Met een nieuwe cd, een nieuw tv-programma, en een kind op komst, maakt de 37-jarige Koen Wauters het testament op van zijn jeugd. ‘Als ik nu beelden terugzie van de Clouseau-manie, herken ik mezelf niet meer.’ Door Peter Van Dyck

1977 Da’s rock-‘n-roll

Elk tweede of derde weekend van september werden de Drie Dolle Dagen in Sint-Genesius-Rode georganiseerd. Dat is net de periode rond mijn verjaardag, waardoor ik tijdens dat festival al wat meer mocht van mijn ouders dan anders. Daar werd ik voor het eerst geconfronteerd met livemuziek. Het DDD-concert dat me altijd het meest zal bijblijven, was dat van Raymond van het Groenewoud & de Centimeters. Ze beleefden onwaarschijnlijk veel fun op het podium. Dat bezorgde me het inzicht dat op zo’n podium staan heel plezierig moest zijn. Op een keer mocht ik met een busje mee een onbekende Engelse groep naar hun hotel in Beersel brengen. Het was al laat – ik moest al lang in mijn bed liggen – en ik verwachtte dat die muzikanten gingen slapen. Ze hadden immers al serieus wat gedronken. Maar nee, ze dumpten er enkel hun materiaal en koffers om daarna met ons naar het festival terug te keren. Ik weet nog dat ik dacht: tiens, die gasten gaan nog wat feesten. Dát was dus rock-‘n-roll: die mannen waren op tournee op het vasteland en namen het er duchtig van. Wat maakte dat ik toch een geromantiseerd beeld kreeg van het muzikantenbestaan. Enkele jaren later, op mijn 14e, ben ik dan ook met groepjes begonnen.

1983 Bij tante nonneke

Met mijn ouders, mijn zus Veerle en mijn broer Kris bezocht ik ons tante nonneke in Burundi, waar zij lesgaf in een klooster. Ik at ’s avonds bewust wat minder om de nachtwaker van dat klooster enkele broodjes te kunnen brengen. Toen ik – die broodjes weggemoffeld – buiten stapte, zag ik geen snars. Er was geen verlichting. Ik riep die kerel. Hij antwoordde, maar nog vond ik hem niet. Dat bracht hem aan het lachen. Plots zag ik zijn witte tanden in de nacht. (lacht) Nadien hebben we hem thuis een bezoekje gebracht. Voor hem was dat drie uur wandelen van het klooster. Een vijftal hutjes: dat was zijn dorp. Die mensen hadden niks, maar serveerden ons wél Fanta en cola. We verbleven ook enkele dagen in de hoofdstad Bujumbura. Ik was nooit eerder in Afrika geweest – je kunt je dus wel voorstellen hoe raar het voelde om plots tussen duizenden zwarten op een marktplein te staan. Ik herinner me dat we een zwaar gehandicapte bedelaar voorbij liepen. Ik kon maar niet begrijpen dat mijn ouders en mijn tante Jeanne die man niets gaven. Ik werd kwaad op mijn tante: ‘Jij bent als missionaris toch hier om voor die mensen te zorgen?’ Toen legde ze me uit dat we, als we hem geld, eten of drinken hadden gegeven, even verderop ineens tweeduizend man in onze nek zouden hebben gekregen. Ze ging er overigens van uit dat we die mens daar niet echt mee vooruit zouden helpen. Dat komt overeen met de filosofie van Plan International, zo ontdekte ik later: je moet op lange termijn denken en structurele steun bieden aan de hele gemeenschap. Vorig jaar ben ik met mijn vrouw Valérie naar Kenia getrokken voor die organisatie, maar zo’n diepe indruk als die eerste keer Afrika zal het nooit meer nalaten. Die trip naar Burundi heeft toch wel zijn invloed gehad. Ons Veerle is uiteindelijk als verpleegster voor Artsen Zonder Grenzen gaan werken. Mijn rechtvaardigheidsgevoel is daar nog aangescherpt. Dat is echt overontwikkeld. Ik kan me fysiek ongemakkelijk voelen bij het zien van onrecht.

