Als er al een rode draad in de carrière van Matt Dillon te vinden is dan wel deze: hij is op zijn best als hij een marginaal type vertolkt. Zoals het alter-ego van Charles Bukowski in zijn nieuwe prent ‘Factotum’. ‘Ik ben zelf al jaren een stevigE drinker, maar Bukowski steekt er wel nog enkele katers bovenuit.’

Na zijn triomfantelijke Hollywood-entree begin jaren tachtig als de rebelse coolcat in de Coppola-films Rumble Fish en The Outsiders hing er in elke meisjeskamer wel een poster van Matt Dillon boven het bed. Helaas bleek rollen kiezen niet zijn sterkste punt. Toen de flops zich opstapelden, dreigde Dillon meer dan eens een hasbeen te worden. Gelukkig hield het voormalige tieneridool telkens net op tijd het strak gecoiffeerde hoofd boven water door een opgemerkte bijrol neer te poten ( Singles, Wild Things, There’s Something About Mary) of een credibele arthousehit te scoren ( Drugstore Cowboy, To Die For).

Stellen dat Dillon anno 2006 plots uit de vergeetputten van Tinseltown komt opgedoken, is met andere woorden schromelijk overdreven. De New Yorker met de opvallende karakterkop, zware wenkbrauwen, messcherpe jukbeenderen en hese bariton is wél bezig aan zijn beste periode sinds jaren. Enkele maanden geleden imponeerde hij als racistische flik in de fatalistische ensemblefilm Crash – goed voor zijn allereerste Oscarnominatie – en vanaf volgende week kun je hem bewonderen in de kleine maar fijne independentkomedie Factotum van de Noorse regisseur Bent Hamer ( Eggs, Kitchen Stories), een bewerking van het gelijknamige, autobiografische boek van de Amerikaanse cultauteur Charles Bukowski (1920 – 1994). Dillon – nog altijd maar 42 – is Henry Chinaski, het alter ego van de legendarische schrijver-dronkenlap, die doorweekt van de alcohol van het ene rotbaantje naar het andere strompelt in afwachting van zijn eeuwig uitgestelde doorbraak als auteur. ‘Tuurlijk voel ik me verwant met Henry: ik wéét tenslotte hoe het voelt om afgewezen en uitgelachen te worden’, grijnst Dillon, duidelijk niet gespeend van enige zelfkennis of ironie. ‘Maar je moet ook niet overdrijven. Zelfs in mijn donkerste dagen had ik nog altijd een dak boven mijn hoofd, werkloos ben ik nooit geweest en een drankorgel al evenmin. Enfin, toch niet in die mate.’

Was je vertrouwd met het werk van Bukowski?

Matt Dillon: Absoluut. Mijn eerste ‘Bukowski’ heb ik gelezen op mijn achttiende: Post Office. Sindsdien heb ik ongeveer zijn hele oeuvre doorploegd. Het is geen evidente literatuur, het vereist een zekere maturiteit om alle nuances te begrijpen. Ik bedoel: als je Bukowski leest als tiener doe je dat vooral omdat je het offbeattoontje en de anarchistische humor zo cool vindt, maar als je hem als volwassene leest of herleest, merk je dat er onder die marginale façade ook een heel poëtische en melancholische ziel schuilt.

Wat maakt hem als schrijver zo uniek?

Dillon: Zijn eerlijkheid en zijn kwetsbaarheid. Ik ken weinig auteurs die zo openhartig over hun eigen leven hebben geschreven. Bukowski deed niet de minste moeite om de zaken te verbloemen. Hij wás een alcoholist, hij wás een onmogelijke vent en de meeste ellende die hij heeft meegemaakt hád hij hoofdzakelijk aan zichzelf te danken – maar hij was daarnaast ook ontzettend talentrijk, integer én gedreven. Toen niemand zijn werk wilde publiceren en hij overal bot ving, bleef hij koppig volharden en nam hij tal van luizige baantjes aan om zijn literaire droom levend te houden.

Wat is het meest luizige baantje dat jij ooit hebt gehad?

