Hét icoon van de Koude Oorlog wandelt de eenentwintigste eeuw binnen met zijn twintigste officieel filmavontuur in dubbel zoveel jaren.

‘I Want you to die Mr. Bond’. De wens van Auric Goldfinger wil maar niet uitkomen. Commander James Bond is de grote survivor in een halve eeuw rages, trends en omwentelingen in de globale popcultuur.

Zijn geestelijke vader Ian Fleming verzon hem tijdens de naoorlogse schaarste in het grauwe Engeland, maar zijn latere filmavonturen explodeerden samen met de exuberante kleuren, de seksuele vrijheid en de psychedelische genoegens van swinging Londen. Terwijl de entertainmentindustrie hoe langer hoe meer door Amerika gedomineerd en gekoloniseerd geraakte, bleef Bond de schijn hoog houden dat de Union Jack-hegemonie nog niet was uitgeteld.

Al meer dan vier decennia is het inderdaad een flegmatieke Britse spion in dienst van Hare Majesteit die op zijn dode eentje (oké, af en toe met een steuntje van de CIA) de planeet behoedt voor de snode plannen van een of andere schurk die naar wereldomvattende heerschappij streeft en dit bij voorkeur via omgeleide raketten of gestolen kernwapens.

Terwijl het vijandbeeld mee evolueerde met de tijd (van schermutselingen achter het IJzeren Gordijn, over détente, Glasnost, Perestrojka naar Russische maffia, mediaoorlogen en schurkenstaten), bleef het criminele meesterbrein haast onveranderd: een kale, kattenstrelende kerel in een beige rolkraag die zich zelfs voor de kleinste afstanden per monorail verplaatst en steevast afvallige trawanten aan zijn haaien of piranha’s voedt. De films zijn niet alleen ‘bigger than life’ maar ook profetisch, zowel in hun vernuftige spitstechnologie als in hun geopolitieke complotten. Lang voor de instorting van het Rijk van het Kwaad introduceerden de Bondfilms al het concept van het globaal terrorisme. Inmiddels heeft meer dan een kwart van de wereldpopulatie minstens één Bondfilm gezien. Zou Osama Bin Laden er een van zijn?

Fleming omschreef zijn creatie als een ‘hard voorwerp in handen van de overheid’, Sean Connery kneedde hem tot viriele superheld, Roger Moore maakte er een joke van, Timothy Dalton en Pierce Brosnan tenslotte, forceerden een terugkeer naar het thrillerrealisme van de originele pulpromans.

Van extravagante, hoogtechnologische sprookjes voor de kleinburger evolueerden zijn bioscoopavonturen tot cynische marketingmachines met James Bond als merknaam en de films als één groot opwindend parcours van product placement.

Double-O-Seven wist alle generaties te bekoren – of tenminste te amuseren – van baby boomers tot Generation Y. Niet kwaad voor een beroepsmoordenaar die afwisselend een sadist, een anachronisme en een dinosaurus (in een van zijn eigen films nog wel) werd genoemd.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content