Ook dit jaar besteedt het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen weer heel wat aandacht aan de Vlaamse film. Niet alleen de gevestigde waarden krijgen echter een plaatsje in het programma, ook voor beginnende regisseurs is het festival, met drie verschillende kortfilmcompetities, een uitgelezen mogelijkheid om van zich te laten horen. Wij vroegen aan vijf jonge Vlaamse filmmakers die nu werken aan hun eerste langspeelfilm hoe gek je moet zijn om in Vlaanderen regisseur te worden. ‘Knetter’, luidt het antwoord. Toch hopen ze in de komende maanden (jaren?) hun project waar te maken. ‘Maar het blijft afwachten. En geld is altijd een probleem.’

Door Tine Hens

Belgische Kortfilmcompetitie, Competitie voor Vlaamse Studentenkortfilms en Prix UIP Competitie voor Beste Europese Kortfilm. Het volledige programma is te vinden op www.filmfestival.be

Naam: Felix Van Groeningen

Leeftijd: 25

Kortfilms: ‘Truth or dare’ (1999), ’50 CC’ (2000), ‘Bonjour maman’ (2001)

Andere: ‘Kung Fu Best Of’, ‘Kung Fu – Discothèque’,

Langspeelfilm: ‘Het wordt een liefdesverhaal. Meer kan ik er niet over zeggen; ik ben nog altijd aan het schrijven. Ik werk niet met professionele acteurs, maar met twee mensen die ik ken en waarvan ik dacht: met hen wil ik een film maken. Om het scenario verder uit te werken, babbel ik heel veel met hen: het is werkelijk op hun huid geschreven. Dat is ook nodig, dat je uit hun ervaringen put. Ze hebben niet de bagage van geschoolde acteurs. Dat maakt het voor mij mooi en boeiend. Ik ben altijd meer gepakt door films die balanceren tussen documentaire en fictie; ik hou van die dunne lijn. Mijn acteurs zullen bijvoorbeeld hun eigen dialect spreken, geen opgepoetst Vlaams. Dan wordt het een beetje fake en gekunsteld. Hoe echter, hoe beter. Ik vind ook niet dat we hier in Vlaanderen Amerikaanse producties moeten draaien. We zijn een klein land en dus zijn de budgetten navenant. Daar kun je maar beter mee leven. We hebben ook bewust voor een klein budget gekozen. Ik ben nog jong, heb weinig ervaring, het is waarschijnlijker dat ik groen licht krijg voor een klein project dan voor iets dat een miljoen euro kost. Ik hoop in ieder geval dat ik volgend jaar kan draaien. Dat zou mooi zijn.’

Liefde voor film: ‘Aanvankelijk wilde ik acteur worden. Tussen mijn tien en mijn veertien heb ik her en der wat theater gedaan. Bij het Speeltheater in Gent, bij Arca. Mijn moeder ontwierp het decor voor een kinderprogramma op tv en dan liep ik daar ook ergens rond. Ik vond dat fijn. In de humaniora heb ik dan architectuur gestudeerd tot ik vernam dat er zoiets bestond als audiovisuele kunsten. Ik ben overgeschakeld en pas toen is die klik gekomen. Je kunt het moeilijk uitleggen, maar je voelt aan dat het dat is wat je moet doen. Ik was geen filmfreak, maar met mijn studies is dat wel veranderd. Ik weet niet wat het is. Ik kijk graag naar mensen, ik hou er ook van verhalen te vertellen en ik vind het fantastisch samen met anderen aan iets te werken. Film is zo rijk. Je kunt er alle kanten mee op. Er is niet alleen het verhaal, er is ook het in beeld brengen van dat verhaal en dat is weer een zoektocht op zich. Film is een magisch medium. Je wordt het nooit beu. Hoe een Wong Kar-wai bijvoorbeeld zijn scenario bijna verzint op de set. Dat lijkt me schitterend. Zoiets zou ik ook wel willen doen, maar zover ben ik nog niet.’

Mentale toestand: ‘Goed, eigenlijk. Ik heb er goede hoop op. Dat een Tom Barman de mogelijkheden krijgt zijn film te draaien, wil toch iets zeggen. Dat ik geld heb gekregen, dat is allemaal niet evident. Het zijn geen traditionele projecten. Misschien heb ik gewoon geluk, maar ik kan in ieder geval niet klagen.’

