‘Het leven is een schouwtoneel’, sprak een wijs man ooit, en aan ‘The Player’ te horen heeft Daan dat goed begrepen. Op zoek naar zijn ziel met behulp van zeven citaten. ‘Strikt genomen had ik al een paar keer dood moeten zijn.’

‘Het leven is te belangrijk om serieus genomen te worden.’ Oscar Wilde

‘Grappig: dat had het motto van mijn nieuwe plaat kunnen zijn. En misschien zelfs van mijn hele leven. Toen ik met Axelle Red in Memphis ging opnemen, zei haar bassist: ‘Daan, you’re a player.’ En misschien ben ik dat inderdaad wel: een speler, een hustler, een charlatan en een nar. Ik weet dat ik veel mensen op de zenuwen werk met mijn gebrek aan ernst. Maar ik wil geen tijd verliezen met faux sérieux of zwaarmoedige gedachten. De tijd staat niet echt aan onze zijde in dit leven, dat weet iedereen.’

‘Het ergste wat men me zou kunnen verwijten, is dat mijn muziek saai is. Of zoals een goede vriend sommige gitaargroepen omschrijft: lethargisch. Ik probeer net zoveel mogelijk levensvreugde in mijn muziek te stoppen, en passie, en energie, en spektakel. Soms denk ik dat mijn songs zo over the top zijn omdat ik er de euforie mee wil oproepen die ik voelde als kind. Met ouder worden stompen je zintuigen onvermijdelijk af. Dan kan je dat gevoel alleen nog maar oproepen door compleet over de schreef te gaan.’

‘Als er iets is waar ik me zwaar aan kan ergeren, dan is het kleurloosheid. Ik heb de dingen het liefst van al uitgesproken, dan zijn ze tenminste duidelijk. Iets met mate doen is niet aan mij besteed, dan doe ik het nog liever niet. De wereld is zo al grijs genoeg, niemand die op nog meer grijsheid zit te wachten. Ik wil wit zijn, of zwart, of rood. Om het even welke kleur eigenlijk, zolang ze maar fel en intens is.’

‘Ik ben een droom van een baas om voor te werken. Maar ik durf te wedden dat Mussolini dat ook dacht van zichzelf.’ Morrissey

‘Fantastische quote. En superherkenbaar, want ik vind het al verschrikkelijk vermoeiend om met mezelf te werken. (lacht) Een plaat opnemen is voor mij: ruzie maken met alles en iedereen, en in de eerste plaats met mezelf. Want dat is het nadeel van soloartiest zijn, natuurlijk. Je kunt alleen maar tegen je eigen schenen schoppen, er zijn er gewoon geen andere. Mijn grootste gebrek als ik met anderen samenwerk, is dat ik te beleefd ben, en te schappelijk. Met die instelling geraak je helaas nergens, zeker niet als je goede muziek wilt maken.’

‘Ik ben een grote fan van de films van Louis Chabrol. Zeven-acht personages die heel dicht op elkaars vel zitten, en dan in de meest foute situaties terechtkomen. Héérlijk vind ik dat. In mijn nummers probeer ik volgens hetzelfde procedé te werken. Ik laat mijn akkoorden en mijn instrumenten vechten, en ik probeer dingen te combineren die eigenlijk niet te combineren vallen. Of ik steek er een valse noot tussen, zodat het allemaal begint te wringen en te vloeken. Een van mijn favoriete versregels als kind was er een van Jotie ’t Hooft. ‘Mijn vader was een porgel, Mijn moeder was een porulan, Daar komen vreemde kinderen van.’ Goed dat ik geen chemicus geworden ben, denk ik dan.’

The Player vond ik een heel lastige plaat om te maken, omdat Bridge Burner en Victory zo goed werden onthaald. Ik moet vanuit de oppositie kunnen werken om op scherp te staan, weet ik. Desnoods vanuit mijn eigen oppositie. Niks zo verlammend als in de regering zitten.’

‘There is a crack in everything. That’s how the light gets in.’ Leonard Cohen, ‘Anthem’

‘Ik heb enorm veel sympathie voor kapotte en gehavende dingen, altijd al gehad. Als kind tekende ik een hele periode alleen maar afval – mijn vuilnisbeltenfase. En later begon ik heel neurotisch fietszadels te verzamelen, en lederen schoenen en tweedehandsgitaren. Puur om te kunnen genieten van het patin dat hun slijtage ze gegeven had. Ik kijk ook heel graag naar oude mensen, er is maar weinig dat me zo kan ontroeren als een verweerd gezicht. Rimpels vertellen een verhaal – eigenlijk zou je ze moeten kunnen inkaderen.’

