf een Britse klassieker genoemd worden. Zijn eerste stapjes in de wereld van de popmuziek zette hij echter als journalist.

De gewaagde sprong van poprecensent naar popmuzikant, net als Chrissie Hynde van The Pretenders en Neil Tennant van Pet Shop Boys.

BOB STANLEY: Geen slecht gezelschap, toch? Al hebben zij de sprong wel met iets meer succes dan ik gemaakt, natuurlijk.

Dit is je eerste boek en meteen een ambitieuze onderneming. Was het verhaal van de moderne popmuziek nog niet grondig verteld volgens jou?

STANLEY: Ik miste een boek als Yeah Yeah Yeah, ja. Je kunt hele rekken vullen met boeken over allerlei specifieke genres – van ska tot postpunk – maar een boek dat het hele spectrum van de moderne popmuziek in kaart tracht te brengen bestond nog niet. Ik zeg tracht, want het is natuurlijk onmogelijk om werkelijk álles en iedereen die op een of andere manier belangrijk was en is chronologisch aan bod te laten komen, maar ik heb toch een verdomd goede poging gedaan. (lacht)

Voor alle duidelijkheid: je vat popmuziek niet op als een genre.

STANLEY: Neen. Popmuziek, dat kan r&b zijn, country, new wave, rock, electro en hiphop. Wie muziek maakt en die via singles, albums, optredens en interviews aan de man tracht te brengen doet aan popmuziek, zo simpel is het. Wie in zijn vrije tijd a capella folkliedjes in een kroeg staat te zingen, doet niet aan popmuziek. Pop wil populair zijn, een publiek bereiken, en of het een publiek bereikt, weten we dankzij de hitlijsten. Dat is de grootste barometer van de moderne pop. In Engeland verscheen de eerste officiële hitlijst in 1952, hetzelfde jaar waarin de vinylsingle en de draagbare platenspeler geboren zijn, en het jaar waarin het eerste nummer verscheen van NME, het eerste muziekblad dat geschreven is voor fans, niet voor muzikanten.

De grote doorbraak van de popmuziek volgde wel pas twee jaar later.

STANLEY: Met de release van Bill Haleys Rock around the Clock in 1954 werd het een fenomeen, en kreeg pop zijn jonge imago. Je zou kunnen zeggen dat pop toen hip werd. Rock-‘n-roll was nieuw, opwindend en vooruitstrevend, alles wat popmuziek hoort te zijn.

Is Bill Haley dan ook het eerste popidool, de eerste popster?

STANLEY: Ik vind van niet. Haley was de dertig al voorbij toen hij Rock around the Clock uitbracht, jongeren dweepten met zijn muziek, niet met zijn persoon. Hij was eerder een soort vaderfiguur. Het is een goede vraag, want zangers en zangeressen werden voor de start van de hitlijsten natuurlijk wel al bewonderd en aanbeden – denk maar aan Frank Sinatra in de jaren veertig, Vera Lynn of de immens populaire tenor Mario Lanza – maar zij stammen uit het prepoptijdperk. Ik denk dat Elvis Presley het eerste grote popidool was, de eerste, internationale superster. Elvis sprak rechtstreeks tot zijn leeftijdsgenoten, hij was zelf nog een late tiener toen hij begon, en het waren de tieners die zijn platen kochten. Elvis heeft eigenlijk de eerste generatiekloof gecreëerd. Zijn impact is tegenwoordig nog maar moeilijk te vatten, net als de revolutie die rock-‘n-roll veroorzaakt heeft. Daarom zijn de hitlijsten zo belangrijk: pas als je ziet welke brave, onschuldige zielen in de popcharts onder en boven een freak als Little Richard stonden, dringt door wat voor een bom het geweest moet zijn. Pure anarchie was het, en niks was erna nog hetzelfde. Ik vergelijk het graag met de opkomst van de rave begin jaren negentig in Engeland, toen Shut Up and Dance en The Prodigy plots in de top vijf stonden, naast pakweg Wet Wet Wet. (lacht)

STANLEY: Juist. Mijn favoriete periode in de popmuziek is dan ook die van midden tot eind jaren zestig. Van The Beatles die voor het eerst al hun songs zelf schreven, Dylan die elektrisch ging en Motown tot psychedelica, Led Zeppelin, folkrock en de geboorte van de hardrock. Daartussen zitten dan nog eens ontelbare zijsporen en doodlopende straatjes. Zo’n vruchtbare, invloedrijke periode is er niet meer geweest sindsdien, zonder afbreuk te willen doen aan de betekenis van glamrock, punk, new wave en disco in de jaren zeventig (lacht). Vooral de laatste tien, twaalf jaar is de evolutie van popmuziek enorm vertraagd. Het wordt natuurlijk steeds moeilijker om iets nieuws te verzinnen.

Rockmuziek bijvoorbeeld vind je al lang op een dood spoor zitten.