Dillon: Ik ben al op mijn veertiende beginnen acteren, dus veel shittyjobs heb ik niet gehad – tenzij je het dozijn rotfilms dat ik heb gemaakt zo zou catalogeren. Achteraf bekeken ben ik blij dat ik zo snel acteur geworden ben, want discipline is nooit mijn sterkste kant geweest. Hell, op mijn twaalfde werd ik zelfs ontslagen als krantenjongen. (lacht)

Je was vrij vroeg succesvol en hebt altijd een luxeleventje geleid. Was je eigenlijk wel de geknipte kerel om Bukowski te vertolken?

Dillon: Daar heb ik ook lang over getwijfeld: Bukowski’s marginale levensstijl is me compleet vreemd en fysiek lijk ik helemaal niet op hem. Maar Bent Hamer verzekerde me dat hij er geen imitatieshow van wou maken. Ik hoefde Bukowski’s tics niet uit te beelden of zijn stem na te bootsen, ik moest vooral proberen om de essentie van zijn persoonlijkheid en zijn literaire werk te vatten. Dat heeft me gerust gesteld. Ik heb mijn vertolking gebaseerd op alles wat ik over Bukowski zelf kon vinden: foto’s, interviews, gedichten… En ik heb verschillende keren met zijn vrouw Linda gepraat. Toen zij me in ons laatste gesprek verzekerde dat ik het goed zou doen, viel alle druk van mijn schouders.

Er doen heel wat roddels over Bukowski de ronde. Willen we er een paar uit de wereld helpen?

Dillon: Graag!

Hij was een anarchist.

Dillon: Fout! Veel mensen denken dat hij weigerde om zich te conformeren en bewust in de marge leefde, maar dat klopt niet. Hij was altijd de eerste om ’s morgens vroeg zijn uitkering of zijn pree op te halen omdat hij, hoewel hij zeker geen materialist was, naar zekerheid en welstand hunkerde. Zijn sjofele levensstijl was zeker geen bewuste keuze, en hij dronk liever een goeie fles bordeaux dan die sloten spotgoedkope supermarktwijn die hij dagelijks naar binnen kieperde.

Hij was een schooier.

Dillon: Weer fout! Als er een ding was waar hij echt mee in zat, was het die roddel wel. Zijn leven was compleet verneukt en hij had geen rooie duit, maar hij zorgde er wel altijd voor dat hij er proper en fatsoenlijk bijliep – hemd strak in de broek, het haar netjes gekamd. Bukowski was wellicht de best geklede zuipschuit uit de wereldgeschiedenis.

Hij was een seksist. Klopt dat?

Dillon: Bullshit. Bukowski kón een echte smeerlap zijn en hij hééft zijn vriendinnen af en toe rake klappen verkocht, maar hij hield wel van vrouwen en hij behandelde hen nooit als minderwaardige wezens. Wat de feministen die dat soort roddels cultiveren graag vergeten, is dat de vrouwen in zijn leven vaak gestoorder en opvliegender waren dan hij. Dat is nog geen reden om ze te slaan, maar het verklaart wel een en ander.

Zijn er dingen die je qua karakter met hem gemeen hebt?

Dillon:(ironisch) Zijn tomeloze ambitie? Ook ik heb mindere periodes gekend, maar net als Bukowski heb ik altijd getracht om creatief en integer te blijven, zelfs in films die misschien niet zo cultureel correct waren. En is alcoholisme een karaktertrek? Dan pleit ik schuldig: ik ben al 25 jaar lang een zware drinker. Maar in Bukowski erken ik ook wat dat betreft graag mijn meerdere: hij heeft pakken meer katers op zijn telraam staan dan ik, en ik heb het ook nooit zover laten komen dat ik wakker werd in een stadspark zonder me te kunnen herinneren hoe ik daar in ’s hemelsnaam was beland. Weet je: we hebben allemaal onze ups en downs, onze kwaliteiten en gebreken, maar Bukowski klaagde zelden of nooit over zijn misère en dat tracht ik ook niet te doen.

Je hebt er dan ook weinig redenen toe.

Dillon: Klopt, al dacht ik daar vroeger wel eens anders over.

Hoe bedoel je?

