Knielt neder, Jay-Z, Snoop, Kanye en co., want de nieuwe koning van de hiphop heet Kendrick Lamar, straks live te zien en te horen op Les Ardentes. Of hoe een hardwerkende, godvrezende en bescheiden straatdichter de patsers van het genre de hoek in rapt.

Als we de bezoekers van Glastonbury, zo’n beetje het Britse Werchter, mogen geloven, dan is hiphop geen muziek voor de zomerfestivals. Sinds de organisatie in maart aankondigde dat Kanye West, de zelfverklaarde zoon van God – of was het God zelf? – het festival dit jaar mag afsluiten, tekenden al bijna 140.000 mensen een petitie om dat ‘muzikale onrecht’ te voorkomen. Gods toorn – of is het Kanyes? – zal op hen neerkomen.

In onze gouw valt er van die hiphophaat gelukkig weinig te merken. Sinds De La Soul in 1990 als eerste beats en rhymes over de weide van Werchter deed klinken, kreeg het genre steeds meer vaste voet aan Belgische festivalgrond. Ook dit jaar weer. Zo delen oudgedienden als De La Soul en Public Enemy deze zomer de festivalpodia met nieuwe namen als Young Fathers, ASAP Rocky en de straatpoëet Kendrick Lamar. Met hun frisse beats, snedige lyrics en ophitsende performances schroeven zij elk festival naar een hoger niveau.

Wat rockfossielen dan bezielt om hiphop als ‘muzikaal onrecht’ en festivalonwaardig af te serveren, is een raadsel. Heeft het met verschillen tussen blanke en zwarte cultuur te maken? Een latente vorm van racisme? Is hiphop niet gedistingeerd genoeg? Of vinden ze rappers als Kanye West en Jay Z te vol van zichzelf, en van hun wags, kledinglijnen, streamingdiensten and what not, om ze sympathiek te vinden? Yeezus, waar halen ze het. Wat een geluk dan dat een rocker als Noel Gallagher, die hiphop op Glastonbury fout vindt en Kanye ‘utter shit’ noemt, wél down-to-earth, gedistingeerd en sympathiek is. Toch?

Feit is in elk geval dat Kendrick Lamar eindelijk nog eens die strengbewaakte genregrenzen doorbreekt en iedereen weet te charmeren, van doorgewinterde – zelfs rockgeaarde – muziekliefhebbers, over hiphopconnoisseurs tot Taylor Swift, godbetert. Maar wie is nu eigenlijk die nog altijd maar 27-jarige MC die met zijn persoonlijke verhaal, geïnspireerde raps en een verfrissend nostalgisch en jazzy geluid hiphop herdefinieert en opnieuw op de kaart zet?

‘Hij is de Bob Dylan van deze tijd,’ twitterde hitmachine Pharrell Williams over Kendrick Lamar, ‘een meesterlijke verhalenverteller.’ Recenter nog noemde Kanye hem een inspiratie, een gift voor de wereld. Stuk voor stuk complimenten die de bescheiden Lamar waarschijnlijk een beetje ongemakkelijk maken. De Californische rapper blijft ondanks alle lofbetuigingen, een uitstekende albumverkoop – To Pimp a Butterfly wisselde de eerste week meer dan 300.000 keer van eigenaar en de teller van zijn vorige album Good Kid, M.A.A. D City staat inmiddels op 1,4 miljoen stuks – en de talrijke Grammy-nominaties immers altijd nuchter. Figuurlijk, maar ook letterlijk.

Vergeleken met rappers uit de noughties zoals DMX en 50 Cent, die er een leven vol geweld, drugs, hoes and bros op na hielden, leeft Lamar een zeer sober en traditioneel leven. Hij is religieus – al bidt hij wel tot een andere God als Kanye -, werkt veel, drinkt of rookt zelden, laat opzichtige en dure kledij voor wat ze zijn en is na meer dan tien jaar nog steeds samen met zijn highschool sweetheart Whitney Alford. Onlangs maakte hij op de ochtendshow van een Amerikaanse radiozender zijn verloving bekend en noemde zichzelf – zijn verloofde luisterde waarschijnlijk mee – ‘loyal to the soil’.

Werken, daarna je dag met je verloofde overlopen om dan – na het dagelijkse gebedje – nuchter in bed te kruipen: het leest als een doorsneedag van een brave, hardwerkende huisvader. Niet meteen het leven dat je verwacht van een jongeman, laat staan een hiphopster, die begin jaren negentig in een arme wijk van Compton, ten zuiden van Los Angeles, opgroeide in een familie die kampte met een chronisch tekort aan lieverdjes en waar NWA’s Straight outta Compton (1988) en Ice Cube uit de woofers knalden.

