Voor de biografische roadmovie ‘The Motorcycle Diaries’, gebaseerd op de reisnotities uit 1952 van de jonge Ernesto ‘Che’ Guevara, doorkruiste regisseur Walter Salles het Zuid-Amerikaanse continent. ‘Ik ben deze reis begonnen als een Braziliaanse regisseur, maar ben geëindigd als een volbloed Latijns-Amerikaan.’ Een gesprek vanop de barricades.

Kan je je herinneren wanneer je Che Guevara voor het eerst hebt ontdekt?

Walter Salles: Elke Zuid-Amerikaan van mijn generatie kan dat. Ik was elf toen hij stierf en weet nog goed dat ik dat op school als een intens treurige dag beleefde, ook al woonde ik indertijd als zoon van een diplomaat in Frankrijk. Bovendien was het de periode dat Parijs zich stilaan aan het opmaken was voor de studentenopstand van mei ’68, toen het linkse discours het politieke debat domineerde. Sindsdien is Guevara dan ook altijd een culturele referentie gebleven. Zeker toen ik aan de universiteit studeerde en politiek bewuster werd, was het een naam die constant op ieders lippen lag. Het dagboek waarop deze film is gebaseerd, werd pas in 1993 gepubliceerd, maar ook dat werd vrijwel meteen een cultklassieker in Latijns-Amerika.

Wat maakt Guevara nog steeds zo populair?

Salles: Het was een authentieke rebel die vrijuit zijn mening durfde te uiten en daar ook consequent naar handelde. Als je het politieke spectrum van vandaag bekijkt, zul je niet veel individuen vinden die aan die kwaliteiten van coherentie en integriteit voldoen. Dat verklaart voor een deel zijn succes vandaag. Maar er is meer. Tegenwoordig leven we in een klimaat van ideologische leegte, een klimaat waarin filosofen als Francis Fukoyama zelfs het einde van de geschiedenis propageren. Guevara vertegenwoordigt net het tegenovergestelde. Hij staat voor de noodzaak van en het geloof in globale verandering. Je kunt het eens of oneens zijn met de manier waarop hij die verandering wilde realiseren, maar het engagement en de moed waarmee hij de mogelijkheid tot verandering symboliseerde, dwingt nog steeds universeel respect af. Bovendien was Guevara een onorthodox denker die veel dichter aanleunde bij Italiaanse Real-communisten als Gramsci dan bij de marxistische partij-ideologen. Ook dat verleent hem extra geloofwaardigheid. Guevara was kortom meer dan een T-shirt, het was een uniek figuur die autoriteit durfde in twijfel te trekken wanneer dat moreel en politiek nodig was en die zich nooit aan bureaucratisch machtsmisbruik heeft vergrepen.

Wat fascineert je het meest aan Guevara?

Salles: Het menselijke gezicht dat tijdens zijn leven steeds boven het iconische machtsfiguur is blijven uittorenen. Zijn persoonlijke reis bleef heel zijn leven voortduren, ook al riskeerde hij daarmee zijn eigen vel. Niettemin heeft hij zijn zoektocht naar een Latijns-Amerikaanse solidariteit nooit stopgezet. Guevara was een rolling stone, en dat is het beeld van hem dat me nog altijd het meeste fascineert.

Het dagboek werd in 1993 gepubliceerd. Was het iets dat je meteen wilde verfilmen?

Salles: Eigenlijk niet. Dit project werd gestart in 1999 met de steun van Robert Redford die ik tijdens het Sundance Festival had leren kennen. Het was Redford die me zelfs als eerste suggereerde om The Motorcycle Diaries te verfilmen. Uiteraard was ik geflatteerd door het voorstel, maar ik besefte meteen dat ik me daarmee op heilige grond zou begeven. Vandaar dat ik niet alleen per se met een Latijns-Amerikaanse cast en crew wilde werken, ook al zou dat moeilijk te financieren zijn, ik wilde ook de nodige tijd uittrekken om het hele project uitvoerig te bestuderen. Uiteindelijk heb ik er drie jaar over gedaan. En in die tijd heb ik de hele reis ook drie keer zelf ondernomen. Twee keer om de locaties te scouten en een keertje om de eigenlijke film in te blikken. We zijn ook verschillende keren naar Cuba getrokken om de familie van Guevara te interviewen en we hebben er ook uitvoerig gepraat met Alberto Granado, zijn inmiddels 82-jarige reisgezel van weleer.

