KNIGHT RIDER

DAVID HASSELHOFF, voordat hij een rode zwembroek kreeg, en KITT in KNIGHT RIDER. Ja, het is cult, maar MSN Messenger is ook cult. Jan Becaus is ook cult. © © ISOPIX

Ze hebben ooit uren van onze tijd gekost. Maar stellen de tv-series waar we jaren geleden aan verslaafd waren vandaag nog iets voor? Deze week: Paul Baeten Gronda stort zich op het tapis d’amour van Knight Rider – en Jolene van Ray LaMontagne.

Tien jaar geleden kwam Ray LaMontagne met zijn debuutalbum, Trouble. Daarop zingt hij op een bepaald moment dit:

Cocaine flame in my bloodstream

Sold my coat when I hit Spokane

Bought myself a hard pack of cigarettes

In the early morning rain

Misschien wel een van de beste tekstuele openingszetten uit meer dan een halve eeuw folk. Het lied heette Jolene. Een schoenlapper uit New England had niet alleen een wereldbekende titel hergebruikt, hij had ook een even mooi nummer geschreven als Dolly Parton ooit had gedaan.

Ray LaMontagnes Jolene gaat over eenzaamheid. Niet de vluchtige, ietwat verwende eenzaamheid die iedereen weleens meent te ervaren in een harde stad, een bushok langs een Vlaamse steenweg of in de rij van de supermarkt, geprakt tussen de vermoeide lijven van andere loonslaven. Wel over de letterlijke eenzaamheid, de soort die ontstaat uit de combinatie van fysieke en mentale afzondering.De soort waarin je vlucht terwijl je de hopeloosheid daarvan aanvaardt.

Er is een bepaald moment waarop een man zijn problemen enkel nog kan proberen achter te laten door de straat op te zoeken. Hij gaat dolen, stap na stap doelen achterna die enkel het nut hebben precies dat te zijn. Wandelen naar de top van de berg, naar Graceland, naar een huilende Maria, naar altijd weer het volgende dorp of naar een schilderachtige afgrond.

LaMontagne vertelt in twee beelden heel veel. Wie zijn jas verkoopt, heeft verder niks meer. Als hij ooit al een horloge had, dan had dat er dagen eerder al aan moeten geloven. Een vilten hoed, een ring met gravure, een goed paar handschoenen. Allemaal weg. En dat in het weinig bijzondere Spokane, wat toch anders klinkt als Joy Springs of Freedom City. Als je er bent, dan is het niet omdat je dat heel graag wilde.

Daar sta ja dan, verteerd door destructieve gewoontes en daartoe verleid door slechte keuzes. Wie koopt er met zijn laatste centen toch een pak sigaretten? Een man die niet verder kan kijken dan de eerstkomende uren, iemand die besluit, of misschien wel gewoon beseft: dit is mijn hele leven momenteel. Ik, in de regen, in de vluchtige warmte van een sigaret. Daarom gaat hij voor een hard pack, een echt pakje filtersigaretten, omdat het ook op de stenen bodem best wel eens wat meer mag zijn.

Het eenzame bestaan, te voet en zonder haven, roept altijd twee gevoelens op die dichter bij elkaar liggen dan je misschien zou denken, namelijk medelijden en jaloezie. Het is een leven dat sterk contrasteert met hetgeen hier als ideaal of streefdoel wordt beschouwd, namelijk een harmonische, beschermde, familiale structuur. Met anker in de verkaveling. Driedubbel glas, trampoline, een tekening voor vaderdag.

Maar er zit een oergen in elke man dat hem nooit helemaal met rust zal laten in zijn verzekerde vrede. Hoe kan het anders dat hij voortdurend op zoek gaat naar ongevaarlijke, sterk afgeremde versies van de ontketende vlucht, van het nomadenbestaan? Honderd kilometer wegfietsen elk weekend, bijvoorbeeld, al dan niet met vrienden, al dan niet in belachelijke spandex. Uren alleen gaan zitten vissen, in een lokale impressie van echte natuur. Of het ultieme voorbeeld: de roadtrip.

