In haar debuutfilm Nowhere Boy blikt kunstenares Sam Taylor-Wood terug op de turbulente tienerjaren van opper-Beatle John Lennon. En wat blijkt? All he needed was love. ‘Dat ik zelf geen Beatlesfan was, heeft me meer geholpen dan gehinderd.’

Liverpool 1957. Eindelijk bereikt de rock-‘n-roll van Elvis, Buddy Holly en Chuck Berry ook de pubs en scholen van de grauwe Engelse havenstad. Lang duurt het niet voor de zestienjarige John Lennon met een leren jekker en een vetkuif kan worden gespot – tot ergernis van zijn strenge tante Mimi, bij wie hij sinds zijn vijfde inwoont.

Mimi ziet haar rebelse neefje liever scoren op school dan in de hitparades, ook al heeft John net zijn eigen bandje The Quarrymen opgericht samen met ene Paul McCartney en George Harrison. Bovendien toont zijn echte moeder Julia, met wie hij sinds kort weer contact heeft, zich algauw zijn grootste fan.

Geen wonder dat John tussen twee vuren komt te zitten. Met aan de ene kant: zijn hippe jonge moeder, die hem na haar scheiding in de steek liet. En aan de andere kant: zijn koele, afstandelijke tante Mimi (née: Mary Smith), die hem sindsdien als haar eigen zoon heeft opgevoed.

Et voilà: daar draait het om in de Lennonbiopic Nowhere Boy. Het klassieke, maar fraaie regiedebuut van de Londense kunstenares Sam Taylor-Wood (43) werd genoemd naar de Beatlessong Nowhere Man. Samen met scenarist Matt Greenhalgh, die eerder Control neerpende over Joy Division-frontman Ian Curtis, focust Taylor-Wood op de persoonlijke en familiale trubbels van de adolescente Lennon.

De impliciete boodschap? Ook geniale liedjesschrijvers waren ooit ongedurige puistenkoppen. En: iedereen heeft liefde nodig, zeker zij die opgroeien in een ersatzgezin. Hoewel de film gebaseerd is op de memoires Imagine This van Lennons halfzus Julia Baird, richt de prent zich zeker niet enkel tot Beatlesconnoisseurs. Het resultaat is immers geen melomane pre-Fab Four-film, wel een universele coming of age-kroniek.

Debuteren met een film over een popicoon: dat is niet echt kiezen voor de makkelijkste weg.

Sam Taylor-Wood: (Lacht) Tegen wie zeg je het. Maar eerlijk: dat heb ik te laat beseft. Toen ik in Liverpool locaties ging scouten, drong pas echt tot me door hoe invloedrijk Lennon is geweest en hoeveel miljoenen Beatlesfans er nog steeds zijn. Bovendien leeft iedereen nog: Paul McCartney, Ringo, Johns halfzus Julia, noem maar op. Toen me dat duidelijk werd, was het toch even schrikken. Ik was zo bang dat ik het zou verknallen.

Waarom heb je dan toegehapt?

Taylor-Wood: Omdat ik het scenario zo goed vond. Het was niet de zoveelste biografie van de geboorte tot de dood. Het ging zelfs geeneens over The Beatles. Het ging over de volwassenwording van een jongeman die later toevallig een van de grootste songwriters aller tijden zou worden. Over zijn schreeuw om liefde. En over de innerlijke verscheurdheid die hij voelde. Van de honderden scripts die ik toegestuurd had gekregen, vond ik Nowhere Boy het rijkste en aangrijpendste. Bovendien toonde het een aspect van Lennon dat weinig mensen kennen.

Ging Anthony Minghella, de vorig jaar overleden regisseur van ‘The English Patient’ en ‘The Talented Mister Rip-ley’, het oorspronkelijk niet verfilmen?

Taylor-Wood: Neen. Anthony was wel diegene die me indertijd Julia Bairds boek gaf en zei: ‘Als je interesse hebt, wil ik het graag produceren met jou als regisseuse.’ Oorspronkelijk gingen we samen een andere film maken, maar toen hij overleed, vond ik dat ik dat project onmogelijk kon overnemen. Het verhaal was op zich al tragisch en ik voelde me zo verdrietig door zijn overlijden dat ik een break nodig had. Vandaar dat Nowhere Boy uiteindelijk mijn debuut is geworden. Ik mis Anthony enorm. Hij was diegene die me prikkelde om een langspeler te maken, me het nodige zelfvertrouwen gaf en me tot het einde bijstond met raad en daad.

Had je een persoonlijke band met Lennon?