1984 Kapotte knie

13 augustus 1984: ik vergeet die dag nooit. We trainden met onze ploeg KFC Rode, in aanloop naar het voetbalseizoen. Tijdens de oefenmatch maakte ik een verkeerde draaibeweging. Gevolg: mijn knie lag helemaal uit haar verband. Mijn trainer riep: ‘Sta recht, showman.’ Dat heb ik hem nooit vergeven. Ik heb hem sindsdien geen blik meer gegund. Ik weende niet, ik schrééuwde van de pijn. Mijn eerste reactie was: nu ga ik niet meer kunnen dansen – ik ging toen al heel graag uit. (lacht) Ik werd naar de spoed in Ukkel overgebracht. De dokters konden het niet eens worden: was de meniscus nu gescheurd of waren de kruis- of gewrichtsbanden geraakt? Als compromis hebben ze uiteindelijk heel m’n been in het gips gezet. Ik draag er nog altijd de striemen van. Die gips is er zes weken rond gebleven, daarna moest ik meer dan honderd kinesessies doen. Omdat ik nadien mijn been nog altijd niet helemaal kon strekken en plooien, werd ik dan toch geopereerd. Na afloop wéér zes weken gips en wéér een hoop kinesistvisites. Toen ik weer kon voetballen, zakte ik drie minuten ver in mijn eerste competitiewedstrijd weer door mijn knie. Hetzelfde verhaal: operatie, gips én kine. In totaal twee jaar miserie. Toen zag ik de revalidatie om terug te kunnen sporten niet meer zitten. Nu moet je weten: al van bij mijn eerste stappen als kind was ik met een bal in de weer. Ik was een technisch goed onderlegde voetballer. Elk jaar werd ik door de jeugdleiding van Anderlecht en RWDM gepolst voor een transfer. Mijn vader gaf daar nooit de toelating voor – ik moest van hem eerst mijn humaniora afmaken. Ik haalde niettemin enkele keren de nationale selectie. Na die blessure primeerde van de weeromstuit de muziek. Ik had nochtans altijd gedroomd van een voetbalcarrière. Ik weet natuurlijk niet hoe ver ik het had kunnen schoppen in de voetbalwereld. Was ik goed genoeg om de top te bereiken? Hoe zou mijn leven eruitgezien hebben zonder die kapotte knie? Dat is het enige voorval in de voorbije 37 levensjaren waarbij ik me die vraag stel. Ik ben dus een gefrustreerde voetballer.

1987 De verovering van Leuven

In zijn toenmalige functie als promotieverantwoordelijke van platenfirma BMG had onze Kris contact met Jokke Kerkhofs, programmator bij Marktrock in Leuven. Kris had hem gesuggereerd om het festival te laten openen door een nieuwe, opkomende groep. Hij vond dat niet eens zo’n slecht idee. ‘Ken je toevallig zo’n groep?’, vroeg Jokke. Kris gaf hem een cassette van Clouseau, opgenomen op een Zwitsers tourneetje. De demo beviel Jokke wel, en we kostten hem bovendien niets – we werden dus de openingsact. De week voordien hadden Kris en Bob (Savenberg, oprichter van Clouseau, nvdr) als teaser heel Leuven volgehangen met affiches met daarop: ‘Clouseau komt û u toch ook?’ Toen we opkwamen, was de Oude Markt nog zo goed als leeg. Eens we bezig waren, zagen we steeds meer volk vanuit de zijsteegjes toestromen. Halfweg de set stond er zesduizend man te kijken. We hadden best wel wat succes. Voor het eerst kregen we concertverslagen in de krant. Er ontstond, kortom, een kleine buzz rond Clouseau. Het was zonder twijfel een kantelmoment, het gaf ons de moed om Johan Verminnen op te bellen, coach van de Brabantse ploeg op de Baccara Beker talentenjacht. Zijn ploeg zat al vol, zo bleek, maar hij meende te weten dat Raymond van het Groenewoud, coach van West-Vlaanderen, nog iemand zocht. Raymond is toen naar de garage afgezakt waar we repeteerden. Hij schoof meteen partituren voor onze neus, terwijl niemand van ons noten kon lezen. (lacht) Daar voor mij stond dus dé Raymond die ik als jong gastje enorm bewonderde. In de jury van die Baccara Beker zetelde Mike Verdrengh, die toen net VTM in de steigers zette. Op de receptie na de finale, die we wonnen, kwam hij op me af. Of ik geen zin had om voor de commerciële zender te werken? Drie weken later hadden we een afspraak om de plannen te bespreken: ik mocht het muziekprogramma De Super 50 presenteren. Begin oktober ’88 tekende ik mijn contract met VTM. Om daar van bij de start – met die aanstekelijke pioniersgeest – bij te mogen horen, was behoorlijk opwindend.