Achtennegentig procent van de roadtrips onder vrienden bevat een grap in de zin van ‘blijf maar gewoon rijden, ze volgen niet’ of ‘we moeten pas tanken binnen 830 kilometer’ in het eerste halfuur. Dezelfde grote monden missen na een halve dag hun favoriete entertainmentprogramma op tv, het ongevaarlijke gezeur van hun heerlijk onverrassend lief of het vertrouwde gezoem van hun elektrische tandenborstel. Heroïek en angst: even dicht bij elkaar gelegen als medelijden en jaloezie.

We willen het daarom niet echt, dat andere leven – goedkope hotels, stramme benen, deprimerende interne monoloog – maar we vinden het wel heel erg interessant, misschien wel gewoon nodig, om er in kleine doses van te snoepen.

VOLGENS MIJ LIGT PRECIES DAARIN DE kracht van de Amerikaanse scifi-actiereeks Knight Rider. Omdat ze dat leven op een absoluut onnozele, industrieel geformatteerde manier weergeeft. En je hoeft er niet eens voor op te staan. Het komt gewoon naar je toe, je kunt er even in meegaan, en daarna toch gewoon een sigaretje gaan roken op de veranda. Aanschouw hier het wonder van de televisie: risicoloze, ongebonden participatie.

Knight Rider gaat over vrijheid en spel, versterkt door de meest persoonlijke en duurzame relatie die een normale man zich bedenken kan, namelijk die met een sportwagen.

Mogelijk is niet de hond maar de auto de beste vriend van de mens. Ik heb – niet als enige in de wereld – beide. Enkele van de talloze voordelen aan de auto zijn dat hij geen haar verliest, niet ongevraagd likt, springt of blaft, en dat hij wel min of meer doet wat ik van hem vraag. De hond is dan weer blij. Altijd. Om de meest belachelijke redenen. Vrij raar, eigenlijk. Je denkt: dommerik, je snapt er niks van. Misschien zal ooit blijken dat hij precies hetzelfde staat te denken.

Een auto vervangt eerder het paard dan de hond, natuurlijk. Zeker in de Amerikaanse verhalencultuur, waarin de auto op een bepaald moment de rol van het paard overnam in het westerngenre. Het vervoermiddel als makker en reisgenoot, als hulp en zorg tegelijk. Een dier of ding dat je een naam geeft, en dat veel over jezelf vertelt door de manier waarop je het behandelt.

De auto van Michael Knight heet KITT en is een zwarte, met allerlei snufjes uitgeruste Pontiac Firebird Trans Am uit modeljaar 1982. De auto beschikt over artificiële intelligentie (meteen het enige scifi-element in de hele reeks) en kan praten (ook nogal scifi). KITT leert voortdurend bij over de menselijke gewoonten. Hij haat de muzieksmaak van zijn bestuurder Michael Knight en soms lijkt het alsof hij echte emoties heeft. Of is hij gewoon zo slim dat hij die kan imiteren? Wie dat wil, kan daar voor de rest van zijn leven over discussiëren op gespecialiseerde fora.

Je kunt KITT nog het best vergelijken met Jolly Jumper, het sarcastische doch trouwe paard van Lucky Luke. Luke fluit en springt dan van op het dak van de saloon in het zadel, Knight doet iets vergelijkbaars en laat KITT zichzelf tot net voor zijn voeten rijden. Dan zegt hij: ‘Thanks, buddy.’ En dan rijden ze ervandoor.

David Hasselhoff op een paard, dat is ons gelukkig bespaard gebleven. En laten we eerlijk zijn: paarden zijn best okébeesten, maar je laat er weinig grind mee opspatten als je vertrekt aan een motel of een eettentje langs de eindeloze weg. Want ooit was de serie natuurlijk gewoon echt cool. Zoals normcore ‘snappen’ vandaag of de baard tot drie weken terug.

De makers en de fans wijten die cool en het succes aan de unieke magie tussen de acteurs en de humor in de reeks. Dat zou kunnen. Ik denk toch eerder: een vet en onsterfelijk kenwijsje en een zwarte auto met rode lichtjes tussen de wegklapbare koplampen. Kijk. Zelfs met een absolute rotbak als de tachtiger-Firebird heb je dan verder niet veel meer nodig.