‘Veel mensen hebben schrik van de tijd, ik niet. De tijd maakt alles mooier, want hij geeft de dingen kleur. Onlangs zag ik op straat een Honda Accord uit 1982, een heel erg foute auto destijds. Maar de jaren hadden hem mooi gemaakt, ook omdat hij compleet onder de builen, de blutsen en de roestplekken zat. Met mensen gaat dat net zo, heb ik al gemerkt, en met muziek zeker. Wat eerst ‘fout’ is, wordt mettertijd kitsch en daarna cult. Met een beetje geluk worden mijn nummers dus in 2027 gesampled.’

‘Mijn podium ligt in het verlengde van mijn living.’ Sting

‘Bij mij is dat net omgekeerd. Ik hou mijn podium en mijn living juist angstvallig gescheiden. Ik gebruik er zelfs andere namen voor: Daan voor het podium, Stuyven voor de living. Daan, dat is een karikatuur, een spektakelversie van mezelf. Stuyven is de burgerman die braaf naar de Delhaize gaat, maar waar ik verder niemand mee wil lastigvallen. Je mag een plant niet op haar wortels beoordelen, vind ik. Je moet naar haar bloemen kijken. In alle mensen zit een Daan en een Stuyven, heb ik gemerkt. Maar de meesten hebben schrik om uit de bocht te gaan, dus rekenen ze op mensen als ik om de Daan uit te hangen. Ik begrijp dat mechanisme perfect, maar ik ben toch liever mijn eigen kanonnenvlees.’

‘In de hoes van mijn nieuwe plaat staan negen foto’s van mezelf. En in Mirror zing ik bijna letterlijk: ‘Ik ben verliefd op mijn eigen spiegelbeeld’. Maar ik ben blij dat ik zoveel eigenliefde heb, want ik heb evenveel last van het omgekeerde. Als ik mensen hoor zeggen dat ik een groot ego heb, denk ik altijd: ‘Je zou er beter een voorbeeld aan nemen.’ Echte of valse bescheidenheid, daar is toch niemand ooit beter van geworden? Als iedereen zichzelf wat liever zou zien, zouden we met z’n allen een pak verder staan.’

‘Vrouwen zijn onze ergste vijand, maar ze zijn wel een verrukkelijke vijand.’ Jacques Brel

‘Dat vind ik een hele mooie. Brel zei op het einde van zijn leven ook: ‘Il n’y a qu’une chose que je regrette, et c’est de ne pas avoir compris les femmes.’ Ik heb me lang geleden voorgenomen om beter te doen, om vrouwen wél te doorgronden. Maar ik heb nog een lange weg te gaan. Ik ben nog altijd niet veel verder geraakt dan: ‘Vrouwen zijn vrouwen.’ Ik val op heel mannelijke vrouwen: des garces, zoals ze zeggen in het Frans. Bij wijze van compromis, wellicht. Alleen als ze goed genoeg op mannen lijken, wil ik een effort doen om ze te snappen.

‘Mijn eerste liedje ging over de liefde. Kaarslicht heette het, en mijn buurjongen stuurde de tekst meteen naar SABAM. (zingt) ‘We zoenden veel bij kaarslicht / We zoenden dag en nacht / Maar neonlicht, dat was het licht / dat mij jouw liefde bracht.’ Kort daarna schreef ik mijn eerste Engelstalige song: Your Love Is Not Enough. Toch wel straf: ik was een puber van dertien, ik had nog nooit een lief gehad, en toch vond ik het al niet genoeg. Maar blijkbaar voelde ik de bui op de een of andere manier al hangen. Na Berchem van Dead Man Ray ben ik gestopt met over de liefde te zingen, en ik denk niet dat ik snel zal hervallen. Het wordt te donker als ik daarover begin. Niks is zo vernietigend voor mijn zelfvertrouwen als vrouwen.’

‘Tussen haakjes: ik ben nooit een onvoorwaardelijke Brel-fan geweest. Die heftige emoties, dat ging me soms toch wat te ver. Zeker met die expressieve mimiek erbij, en dat getormenteerde gezicht. Ik heb net de omgekeerde reflex, al is die waarschijnlijk even ergerlijk. Als het te gevoelig wordt, gooi ik er een grap tegenaan om alles kapot te relativeren.’

‘If you follow every dream, you might get lost.’ Neil Young, ‘The Painter’

‘Rond mijn zestiende maakte ik een lijstje van vijfentwintig dingen die ik absoluut wou doen in mijn leven. Reclameaffiches ontwerpen, boeken illustreren, platen maken, vader worden… En onlangs besefte ik: ‘Tiens, drie vierde van die dromen heb ik al waargemaakt.’ De kunst is om realistisch te dromen, denk ik. Geen dingen na te streven die sowieso onhaalbaar zijn. Zoals Sinéad O’Connor zingt: ‘I do not want what I have not got.’ Misschien is dat wel arrogant: vijfentwintig dromen najagen. Maar jammer genoeg heb ik het geduld niet om me lange tijd op hetzelfde te concentreren.’