1989-’91 Bakvissen in ademnood

Van de ene dag op de andere – het was in Kessel-Lo – begonnen de meisjes te gillen. Onze spontane reactie was achterom te kijken. We dachten dat er nog iemand anders op het podium stond. Geen haar op ons hoofd dat eraan dacht dat dat wel eens voor ons geweest zou kunnen zijn. De start van een bizarre periode. Anne werd dé zomerhit van 1989. Overal waar we kwamen, werden we als goden onthaald. Die hysterie was hier nooit gezien. Wij, maar ook de organisatoren, wisten niet hoe daarmee om te gaan. Arriveerden we ergens met de auto, dan sprongen de fans meteen op ons. Uiteraard leerden we daar snel op in te spelen en groeide het besef dat er dranghekken moesten worden geplaatst. Soms was het plezierig, soms angstaanjagend en onaangenaam. Zeker in Nederland, waar de gekke toestanden nog een pak erger waren. Ik ben blij dat die tijd achter de rug is en dat we ze als groep overleefd hebben, zonder al te veel incidenten. Ik heb me dikwijls op het podium afgevraagd: wat als er iemand verpletterd wordt? Meestal werden té veel mensen in de zalen gewurmd. Wat wil je, een organisator die ons in het begin had geboekt – voor enkele tienduizenden franken -, rook natuurlijk poen. Omdat die meisjes zo dicht op elkaar gedrukt stonden, vielen sommigen flauw. Gelukkig is het nooit lelijk misgelopen – ik mag er niet aan denken. Intussen is dat zo lang geleden dat het wel een ander leven lijkt. Als ik daar nu beelden van terugzie, zoals de beruchte reportage die Paul Jambers draaide over de Clouseau-manie, dan herken ik mezelf niet meer. Die Koen Wauters was een andere mens. Er is in drie jaar zo ontzettend veel gebeurd: dat is té veel om te bewaren. Ik heb heel wat uit mijn hoofd gebannen.

1992 Trouwe hond

Op 3 oktober ’92 werd mijn hond Netse geboren. Enkele weken later ben ik naar het nest gaan kijken. Die hond is heel belangrijk voor me geworden. Van de tien jaar dat hij geleefd heeft, had ik ongeveer de helft een relatie, de andere helft was ik alleen. Netse gaf me een houvast. Ik voelde me heel verantwoordelijk voor dat dier. Zo kon ik het me niet permitteren om drie dagen van huis weg te blijven. Hij heeft mij in zekere zin dus op het juiste spoor gehouden. Hondenliefhebbers weten dat je héél veel liefde krijgt van zo’n beest. Hij blijft voorgoed in mijn hart. Netse is nu bijna twee jaar dood, maar ik denk nog elke dag aan hem. Op onze nieuwe cd Vanbinnen staat een nummer voor hem: Ik Denk Aan Jou. Ik was al langer van plan dat te schrijven, maar pas nu is het me gelukt. Wanneer ik zo’n persoonlijke tekst op papier krijg, heb ik een behoorlijke vorm van verwerking achter de rug, zo weet ik uit ervaring. Ik ben op emotioneel vlak een trage verwerker. Bij een ingrijpende gebeurtenis duurt het altijd een tijd voor ik eroverheen ben en ik het geplaatst krijg.

1994 Leutig clubje

Kriebels was mijn eerste liveprogramma, waarbij Carry Goossens, An Nelissen en Els De Schepper commentaar leverden op de actualiteit. Het embryo, in de zomer van 1994, heette Vakantiekriebels Weekend. Een maand lang hadden we amper kijkers omdat op dat moment het WK Voetbal plaatsvond. Daardoor konden we erop los experimenteren en onze weg zoeken. In het begin trokken we 50.000 kijkers, op het einde van de zomer ongeveer 700.000. We hadden ervaring genoeg om vervolgens Kriebels boven de doopvont te houden, dat het drie seizoenen heeft uitgezongen. Een hoogtepunt in mijn tv-carrière. De belangrijkste troef was dat de mensen thuis voélden dat wij ons daar enorm mee amuseerden. We lagen bij de voorbereiding voortdurend in een deuk van het lachen. Omdat het live was, gebeurden er ook altijd onverwachte dingen. Dat had iets ontwapenends. Nu wordt zoveel poeha verkocht rond de zondagavond: wie haalt de meeste kijkers, Idool 2004 of Flikken? Na drie jaar vonden wij het mooi geweest. We stopten ermee, terwijl we telkens een topscore van 1,3 miljoen kijkers hadden. Dat zou nu niet meer waar zijn – als je nu zo’n goudmijn hebt, zet een zender daar niet zomaar een punt achter.