Dillon: Well… Mijn carrière is heel voorspoedig van start gegaan. Toen het daarna wat minder liep, kwamen de frustraties wel eens bovendrijven. Nu ik wat ouder ben, kan ik alles beter relativeren. Een flop hoeft niet het einde van je carrière te betekenen. Wat zeg ik: tien flops hoeven geeneens het einde van je carrière te betekenen. Geloof me: ik weet waarover ik spreek. (lacht)

Van de relatief weinige Bukowski-verfilmingen staat ons vooral ‘Barfly’ uit 1987 bij, met Mickey Rourke als Henry Chinaski. Heb je die gezien?

Dillon: Jaren geleden, ja.

Is er een vergelijking mogelijk met ‘Factotum’?

Dillon: Helemaal niet. Dit is een totaal andere, meer komische benadering van Bukowski en bovendien gaat het om een ander boek. Het enige wat de films gemeenschappelijk hebben, is het vrouwelijke hoofdpersonage Jan ( in ‘Factotum’ vertolkt door Lily Taylor, red), een van de grote liefdes uit Bukowski’s leven. Trouwens, ik ben er zeker van dat Bukowski wél van Factotum gehouden zou hebben, terwijl hij Barfly naar verluidt echt haatte. Omdat hij in die film nog maar eens als een schooier werd opgevoerd.

Bukowski haatte het om gestigmatiseerd te worden. Jij hebt ook je deel gehad: ex-tieneridool, eeuwige rebel… Heb je er ook zo’n hekel aan?

Dillon:(diepe zucht) Ik weet dat sommige mensen me nog altijd zien als ‘die kerel met dat mooie gezichtje’, ‘die domme lul’, ‘die arrogante blaaskaak’ of whatever. Maar ik lig er niet meer wakker van. Fuck my critics! Ik ben al lang geen tienerster meer en ik heb de afgelopen jaren voldoende bewezen dat ik de meest uiteenlopende en de meest complexe rollen aankan.

Je blijft Hollywoodfilms afwisselen met kleinschalige projecten als ‘Factotum’. Waarom?

Dillon: Simpel: als je de pretentie hebt om jezelf een echt acteur te noemen, dat moet je risico’s durven nemen en uitdagingen aangaan. Ga je op je bek, kruip dan verdomme weer recht, analyseer de situatie en trek er de nodige lessen uit. Dat deed Bukowski tenslotte ook.

Is dat ook de reden waarom je niet in Hollywood woont, maar in New York: omdat je een échte acteur wil zijn?

Dillon: Ik gruw van het incestueuze sfeertje in L.A. Van het ene incrowd-feestje naar het andere gesleept worden, voortdurend met collega’s over films zitten lullen, je opsluiten in een kast van een villa in Beverly Hills… Ik vind het een zielig en hopeloos eenzijdig leven. New York daarentegen is een bruisende metropool, een stad waar je nog gewoon over straat kunt lopen, met je krantenboer een praatje slaan over baseball of een filmpje meepikken zonder minstens duizend handtekeningen uit te delen. Misschien klopt het dat ik verschillende goeie rollen ben misgelopen door in New York te blijven wonen, maar da’s dan een prijs die ik héél graag heb betaald. Life’s not a dress rehearsal, you know.

Slotvraag: in ‘Rumble Fish’ en ‘The Outsiders’ speelde je al de jonge rebel, later werden outsider-rollen je handelsmerk en ook in ‘Crash’ en ‘Factotum’ vertolk je als vanouds personages die zich in de marge bevinden. Wat is er eigenlijk misgelopen in je jeugd?

Dillon:(lacht) Ik was vroeger misschien een wildebras, maar vergis je niet: ik kom wel degelijk uit een stabiel, hardwerkend gezin en ernstige trauma’s heb ik nooit opgelopen. Dat rebelse kantje heeft gewoon altijd in mij gezeten. Ik ben beginnen roken en drinken op mijn twaalfde, begon wat later met drugs te experimenteren en heb er altijd van gehouden om autoritaire figuren eens flink tegen de schenen te stampen. Is dat zo vreemd? Welke tiener voldoet er for fuck’s sake niet aan dat profiel? Als je er één vindt, zeul hem dan meteen tot hier zodat ik hem eens flink de les kan spellen en hem op zijn verantwoordelijkheden kan wijzen (lacht).

Door Dave Mestdach l FOTO PIET GOETHALS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content