‘JEFF BUCKLEY? JONGENS, IK BEN NOG MAAR 20, HÈ!’

© Guy Kokken

Plaats van afspraak de keukentafel in huize mama in Mortsel, waar de twintigjarige Antwerpenaar met Egyptische roots – voluit Tamino-Amir Moharam Fouad – na twee en een half jaar Amsterdam sinds kort weer is ingetrokken. De studies aan het conservatorium staan even op pauze.

TAMINO: Ik studeerde zang in Amsterdam, maar de voorbije maanden werd het steeds moeilijker om dat te combineren met mijn verplichtingen hier. Op de duur had ik het gevoel dat ik op te veel plekken tegelijk moest zijn en al die mogelijkheden maar half kon benutten. Op het conservatorium hebben ze er alle begrip voor dat ik even een break inlas.

Je naam ging al vóór De Nieuwe Lichting over de tongen, sinds je in oktober meedeed in de Radio 1-sessie van Het Zesde Metaal. Hoe ben je op die affiche terechtgekomen?

TAMINO: Via Tom Pintens, met wie ik vorige zomer een ep heb opgenomen. Voor een van onze gezamenlijke optredens nodigde hij het hele Zesde Metaal uit. Daaruit is die invitatie voor de Radio 1-sessie gekomen. Ik schrok wel van de impact van zo’n sessie, van hoeveel reacties je daarop krijgt. Het was ook de eerste keer dat ik voor zo veel volk had gespeeld.

Wanneer heb je besloten deel te nemen aan De Nieuwe Lichting?

TAMINO: Net voor die sessie. De ep met Tom (die binnenkort verschijnt, nvdr.) was al opgenomen. Ik dacht: we schuiven één liedje naar voren en we zien wel. Dat is dus heel goed uitgedraaid. (lacht)

Habibi is inmiddels verschenen via Unday Records, de stal waar ook Het Zesde Metaal, Trixie Whitley en Flying Horseman thuis zijn. Ideale keuze?

TAMINO: Dat denk ik wel. Ik stond al in contact met Tim Beuckels vóór die Radio 1-sessie en ik had er meteen een goed gevoel bij. En een Trixie Whitley is voor mij echt iemand om naar op te kijken. De songs die ze schrijft, hoe ze zingt en op het podium staat, haar kunnen op gitaar en piano: allemaal bijzonder straf.

Wat betekent ‘habibi’?

TAMINO: Je kunt het vertalen als schatje, maar het is evengoed iets dat je tegen je kinderen zegt. Zoals mijn vader doet. (lacht)

En gaat het nummer over een schatje in het bijzonder?

TAMINO: (knipoogt) Wie weet?

Je moeder is een Belgische, je vader is Egyptenaar. Van welke kant komen de muzikale genen?

TAMINO: Mijn moeder speelt viool en piano en ze heeft me genoemd naar een personage uit Mozarts Toverfluit. Mijn grootvader langs vaderskant was een heel bekende zanger en acteur in Egypte en de rest van de Arabische wereld: Moharam Fouad. Van eind jaren vijftig tot zelfs de jaren tachtig was hij heel populair.Vooral zijn liveperformances met orkest – Sinatra was een van zijn voorbeelden – grepen me vroeger erg gaan. Mijn moeder legde zijn muziek vaak op. Dat en The Beatles zijn mijn vroegste muzikale herinneringen.

Je bijzondere manier van zingen, met die speciale knik in je stem, heb je dus van je grootvader?

TAMINO: In zekere zin. Hij was een soort Arabische crooner, van een generatie toen de Egyptische muziek beïnvloed werd door westerse klassiek, maar ook door onze popmuziek. Zo ontstond een speciale westers-Arabische hybride. Zangeres Oum Kalthoum is daar een van de bekendste voorbeelden van.

Je wordt vaak vergeleken met Jeff Buckley. Valt dat wat mee?

TAMINO: (lacht) Het is een hele zware stempel om te dragen, hè. Toen ik nog in punkrockgroepjes zong – ik was toen veertien, vijftien – kreeg ik dat al te horen. Ik luisterde toen vooral naar stoeme groepjes als Sum 41. Buckley kende ik totaal niet. Toen ik die naam maar bleef horen, ben ik naar zijn muziek beginnen te luisteren en snapte ik de vergelijking wel. Maar toch: Jeff Buckley, jongens! Ik ben nog maar twintig, hè. (lacht)

Tijdens jouw finaleoptreden kon je een speld horen vallen in de nochtans propvolle AB. De hele zaal hing aan je lippen. Heb je dat ook zo op het podium ervaren?

TAMINO: Toen ik begon, waren ze aan de andere kant van dat draaipodium bezig met het materiaal van The Lighthouse weg te nemen. Ik stond te wiebelen op mijn benen, terwijl ik net heel ingetogen moest zingen. Ik was zo geconcentreerd dat ik de sfeer niet goed opmerkte, maar toen het applaus losbarstte, dacht ik wel even: holy shit!

Weet je zelf waarom Habibi zo’n gevoelige snaar raakt?

TAMINO: Ik vraag het me al een tijd af. Ik weet het niet. (gemompel verderop in de keuken, waar jongere broer Ramy een boterham staat te smeren) Maar echt, Ramy, ik meen wat ik zeg!

RAMY FOUAD: Het is simpel: ge zijt gewoon goe, Tamino.

TAMINO: Tja.

‘Ik schrok van hoeveel reacties ik op die Radio 1-sessie heb gekregen. Het was ook de eerste keer dat ik voor zo veel volk had gespeeld.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content