1995 Le nouveau Clouseau

We hadden in Los Angeles In Every Small Town opgenomen en hoopten daarmee internationaal iets te forceren. Ik ben blij dat we dat geprobeerd hebben. In Europa hebben we zo’n 300.000 platen verkocht – op zich niet weinig – maar van een commerciële doorbraak kon je nauwelijks spreken. Dat avontuur achter de rug, gingen we met Oker weer voluit voor het Nederlands. Clouseau was terug, met een goede plaat. De symbiose met producer Jean Blaute, met wie we eerder de verdienstelijke, maar wat donkere overgangsplaat Doorgaan hadden gemaakt, bloeide helemaal open. We kregen het gevoel dat de mensen ons beschouwden als een gevestigde groep. Al heeft dat misschien een wat negatieve bijklank, toch was dat een heel aangename gewaarwording. Alleen al het applaus: dat duurde langer dan vroeger en klonk meer gemeend. We hadden duidelijk een band gekweekt met ons publiek. De hysterie was gelukkig teneinde, en daardoor werden we serieus genomen. In Vlaanderen ging Oker 200.000 keer over de toonbank en ik denk dat niet één die plaat kocht door de hype. Er was écht interesse in onze muziek. Met de 400.000 verkochte exemplaren van ons debuut Hoezo was het anders: je moést die plaat hebben. We waren toen een fenomeen, alsof we van Mars kwamen. Pas op, de ambiance op onze optredens bleef groot, maar je zag niet langer iemand kotsen of weggevoerd worden door het Rode Kruis, en dat was een verademing.

2001 De laatste kans

Altijd diezelfde cyclus van plaat schrijven, opnemen en uitbrengen, promotie voeren en toeren, had een verzadigingspunt bereikt. Ik had het eigenlijk wel gehad. Al probeer je de routine te vermijden, ik moest toegeven dat het toch wel een sleur was geworden. Vooral op de trage nummers was ik uitgekeken. Ik wilde een plaat die garandeerde dat optreden weer leuk werd. We gaven onszelf nog één kans. We wilden elkaar verrassen en teksten schrijven die ergens over gingen. Als het niet lukte, dan zouden we ermee ophouden. Ik was doodgelukkig met En Dans. We speelden negen keer voor een vol Sportpaleis, vorig jaar slaagden we er zelfs in veertien keer dat huzarenstukje te herhalen. Het fantastische gevoel dat dat geeft, is moeilijk te beschrijven. Je voelt de energie van het publiek naar jou stromen, je voelt de vibes letterlijk in de lucht hangen. Al zou ik mezelf wat moeten inhouden om mijn stem niet om zeep te helpen, dán geef je hoe dan ook alles. Dat Clouseau, na al die jaren, weer zo’n boost kreeg, was waanzinnig. Met Vanbinnen wilden we opnieuw de lat hoger leggen. Ik ben echt geschrokken van sommige liedjes die Kris geschreven heeft. Ik weet nu al: dit betekent bijlange nog niet het einde van Clouseau. Zo lang we het niveau blijven halen dat we van onszelf eisen, blijven we verder gaan. En Dans, met zijn moderne en pittige productie, ligt zeker aan de basis van dat nieuwe elan.

2004 Op naar het kroostrijke gezin

Ik ben in een gezin van zes kinderen opgegroeid. Een grote familie stichten, is dan ook mijn droom. Eind oktober is het zover, dan word ik voor de eerste keer vader. Ik kijk daar niet al negen maanden naar uit, maar al enkele jaren. Ik wou heel graag kinderen, maar je moet natuurlijk de juiste vrouw vinden. Valérie is my kinda woman. Het wordt nu spannend. Ik krijg van velen goede raad, maar wat ik vaak hoor: de geboorte van je kind is hét sleutelmoment in je leven. Dus: laat maar komen. Wat de opvoeding betreft, wil ik een vader zijn die puur op het instinct afgaat.

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content