Naam: Fien Troch

Leeftijd: 25

Kortfilms: ‘Verbrande Aarde’ (1998), ‘Wooww’ (1999), ‘Maria’ (2000), ‘Cool Sam & Sweet Suzie’ (2001)

Langspeelfilm: ‘Ik kan het moeilijk in twee zinnen samenvatten, maar het is een soort whodunit. Zelf dacht ik dat ik heel goedkoop aan het schrijven was, maar het eerste wat mijn producent Favourite Films zei, was: “Dit wordt een dure film.” Ik schrok ervan. Maar ja, als je aan het schrijven bent, wil je gewoon vertellen, vertellen, vertellen. Je staat er niet bij stil hoeveel een scène in werkelijkheid kost. Als ik iets heb geschreven, zie ik het wel helemaal voor mij. Doordat ik zelf schrijf, weet ik hoe ik het moet regisseren. Voor mij is het ook de ideale uitlaatklep. Ik merk nu dat de thema’s van mijn kortfilms terugkomen in de langspeelfilm. Ook de manier waarop ik vertel. Ik vertrek nooit vanuit een structuur. Ik schrijf en schrijf en als dat chaotisch is, vind ik dat niet erg.’

‘Voor mij is de zwaarste stap gezet: het verhaal is geschreven, ik heb een producent die achter mij staat en het is vertaald in het Engels. Nu komt het erop aan het geld bijeen te zoeken en te beginnen draaien. Wanneer? Ik hoop zo snel mogelijk maar ik heb dat niet in de hand. Dat is inderdaad een beetje frustrerend. Vroeger had ik altijd iets van: ik ga naar het buitenland. Ik wil niet de zoveelste Vlaamse film maken en hier vast blijven zitten. Als je dan aan het schrijven bent, besef je dat je in het Nederlands schrijft en denkt en dat je eigenlijk heel Vlaams bent.’

Liefde voor film: ‘Mensen vragen me altijd of mijn vader Ludo Troch ervoor iets tussenzit. Hij monteerde het gros van de Vlaamse films. Als kind nam hij me wel eens mee naar de montagekamer en we gingen ook vaak naar de film. Maar het was toch vooral de glamour en glitter die me aantrokken. Ik wilde een ster worden in Hollywood. Een film was voor mij pas goed als er een grote naam in mee speelde. Acteren was mijn eerste keus, maar eigenlijk is regisseren echt mijn ding. Met acteurs bezig zijn, een verhaal vertellen, een wereld creëren.’

‘Echt leefbaar is film niet in Vlaanderen. Het voorbije jaar heb ik geleefd van een schrijfsubsidie. Geen enorm bedrag maar je vangt dat op door af en toe een reclamespotje te draaien. Ik kijk daar niet op neer; je leert er veel van. Maar filmen in Vlaanderen doe je uit passie. Dat is mooi, maar zeker niet ideaal. Ik eet ook graag normaal.’

Mentale toestand: ‘Dat borrelt en bruist, hé. Ik trappel van ongeduld. Ik leef met een droom die ik mag realiseren. Het is een fijn gevoel om daarmee op te staan, het is een stimulans om achter die computer te gaan zitten en verder te schrijven. Ik weet niet wat er nog allemaal gebeurt. Misschien wacht ik binnen vijf jaar nog op het nodige geld. Ik ga ervan uit dat ik volgend jaar kan draaien. Mentaal maakt dat een heel verschil. Stel dat ik moet zeggen: misschien binnen twee of drie jaar. Dat klinkt al minder hoopvol.’

Naam: Pieter Van Hees

Leeftijd: 32

Kortfilms: ‘Big in Belgium’ (1997), ‘Black XXX-mas’ (1999), ‘I Spy’ (1999), ‘Penalty’ (2000)

Langspeelfilm: ‘Hij zal Connected heten. Het is een vrij ambitieus project, met wat special effects en een set in het buitenland. Het verhaal speelt zich af in het nachtleven in Londen en gaat over een teenage-detective die door ouders in dienst wordt genomen om te kijken wat hun zoon of dochter uitspookt. Dat is het in het kort; de film zelf zit op de wip tussen verschillende genres. Het is geen pure detective – dat vind ik saai – maar ook geen pure horror. Ik hou ervan grensgevallen af te tasten.’

‘Voorlopig is het nog wachten op dertig procent van het budget. Daarvoor moeten we naar het buitenland. Mensen schatten in hoeveel iets kan opbrengen en investeren naargelang. Zulke gesprekken zijn bijzonder ontnuchterend. Niemand zit te wachten op een Belg die zijn eerste film wil maken. Je vraagt je dan af: waarom het niet simpel houden, een kleine film met een paar mensen, dat is zo gemaakt? De nadelen van onze industrie zijn immers ook de voordelen. Je belt een acteur op en de volgende avond bespreek je bij hem thuis het scenario. In Engeland moet je daarvoor eerst tien agents en managers passeren.’