Taylor-Wood: Wel in die zin dat mijn moeder ook een tijdje van ons gezin gescheiden leefde toen ik twaalf was. Ik weet dus uit eigen ervaring dat zoiets een enorme impact heeft op kinderen. Je voelt je kwaad en onzeker. Je vraagt je af of het ook niet jouw schuld is.

Was je eigenlijk wel een Beatlesfan?

Taylor-Wood: Niet eens. Maar dat heeft me meer geholpen dan gehinderd. Zoals iedereen had ik wel een paar van hun platen in huis en ik kon hun muziek wel appreciëren als Brits erfgoed waar je nu eenmaal niet omheen kunt. Maar als kind van de punkgeneratie zag ik toch vooral The Clash, Siouxie and the Banshees en The Sex Pistols als mijn helden. Ik moet wel zeggen dat ik door de film te maken een fan ben geworden. Hun muziek is simpelweg de alfa en de omega van de moderne pop.

Er zitten wel geen Beatlessongs in de film.

Taylor-Wood: Dat is logisch. Ten eerste speelt de film zich af in ’56 en ’57, toen The Beatles nog moesten worden opgericht. En ten tweede: het bleek heel erg lastig om de rechten vast te krijgen. Ik heb wel naar Beatlesnummers geluisterd als referentiepunten, omdat verschillende teksten over hun jeugdjaren in Liverpool gaan. Toch vond ik dat ik maar één Beatlessong écht nodig had: Mother. Die vat Johns problematiek heel mooi samen en daar wilde ik de film dan ook per se mee eindigen. Alleen had ik daarvoor wel eerst de toestemming nodig van zijn weduwe Yoko Ono.

En die heb je ook gekregen.

Taylor-Wood: (Knikt) Daarvoor wilde ze wel eerst de film zien en dus was het tot op het laatste moment bang afwachten. Gelukkig vond ze hem goed, want een alternatief einde had ik niet. Daarnaast denk ik dat de wereldpremière in Liverpool zo ongeveer de meest stresserende ervaring uit mijn leven was. Ik deed het bijna in mijn broek. (Lacht) Yoko was er, Sean Lennon was er, en ook Pete Best was er, de eerste drummer van The Beatles. Aanvankelijk had die zich nogal cynisch over mij uitgelaten. In de trant van: wat denkt dat kunstwicht in vredesnaam over Lennon te weten? Maar achteraf bleek ook hij overtuigd. Van Paul en Ringo heb ik voorlopig nog niets gehoord.

Was het makkelijk om ‘Nowhere Boy’ te casten?

Taylor-Wood: Eigenlijk wel. Ik denk dat Aaron (Johnson, nvdr.) de achtste kandidaat was tijdens de audities en onmiddellijk wist ik: dit is hem! Hij had de juiste intensiteit en sprak met een perfect Liverpudlianaccent – wat vreemd is aangezien hij uit Berkshire komt. Bovendien had hij voldoende ervaring: hij staat al sinds zijn dertiende voor de camera. Na hem heb ik zeker nog tweehonderd andere kandidaten gezien, maar niemand kwam nog in de buurt. Ook Kristin Scott Thomas, die tante Mimi speelt, was mijn eerste keuze. Voor haar ben ik zelfs speciaal naar New York gevlogen. Uiteindelijk bleek Lennons moeder Julia nog het moeilijkst te casten, omdat het in zekere zin het meest complexe en minst bekende personage is. Ook Anne Marie Duff heeft het echter ronduit geweldig gedaan.

Je begon tijdens de opnames een relatie met je drieëntwintig jaar jongere hoofdrolspeler Aaron Johnson. Intussen ben je ook zwanger van hem. Was je niet bang dat de film daarop zou worden afgerekend?

Taylor-Wood: Met mijn privéleven heeft niemand zaken. Aaron en ik zijn professionals en wat telt, is wat er op het scherm te zien is.

‘Nowhere Boy’ is niet de eerste film over Lennon. Er waren al ‘Backbeat’, ‘The Hours and Times’ en ga nog maar even door. Heb je die gezien?

Taylor-Wood: Neen. En ik heb die ook bewust links laten liggen. Ik wilde niet al te zeer door anderen beïnvloed worden. Om dezelfde reden wilde ik ook geen van Lennons vrienden en familieleden persoonlijk ontmoeten voor de film af was. Ik heb hen wel verschillende e-mails gestuurd en hun reacties gebruikt voor mijn research. Mijn basisplan was: een biopic maken als iemand die wel van de Beatles houdt, maar geen diehard fan is die weet op welke dag hij wat heeft uitgespookt. Als iemand die zijn persoonlijkheid en dilemma’s doorheen de film ontdekt. Hopelijk ben ik erin geslaagd om mijn nieuwsgierigheid over te brengen en een universeel drama af te leveren dat niet in de hele Lennoncultus gevangenzit.