‘Soms vind ik dat wel een vreemde gedachte: dat ik geen diploma heb voor wat ik doe, of geen attest dat ik er geschikt voor ben. Zelfs bij mijn slager hangt een getuigschrift dat hij fatsoenlijk een koe in stukken kan hakken. Hoewel. Misschien is het maar beter dat er geen diploma’s popmuziek bestaan. Anders was ik er wellicht nooit aan begonnen. School is nooit aan mij besteed geweest, daarvoor was mijn vrijheidsdrang te groot. Ik kon niet aanvaarden dat weekends zo tof waren, en weekdagen niet. Dus begon ik al snel op vijftig procent te mikken, met alle gevolgen van dien. Ik heb het leven altijd als mijn school gezien, en mijn tegenslagen als mijn leraars. Niets waar je zo slim van wordt als af en toe eens heel hard op je bek gaan.’

‘In periodes van twijfel heb ik mezelf wel eens verweten dat ik maar popmuziek maakte. Dat ik niets groters deed, niets eerbaarders, niets ‘beters’. Maar met mijn karakter was dat de enige mogelijkheid. Het was: popmuziek maken, of aan lagerwal geraken. En dan is de keuze snel gemaakt. Eigenlijk heb ik een deal gesloten met de maatschappij: ‘Ik hou me in stilte bezig, en in ruil laten jullie me met rust.’ Ik ben left of centre geboren, denk ik. Hadden er rode pampers bestaan, dan had ik die gegarandeerd geëist.’

‘I hope I die before I get old.’ The Who, ‘My generation’

‘Hmm, doe mij dan toch maar het omgekeerde: ‘I hope I get old before I die. Het lijkt me wel charmant om een oude brompot te worden. Maar helaas ben ik overtuigd dat dat niet voor mij weggelegd zal zijn. Om de een of andere reden denk ik al heel mijn leven dat ik heel jong zal sterven. Al zal ik me dan toch wel een beetje moeten beginnen haasten. (lacht) Ook dat is trouwens een reden om zo intens mogelijk te leven. Het besef dat het op een dag onvermijdelijk stopt. Misschien maak ik me wel zorgen om niets, en word ik 107. Maar in dat soort dingen neem ik het zekere toch maar liever voor het onzekere.’

‘Eigenlijk is het een wonder dat ik nog leef. Strikt genomen had ik al een paar keer dood moeten zijn. Maar ik ben telkens door het oog van de naald gekropen. Twee jaar geleden heb ik nog een heel serieuze verwittiging gehad. Maar dat is een hoofdstuk dat ik afgesloten heb, en waar ik liever niet over praat. Nadien heb ik mijn beschermengel wel op mijn blote knieën bedankt. En vond ik de hele rock-‘n-roll-levensstijl plots een stuk minder interesant. Een paar dagen tussen leven en dood zweven plaatst de dingen toch wel in pespectief. Dan begin je je onvermijdelijk vragen te stellen als: ‘Hoe ver reikt mijn krediet?’

‘Ik geloof niet in goden en hiernamaalsen en levens na de dood, maar ik zie mezelf wel als een diepgelovig mens. Ik geloof bijvoorbeeld heel sterk in geloven, en daar ben ik redelijk fanatiek in. Ik denk niet dat ik vrienden zou kunnen worden met iemand die niét gelooft. Dat zou op een gebrek aan verbeelding wijzen, en er is maar weinig dat ik mensen zo kwalijk neem als dat. Als ik iemand voor het eerst ontmoet, kijk ik altijd meteen naar zijn of haar ogen, om te zien of ze fonkelen. Ik wil alleen maar mensen met fonkelende ogen in mijn omgeving. Het leven is te kort om er mensen met een doffe of gekwelde blik door te zien strompelen.’

‘Veel mensen staan verschrikkelijk onzeker in het leven. Ze laten zich leiden door hun angsten, terwijl ze met wat meer zelfvertrouwen tot grandioze dingen in staat zouden zijn. Ik was vroeger ook van het minste geïntimideerd, maar op een bepaald moment heb ik mezelf dat afgeleerd. Kreeg ik hoogtevrees op een terras, dan dwong ik mezelf om zo ver mogelijk over de balustrade te gaan hangen. En die shocktherapie heeft wonderwel gewerkt. Ik heb tegenwoordig nog zo weinig angsten dat ik er een beetje bang van word.’

Door Wouter Van Driessche Foto Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content