Liefde voor film: ‘Ik heb eerst Germaanse gestudeerd. Na een tijdje had ik meer zin om iets te maken en ben ik naar Sint-Lucas gegaan. Het komt misschien pretentieus over, maar film is echt iets natuurlijks voor mij. Ik wilde verhalen vertellen. In film kun je dat verhaal vormgeven, er een wereld aan vasthechten. Film is gewoon verslavend. Op zo’n set werken, geeft me een gevoel van thuiskomen; het is alsof je bij je bomma pannenkoeken gaat eten. Alleen met meer volk. Zeker hier in België. Hoewel niemand er ooit een cent aan verdient, is iedereen altijd even geestdriftig. De inzet is honderd procent. Ook al moeten ze hun huis verkopen of zich in de schulden steken.’

‘Het ultieme doel is een groot publiek aanspreken. Film is een massamedium en ik vind dat perfect. Als je een gedicht schrijft, weet je dat het voor een man of tien is; met een film wil je miljoenen mensen over de hele wereld bereiken. Zonder een plat product te brengen. Dat is de grote moeilijkheid: hoe hou je een massa in de ban zonder ordinair te worden. Mijn droom is een romantische komedie te maken; het summum van film, alleen worden ze altijd slecht gemaakt. Ze zijn niet grappig en nauwelijks romantisch en toch zit ik op het einde vaak te snotteren. Dus wat moet een goede romantische komedie dan wel niet geven?’

Mentale toestand: ‘Als ik ’s nachts in mijn bed lig, denk ik meestal: wat haal ik me in mijn hoofd? Stop ermee, zoek iets anders. Maar ’s morgens zie ik het dan wel weer zitten. Ontmoediging en enthousiasme wisselen elkaar voortdurend af. Het is alsof je op vierhonderd meter staat van een tafeltje met een grote dame blanche op. Je wilt het ijsje opeten, maar er staat een strakke wind waar je door moet beuken. Je gaat stapje voor stapje vooruit en als je dan denkt: pfoeh, even uitrusten, word je ineens weer dertig meter achteruitgeblazen. Dat is frustrerend, ja.’

Naam: Christophe Van Rompaey

Leeftijd: 32

Kortfilms: ‘Grijs’ (1996), ‘Ex.#N°1870-4 ‘(2000), ‘Oh My God?!’ (2001)

Andere: ‘Team Spirit – The Series’

Langspeelfilm: ‘Mathias Sercu vertelde me tijdens de opnames van Team Spirit dat hij een scenario had geschreven. Hij kwam een beetje schoorvoetend naar me toe, wist niet goed of hij het me wel wilde laten lezen. Ondertussen hebben we het al zo’n dertien keer herschreven. Het is een verhaal van vier mensen, met allerlei intriges. Er is een geldkoffertje, een moord, niets lijkt wat het is.’

‘De eerste maal stuitten we op een njet van de commissie. Ook de tweede keer wezen ze ons de deur, maar de derde keer, na een hoorzitting, kregen we toch de goedkeuring. Nu ben ik op zoek naar geld. Het is een hel van een job. Vergaderen, telefoneren, dossiers samenstellen, mensen overtuigen. Niemand zal even hard werken voor je film als jezelf, denk ik dan. Of maak ik mezelf wijs om te verantwoorden waarom ik om middernacht nog aan de mail zit. Eigenlijk zou ik moeten stoppen met werken en me honderd procent aan onze film wijden. Maar momenteel kan ik het niet opbrengen: ik wil pas op die trein springen als hij aan het rijden is. Zo niet loop ik tegen het einde van de week met mijn kop tegen de muur. Wachten is moordend. Maar als je na al die tijd nog enthousiast bent over je project, weet je dat het de moeite waard is. (lacht) We zijn altijd goed geweest in het vinden van voordelen in de nadelen.’

Liefde voor film: ‘Ik kom eigenlijk uit de muziekbranche, heb in een aantal groepen gespeeld, ben roadie geweest. Later wilde ik vooral iets rond muziek en geluid doen en film kwam dan het dichtst in de buurt. Daar is het pas begonnen. Ik besefte: film is ook leuk, je kunt er van alles mee doen. Wat me het meest fascineert, is dat je helemaal je eigen wereld kunt creëren. Ik was regieassistent op de set van De Kabouterschat. Zonder me over de kwaliteit van de film uit te laten, is het gewoon wonderlijk hoe er in een studio plots een volledig kabouterbos verschijnt. In wezen kan alles.’

‘Ik ga altijd voor de uitdaging. Tot nu heb ik veel op sets gestaan van andere films. Ik deed figuratie, ik werkte als regieassistent. Steeds was er wel een uitdaging aan. Of het was een technisch moeilijke film, of er werd gedraaid in het buitenland, of ik moest met veel acteurs werken. Eigenlijk boeit alles rond film mij. Ik kom dolgraag in de montagekamer terecht; je kunt er opnieuw beginnen regisseren en het verhaal weer helemaal anders vertellen. Ik ben er een vreselijke perfectionist in. Ze hebben me hier al een frame fucker genoemd omdat ik altijd beeld per beeld ga. Maar ook de productie interesseert me.’