Series waarin de auto een belangrijke rol speelt, situeren zich veelal in de playboy-detectivereeksen van de zeventiger en tachtiger jaren. In de prachtreeks The Persuaders! (vanaf 1971) rijdt Tony Curtis met een Ferrari Dino 246 GT en zijn maat Roger Moore met een Aston Martin DBS langs voornamelijk de Franse Riviera. Magnum, P.I. met Tom Selleck: een Ferrari 308 GTS. Dat was trouwens ook een reeks van Glen A. Larson, van twee jaar vóór hij Knight Rider presenteerde.

Glen A. Larson was voor reeksen met foute gasten in borsthaarbakken wat Petit Gervais is voor genadeloos op hulpeloze kinderen getargete smerige kaasjes met fruitsmaak.

KITT staat voor geloof in technologie. Hij is per definitie onverwoestbaar en het goede haalt het van het kwade omdat het betere snufjes heeft. Gek genoeg draagt de auto de reeks, meer dan de levende acteurs.

In 1968 verscheen 2001: A Space Odyssey van Stanley Kubrick. Artificiële intelligentie kreeg daar de vorm van supercomputer HAL 9000. Net als KITT voorzien van een spraakfunctie en, weze het op lichtjes andere wijze, ook op de balans tussen technologische controle en menselijke neigingen. Glen A. Larson heeft die film gezien en snapte daarna het belang van een menselijke stem voor KITT, omdat die de hele relatie met Michael herkenbaar maakt – het wordt een duo uit een klassieke copshow. Dat belang wordt in de serie duidelijk wanneer de makers het slechte idee van een evil twin doorvoeren: KARR. Die praat als een boze robot en plots zit je naar iets te kijken dat niet gemaakt is om naar te kijken. Buiten misschien in 2009 in Abu Ghraib.

Is Knight Rider 30 jaar later nog bekijkbaar? Niet echt. Waarom niet? Om dezelfde reden waarom Duran Duran niet meer op de radio is. Omdat het, zo genuanceerd mogelijk uitgedrukt en met respect voor de middelen van toen, complete rommel is. Ja, natuurlijk, het is cult. Alles wat ouder dan twee jaar is, is mogelijke cult. MSN Messenger is cult. Jan Becaus is cult. Alles wat ooit wat geweest is, is cult. Net zoals oude rommel vintage is, zolang je dat maar echt wilt.

Veel van het rommel-zijn heeft te maken met Hasselhoff. Die is te dom om nog een geloofwaardige held te zijn in 2014. Onze helden zijn nu nerds die eruitzien alsof ze acht uur per dag op de fitness rondhangen. Kinderen groeien op met Harry Potter en Tobey Maguire als Spider-Man, niet met overgeparfumeerde playboys in vervuilende auto’s.

David Hasselhoff als Michael Knight geeft niet de indruk het leven met een erg scherpe of gevoelige geest aan te voelen. Hij is best sympathiek, een jongensachtige charmeur met een goed hart. Meer moest het ook niet zijn, in de vroege jaren tachtig. De zaken waren eenvoudiger en de grieten dankbaarder.

Terwijl Knight Rider natuurlijk allesbehalve over het verleden wilde gaan, was het waarschijnlijk de meest ouderwetse reeks ooit over de toekomst. Een reeks uit de jaren tachtig die eruitzag als iets uit de jaren zeventig en een blik wilde werpen op het toen nog ongrijpbare jaar Two Thousand.

Een vet, onsterfelijk kenwijsje en die rode lichtjes. Meer heb je niet nodig. Om een goede herinnering te zijn en liefst ook enkel dat te blijven.

DE MAKERS EN DE FANS WIJTEN HET SUCCES AAN DE UNIEKE MAGIE TUSSEN DE ACTEURS EN DE HUMOR IN KNIGHT RIDER. IK DENK TOCH EERDER: EEN VET EN ONSTERFELIJK KENWIJSJE EN EEN ZWARTE AUTO MET RODE LICHTJES TUSSEN DE WEGKLAPBARE KOPLAMPEN.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content