FACTOR 3

Jean Blaute is te zien in de zomertalkshow Factor 3, elke woensdag om 20.25 – VTM

1964 John Lennon achterna

Vóór A Hard Day’s Night uitkwam, had ik nog geen bewegende beelden van The Beatles gezien. Ik heb álle zeven vertoningen in Zottegem bijgewoond. Ik zat op die bioscoopstoel vastgeschroefd, gefascineerd door de vitaliteit en de humor van de groep. In vergelijking daarmee waren de films met Elvis en Cliff Richard flauwe Ikea-rock-‘n-roll. Het eerste wat ik deed toen ik buitenkwam, was mijn haar naar voren kammen. (lacht) Voortaan zou ik me zoals John Lennon gedragen. De eerste communicant werd uitgegomd, een speelse rebel kwam in de plaats.

1968 Plassen naast Preston

Mijn vader nam me mee naar het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, waar Ray Charles speelde. Een jonge, zwarte organist verzorgde het voorprogramma. Dat sloeg in als een bom. Nadat hij werd afgekondigd als Billy Preston, ging ik naar het toilet. En wie stond er naast mij te plassen? Die organist. Ik was 16 en die kerel was opvallend vriendelijk tegen mij – pas later kwam ik achter de seksuele geaardheid van Preston .(lacht) Toen we een paar maanden later op schoolreis naar Londen gingen, hingen in de metro affiches om de nieuwe single van The Beatles aan te kondigen. ‘Featuring Billy Preston’, stond er. ‘Ik ken die gast’, vertelde ik mijn kameraden. Ze wisten dat ik bezeten was van The Beatles, maar ze vonden toch wel dat ik overdreef. (lacht) Het concert van Ray Charles was geniaal: zo’n magie had ik nooit eerder gezien. De honger om ooit ook op een groot podium te staan, is daar aangewakkerd.

1970 Bevrijd door Roland

In de zomer had ik Roland leren kennen in een jazzclub in Zottegem. Met hem kwam het begrip vrijheid in mijn leven. Hij werd mijn boezemvriend en woonde zelfs een tijdje bij ons in, al vertrouwde mijn moeder het niet helemaal dat haar zoon van 17 met zo’n bohémien de wereld ging verkennen. Tijdens de kerstexamens – ik zat in mijn laatste jaar Latijn-Grieks – kreeg ik het aan de stok met de leraar Latijn. Die klootzak liet ons een heel jaar aanmodderen, maar als de examens eraan kwamen, moest je wel je stof kennen. Tegen die onrechtvaardigheid kwam ik in opstand. Het draaide op een enorme rel uit. Ik stelde: hij weg of ik. Uiteraard moest ik het onderspit delven. Maar ik was koppig en wou onder geen beding na de kerstvakantie nog terug naar het Atheneum. Even later bracht ik, samen met Roland, na een nacht te hebben doorgezakt, mijn boeken terug. We smeten ze baldadig de gang in.

1973 Goeroe Drs. P

Met de groep Kate’s Kennel brachten we anarchistische Nederlandstalige cabaretpop. Nadat we voor het Gentse Arca-theater een succesvolle productie in elkaar hadden gestoken, kregen we het voorstel om samen met Drs. P een programma te maken. Zo raakte ik goed bevriend met Drs. P. Hij heeft mij van mijn naïviteit en jeugdige artistieke getormenteerdheid afgeholpen. Dat, gekoppeld aan zijn enorme levensvreugde, nieuwsgierigheid en open visie op entertainment, heeft mij de weg getoond. Hij is mijn goeroe, hij heeft mij uit de Zottegemse klei getrokken.

1977 Goud aan de muur

Toen ik nog aan het conservatorium studeerde, kreeg ik zoveel werk als studiomuzikant dat ik nauwelijks nog lessen kon bijwonen. Ik schreef mijn eerste arrangementen en één daarvan, Tim van Wim Decraene, trok de aandacht van Raymond. Het eerste album dat ik als producer met hem maakte, Nooit Meer Drinken, haalde in 1977 meteen goud. Het betekende mijn doorbraak na tien jaar ploeteren in de marge. Met Raymond & De Centimeters stonden we top-of-the-bill op festivals, iets wat tot dan toe enkel voor buitenlandse groepen was weggelegd.

1980 û 1987 Vader worden

Kinderen? Niets voor mij, dacht ik. De typische muzikantenreflex. Tot mijn eerste vrouw, niet gepland, zwanger werd. Toen mijn dochter Eva geboren werd, realiseerde ik me dat ik dit wél wou. Naast het ik-tegen-de-rest-van-de-wereld-gevoel, kwam nu het ik-voor-mijn-gezin-gevoel. In 1987 kreeg ik met mijn tweede vrouw een zoon: Jens. Een vader moet uiteraard een gids zijn, maar ik wil ook een vriend zijn, zoals mijn vader dat voor mij was. Zijn opgroeien heb ik heel anders beleefd dan dat van Eva. Zij is immers met haar moeder naar Brussel verhuisd toen ze vier was, al heb ik intussen met haar evenzeer een hechte band.

1991 Arm Vlaanderen

24 november: Zwarte Zondag. Toen ik de verkiezingsuitslag zag, was ik daar het hart van in. Mijn eerste gedachte: moet ik nu verhuizen? Met het succes van het Vlaams Blok zag het er hier heel slecht uit voor artiesten – en bij uitbreiding voor iedereen die niet achter hun vlaggen en trommels aan loopt. Die groeiende uiting van ontevredenheid in het rijke, verwende Vlaanderen stemt mij droevig. Ik word bang van de angst van de mensen.

2001 Nooit meer dezelfde

Ik kreeg van mijn vader altijd heel veel steun. In juli 2000 – hij was toen 72 – maakte hij een lelijke val. In het ziekenhuis werd een hersentumor ontdekt. De aftakeling heeft elf maanden geduurd, en er was nauwelijks nog communicatie mogelijk. Toen mijn zus me op 23 juni belde om te zeggen dat hij gestorven was, kwam de klap hard aan, al had ik me er haast een jaar op kunnen voorbereiden. Ik wist: ik zal nooit meer dezelfde zijn. Een week na zijn overlijden zijn we met De Bende Van Wim voor drie maanden de hort op getrokken. Dat was het beste wat me toen kon overkomen: opgevangen worden door vrienden. In diezelfde periode liep mijn relatie op de klippen. Na de opnames van De Bende Van Wim besefte ik dat ik nergens stond. Ik heb toen twee kwaaie jaren gekend. Het verlies van mijn vader heeft een totale ommekeer teweeggebracht, ook in positieve zin overigens. Mensen zeggen me dat ik veel rustiger ben geworden.

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content