Mentale toestand: ‘Het zou fijn zijn als het allemaal wat beter was geregeld. Af en toe krijg je een klop en zeg je: ik moet iets anders gaan doen. Schapen kweken in Frankrijk, bijvoorbeeld. We zijn al vier jaar met dit project bezig en we hebben de film niet eens gedraaid. Misschien volgend jaar. In het beste geval zullen we er vijf, zes jaar aan gewerkt hebben, zonder er iets aan te verdienen. Integendeel. Eigenlijk mag je dit niet zien als een job, maar als een deel van wie je bent. De zeldzame keren dat je er geld mee verdient, is het een luxe.’

Naam: Bavo Defurne

Leeftijd: 31

Kortfilms: ‘Atlantis’ (1990), ‘Rohypnol’ (1993), ‘Trailer’ (1993), ‘Ludodrome’ (1993), ‘Particularly now in Spring’ (1995), ‘Saint’ (1996), ‘Rainbow Stories’ (1997), ‘Matroos’ (1998), ‘Kampvuur’ (1999)

Langspeelfilm: ‘In 1997 las ik de novelle Steen der Hulp van Hans Warren en ik heb hem dan gevraagd of we het mochten verfilmen. Hij twijfelde, want hij hield niet zo van cinema, maar ergens hadden we een zelfde gevoeligheid. Net als Warren vertel ik graag een verhaal door middel van de natuur, de landschappen, de diertjes, de bloemen. Ik hou niet van lelijkheid en al mijn kortfilms spelen zich af in een soort sprookjesuniversum waar al het overbodige weg is. Er zijn geen auto’s, geen huizen, geen herkenbare steden.’

‘Als je jong bent, werk je volledig vanuit jezelf. Je denkt: ik ben tof en het publiek moet dat ook maar vinden. Ondertussen kan ik beter inschatten hoe een publiek zal reageren. Ik heb een balans gevonden tussen wat in de markt past en mijn eigen gevoeligheid. Mijn eerste filmpjes waren erg vormelijk en stilistisch, de laatste zijn dat nog, maar ze zijn herkenbaarder. Voor iedereen. Na de vertoning van Particularly Now in Spring, een film met allemaal sportende jongens, kwam een meisje naar me toe. Ze zei: “Dank je voor de film. Ik heb op het scherm mijn jeugd opnieuw beleefd.” Dat wil je uiteindelijk bereiken: dat mensen zich gepakt voelen.’

‘Ik weet niet of ik wel in België wil blijven. Als het tij niet keert, ben ik weg. Op het scenario dat we nu schreven, is de internationale respons bijzonder groot. Er is interesse in Duitsland, in de Benelux en we werden geselecteerd voor het Sundance Institute – een van de belangrijkste scenariowedstrijden. Enkel in Vlaanderen is het wachten. En daarmee zit alles strop. Je maakt je tegenover een coproducent in het buitenland belachelijk als je niet eens geld uit eigen land hebt.’

Liefde voor film: ‘Film was eigenlijk mijn tweede keuze. Volgens de psychosociale testen op school moest ik iets artistieks doen. Ik dacht aan mode, maar toen merkte iemand op dat je stilering en mode evengoed in film kunt verwerken en dat je met film zelfs iets verder en dieper kunt gaan. In film ben je vrijer; je vertelt een echt verhaal dat hopelijk voor veel mensen herkenbaar is. Film zat altijd wel een beetje in mijn hoofd, maar als jongen op de middelbare school heb je er geen idee van hoe het allemaal werkt. Ik kom uit Oostende en daar is van film al helemaal geen sprake. Op mijn zestiende heb ik een maand op de set van Blueberry Hill van Robbe De Hert doorgebracht als figurant. Het was een zalige tijd, maar ik dacht er toen niet aan dat film ook mijn ding was. Het grappige is dat de cameraman voor mijn laatste kortfilm Kampvuur ook de cameraman van Blueberry Hill was. Of hoe je tien jaar later plots de regisseur bent en niet meer de figurant.’

Mentale toestand: ‘Ik ben blij dat ik een half jaar in Nederland heb gewoond. Ik heb er zoveel enthousiaste mensen ontmoet en zoveel bereidheid gevoeld. Je wordt er gestimuleerd om verder te werken, er is een interesse vanuit de industrie, er wordt veel gecommuniceerd tussen producenten en verdelers. Iets wat in Vlaanderen niet bestaat. Alles gebeurt hier intuïtiever. Jan met de pet kan producent worden, terwijl je toch over een minimum aan knowhow moet beschikken. Enfin, ik drijf nog voort op al die positieve indrukken en hoop dat het niet te snel verdwijnt. Maar ja, in Vlaanderen is het lang wachten. Eer je hier iets hebt gerealiseerd, heb je bijna een grijze baard.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content