Je video- en fotowerk is heel erg esthetiserend, maar de film oogt verrassend klassiek. Is hij wel geworden wat je in gedachten had?

Taylor-Wood: (Aarzelt) Ik geef toe dat ik misschien een iets kunstiger film in gedachten had, met meer tableaux vivants en meditatieve momenten. Maar al bij al ben ik enorm tevreden. Voor sommige shots in de final cut heb ik moeten vechten, anderen zijn gesneuveld in de montagekamer. Maar: no hard feelings. Het is mijn eerste film en dus moest ik de stiel nog leren. Als je op de set staat, besef je dat je technisch beperkt bent en anderen nodig hebt om je visie te realiseren. Toch vond ik het als kunstenares net interessant om ook eens een klassiekere film te maken en zo tegen de verwachtingen in te gaan. Wat dat betreft, heb ik me laten inspireren door Julian Schnabel. Als schilder maakt hij van die grote, bombastische werken, maar zijn films (‘Basquiat’, ‘Before Night Falls’ en ‘Le Sca-phandre et le Papillon’, nvdr) zijn heel teder en intiem.

Was je het kunstwereldje beu?

Taylor-Wood: Dat niet, maar de werkmethode is soms wel frustrerend. Je zit twee maanden lang in je atelier aan een videowerk te sleutelen en uiteindelijk heb je maar één dag om alles te filmen. Kunstenaar is een eenzaam beroep. (Lacht)

Toen ik je collega Steve McQueen interviewde over ‘Hunger’, zei hij me dat een film regisseren het makkelijkste was wat hij ooit had gedaan.

Taylor-Wood: (Lacht) Typisch Steve. Maar hij heeft een punt. Een kunstenaar staat er alleen voor. Een film maak je collectief. Iedereen staat je bij met advies en een goeie cameraman is zeker zo belangrijk als een regisseur. Ik kan niet genoeg het belang van Seamus McGarvey beklemtonen, mijn vaste cameraman, die tevoren ook al Atonement, The Hours en zoveel andere grote films heeft gemaakt. Op de set is hij mijn ogen. We kennen elkaar ook al zo lang dat we communiceren als dolfijnen. (Lacht)

Hoe ben je aanvankelijk in de kunstwereld terechtgekomen?

Taylor-Wood: Ik heb lang gedacht dat kunst geen reële carrièreoptie voor me was. Kunst was meer iets om van te dromen. Na mijn studies ben ik dus in bars en nachtclubs gaan werken. Je weet wel: ‘in afwachting van’. Toen ik voor de zoveelste keer ’s morgens vroeg thuis kwam, had ik er echter mooi genoeg van. Ik zei tegen mezelf: ‘Dit is niet het leven dat ik voor ogen heb. Als ik écht geïnteresseerd ben in kunst, dan moet ik daar ook naar leven. Ik moet keuzes en opofferingen maken. Geen woorden meer maar daden.’ Daarop ben ik eerst weer begonnen met beeldhouwen, al heb ik pas écht mijn draai gevonden met fotografie en videokunst.

Heb je al plannen voor een volgende film?

Taylor-Wood: Niets concreets, ik wil eerst even bekomen. Wat ik wel weet, is dat ik zeker geen biopic over een legendarische popster meer zal maken. (Lacht) Ik zou graag iets doen dat me wat meer vrijheid geeft. Waarin ik me niet aan de historische feiten hoef te houden en waarin ik mijn personages zelf kan vormgeven. Nowhere Boy was een goede leerschool en ik ben tevreden met het resultaat. Maar of ik écht een goede regisseuse ben: daarover zul je pas kunnen oordelen na mijn tweede film.

NOWHERE BOY

Vanaf 14 /4 in de bioscoop.

Win Duotickets voor de avant-premiere van Nowhere Boy. Zie Pagina 6.

Trakteert op FOCUSKNACK .BE

Poema’s, zo worden vrouwen van over de 40 genoemd die jonge blaadjes lusten. Regisseur Sam Taylor-Wood is lang niet de enige. Check onze top 10.

Door Dave Mestdach

Sam Taylor-Wood: ‘Ik had maar één Beatlessong écht nodig: ‘Mother’. Omdat die Lennons problematiek mooi samenvat.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content