STANLEY: Sinds eind jaren tachtig, met bands als My Bloody Valentine, is er niets vernieuwends meer aangevangen met een gitaar. Zelfs Nirvana greep grotendeels terug naar het verleden. En met bands als The Libertines of The Strokes is het nog erger gesteld. Ik wil niet als Nick Kent (bekend Brits muziekjournalist, nvdr.) klinken en beweren dat The Smiths de laatste belangrijke gitaargroep waren, maar ik hoor tegenwoordig vooral recyclage. Maar ook dat is pop: zowel vooruitgang als angst voor vooruitgang. In de popmuziek kan conservatisme cool zijn.

Je schrikt niet terug voor een uitdagende uitspraak meer of minder. Zo zie je weinig verschil tussen The Sweet en Led Zeppelin, noem je de Rolling Stones ergens ‘een serieus misbruik van de term rock-‘n-roll’, en ben je van mening dat bijna álle popmuziek gefabriceerd is.

STANLEY:(lacht) Laat me daarbij toch wat context geven. Wat de Stones betreft: ik vond hun muziek in de jaren zestig wel goed, maar als mensen staan ze me tegen. Om fiscale redenen Engeland ontvluchten, in een Frans kasteel je volgende plaat opnemen en die vervolgens Exile on Main Street dopen – alsof ze verbannen waren – dat is botweg geveinsde rebellie. Tussen 1972 en nu is er geen greintje avontuur meer te bekennen in hun muziek, en toch worden ze nog steeds consequent ‘de grootste rock-‘n-rollgroep ter wereld genoemd’. Tegenwoordig zijn de Stones een groot bedrijf als een ander, en hun product is rock-‘n-roll verpakt op een erg banale manier. Over The Sweet kan ik kort zijn: ze hadden écht erg goede riffs en waren een sterke, behoorlijk ruige liveband. Dat ze niet serieus genomen werden omdat ze ‘maar’ een glamrockact waren, vind ik gewoon niet eerlijk, en dat brengt me bij de kwestie van gefabriceerde popmuziek. Elvis, The Beatles of Led Zeppelin, ze werden allemaal tot op zekere hoogte gestuurd door hun manager. Een groep als Cream is even gefabriceerd als The Monkees. In popmuziek is de verpakking namelijk áltijd belangrijk, en alles is imago. Als Nick Cave zijn vrouw in haar blootje op de hoes van zijn nieuwe album zet is het ‘artistiek verantwoord naakt’, want Cave is een dichter en een schrijver. Maar toen The Scorpions een naakte vrouw op hun hoes zetten, kregen ze de wind van voren. Ik zie het verschil nochtans niet. Denk je dat het toeval is dat Nick Cave nooit lacht op foto’s? Hij is evenveel met zijn imago bezig als pakweg Justin Bieber.

Het slot van het boek vind ik nogal verwarrend. Je eindigt bij de opgang van de hedendaagse r&b, eind jaren negentig. Omdat de cirkel daarmee rond is?

STANLEY: Dat is een van de redenen. De traditionele rhythm & blues was een van de basissen van de rock-‘n-roll, die op zijn beurt het startschot was voor de moderne popcultuur. Maar toen in 1993 voor het eerst een Britse nummer-éénhit niet op vinylsingle verkrijgbaar was, was er wat mij betreft een andere cirkel rond. Het begin van het digitale tijdperk luidde het einde van het poptijdperk in zoals het begonnen was. Met de cd heeft de platenindustrie een paard van Troje binnengehaald, met de bekende gevolgen. De charts worden niet langer samengesteld enkel aan de hand van fysieke releases, en met het grotendeels verdwijnen van de fysieke drager, en de investering die daarmee gemoeid was, is de beleving van popmuziek helemaal anders, minder emotioneel. Popmuziek is groter dan ooit, alomtegenwoordig, maar de sociale impact ervan zoals in de eerste vijf decennia is definitief voorbij. Muziek hangt opnieuw in de lucht, zoals voordat Edison zich ermee ging bemoeien. Je hoeft ze er maar uit te plukken, maar keuze is een vreemd ding: wanneer álles voorhanden is, heb je de neiging om minder diep te zoeken. Pas op, ik vind dat er wel degelijk nog interessante muzikale dingen gebeuren, hoor. Ik ben geen oude zak die beweert dat vroeger alles beter was of dat ‘alles al eens gedaan is’. Kanye West bijvoorbeeld is er volgens mij oprecht op uit om te vernieuwen en te verrassen. Ik heb ook al goede dingen gelezen over de nieuwe Beyoncé, die moet ik dringend eens beluisteren.

Als de beleving van de popmuziek minder intens is, is er dan eigenlijk wel een publiek voor een boek als Yeah Yeah Yeah?

STANLEY: Goede vraag. Als tiener zou ik er heel blij mee geweest zijn, maar waarschijnlijk zal het nu vooral gelezen worden door veertigers zoals ik, met een hoofd vol triviale informatie, die nooit echt volwassen geworden zijn. (lacht)

YEAH YEAH YEAH – THE STORY OF MODERN POP

Uit – in het Engels – bij Faber & Faber.

DOOR JONAS BOEL

Bob Stanley ‘POPMUZIEK IS GROTER DAN OOIT, MAAR DE SOCIALE IMPACT VAN DE EERSTE VIJF DECENNIA HEEFT ZE NIET MEER. DAT IS DEFINITIEF VOORBIJ.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content