In zijn semi-autobiografische majordebuut Good Kid, M.A.A.D City (2012) gaat Lamar naar die vormende jaren in Compton terug, zoals het gezellige familiekiekje op de hoes al meteen duidelijk maakt. Elke rapper moet immers eerst in het reine komen met zijn jeugd vooraleer andere oorden op te zoeken, luidt zijn devies. Sommigen wijden daar een hele carrière aan – of groeien gewoon nooit op -, Lamar heeft genoeg aan één plaat. Het glamoureuze gangsta-leventje dat zo met hiphop is vergroeid – en in Compton het levenslicht zag – laat Lamar al op Good Kid achterwege. ‘Ik kan je enkel het goede samen met het slechte vertellen’, legde hij aan The New York Times uit. ‘Dat is geen verantwoordelijkheid, maar een roeping.’

In plaats van het straat- en gangsterleven te verheerlijken, kiest Lamar om het leven in da hood via rake observaties te vertellen, alsof Spike Lee een Het leven zoals het is-reportage over Compton zou draaien. Lamars visuele lyrics prikkelen, spreken tot de verbeelding. Niet gek dus dat Good Kid de ondertitel A Short Film by Kendrick Lamar meekreeg.

En met die realistische, eclectisch gemonteerde sonische kortfilm (inclusief boze voicemailfragmenten: ‘Hello? Yeah? K., where my motherfuckin’ dominoes at?’, ‘You on his voicemail, damn fool!’) formuleerde Lamar in 2012 een krachtig alternatief voor de uitgeholde mainstreamgangstarap die mensen als Noel Gallagher en de gemiddelde Glastonbury-bezoeker blijkbaar als dé ware hiphop zijn gaan labelen. Jarenlang waren zulke gangstarappers meer bekommerd om hun imago en street cred dan om hun muziek. Kendrick Lamar maakt de beweging terug door zich weer op de muziek te focussen, én op de boodschap: r.e.s.p.e.c.t.

Terwijl Lamar op Goog Kid, M.A.A.D City zijn moeilijke jeugd onder de loep neemt, zoomt hij op de dit jaar verschenen opvolger To Pimp a Butterfly in op het heden. Nu hij weet waar hij vandaan komt, gaat de nuchtere twintiger op zoek naar wie hij is en waarvoor hij staat, alsof hij zich in een cocon bevindt, maar nu klaar is om uit te breken. Die evolutie zorgt ervoor dat de nieuwe langspeler veel geëngageerder is dan zijn voorganger, iets wat je al in de eerste minuut van het bijna tachtig minuten durende album hoort: ‘Every nigger is a star!’

Zo’n openingszin behoeft geen tekeningetje. Lamar plukte die sample van de Jamaïcaanse zanger Boris Gardiner uit de soundtrack van de gelijknamige seventiesfilm, die de perceptie van het woord ‘nigger’ probeerde te veranderen. Lamar wil echter meer dan enkel de perceptie veranderen en boort een lange lijst referenties aan – onder andere naar The Color Purple, Nelson Mandela, Fela Kuti en katoenplukken – om zijn aanklacht tegen racisme en het zinloze (politie)geweld tegen zwarten haarscherp te krijgen.

Natuurlijk heeft de 27-jarige West Coast-rapper niet alle antwoorden op de nijpende sociale kwesties van vandaag, zoals de onlusten in Ferguson, of het racistische politiegeweld in the States, dus blikt hij vooruit door gretig achteruit te kijken. De diepe machobeats van populaire rappers laat Lamar achterwege, in de plaats daarvan kiest hij voor een nostalgische, analoge begeleidingsband die uit de voeten kan met soul en jazz. In plaats van het oog-om-oogcredo verdiept hij zich in de geschiedenis van conflict en racisme om tot antwoorden te komen.

En hoe het verder moet met zijn generatie? Dat vraagt Lamar in de track Mortal Man gewoon aan Tupac Shakur, de legendarische, in 1996 neergekogelde gangstarapper met wie hij steeds vaker vergeleken wordt: ‘It’s gonna be murder’, waarschuwt Tupac. Lamar ziet de oplossing gelukkig anders. ‘De enige hoop die we hebben is music and vibrations. Veel mensen weten niet hoe belangrijk dat is.’ Wie dat wel weet, zakt straks af naar Les Ardentes, om zich daar aan Kendrick Lamars sprankelende spraakwaterval te laven. Peace, brotha!

DOOR JOHANNES DE BREUKER

Kendrick Lamar HIJ DOORBREEKT EINDELIJK NOG EENS DIE STRENGBEWAAKTE GENREGRENZEN EN CHARMEERT IEDEREEN, VAN DOORGEWINTERDE MUZIEKLIEFHEBBERS, OVER HIPHOPCONNOISSEURS TOT TAYLOR SWIFT, GODBETERT.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content