Je hebt met je cameraploeg hetzelfde traject afgelegd, van Argentinië tot Peru, als Che Guevara in 1952. Wat heb je tijdens die reis zelf bijgeleerd?

Salles: Toen we aan deze reis begonnen, was er eigenlijk niemand binnen onze crew die écht geloofde dat Guevara’s pan-Latijns-Amerikaanse droom, een verenigd continent van Mexico tot Patagonië, een kans op slagen had. Maar hoe meer we ons in het project verdiepten, hoe minder utopisch zijn visie werd. De landsgrenzen die Brazilianen van Argentijnen, Chilenen en Peruvianen scheidden, werden steeds poreuzer. En hoe dieper we het continent introkken, hoe meer we gingen beseffen dat zijn woorden niet waren ontsproten aan het idealisme van een individu, maar aan een concrete werkelijkheid die ook nu nog steeds aan de orde is. Ben ik deze reis begonnen als een Braziliaanse regisseur, dan ben ik de reis geëindigd als een volbloed Latijns-Amerikaan. Ik heb dan ook echt het gevoel dat de contouren van mijn culturele achtergrond nu veel scherper staan.

Waarom wordt er eigenlijk zoveel gereisd in Zuid-Amerikaanse films en ook in uw oeuvre is het een terugkerend motief?

Salles: Dat heeft volgens mij te maken met het feit dat bijna elke grens in Zuid-Amerika een artificiële scheidslijn is, een maaksel van politieke compromissen. Bovendien gaat het meestal om jonge, postkoloniale samenlevingen waarin de nationale identiteit nog niet volledig vast staat. In Europa liggen de grenzen vaak al eeuwenlang vast. En ook de strijd tussen de sociale klassen is er heel wat minder voelbaar dan in Zuid-Amerika. Het is net dat sociale en geografische spanningsveld dat in dit soort ‘zoekende’ cinema resulteert, van Cidade de Deus, over El Viajem tot Madame Saata, cinema die grenzen aftast en een sociale realiteit doorploegt op zoek naar een eigen identiteit. Trouwens, een van de sterkste beelden uit het dagboek van Guevara vertoont net hetzelfde motief. De reis vertrekt vanuit een metropool die grotendeels het oude Europese continent weerspiegelt – Buenos Aires dus – maar Guevara en Granado zijn erin geslaagd hun heimat vanuit een andere invalshoek te bekijken. Ze hebben Buenos Aires weliswaar niet veranderd, maar wel de manier waarop zij Buenos Aires definieerden en de manier waarop Buenos Aires zichzelf definieert. Daarom zal ik nooit vergeten wat Granado me vertelde bij onze eerste ontmoeting. Hij drukte me op het hart dat hij als jonge snaak in 1952 veel meer wist over de oude Grieken en Romeinen, dan over de Inca’s. Deze reis ging in essentie dan ook over het vinden en het begrijpen van de eigen roots. En dat is nog steeds een brandend actueel thema, ook al lijkt de wereld ondertussen één groot dorp. Zo is het alvast treurig om vast te stellen dat Brazilianen nauwelijks iets weten over de geschiedenis en de cultuur van Argentinië, en vice versa, terwijl het lot van beide landen zo innig met elkaar is verbonden.

De nieuwe Zuid-Amerikaanse film is sociaal bewogen en ontspruit aan de zoektocht naar een culturele identiteit. Is de Cinema Novo, die eind jaren zestig net hetzelfde credo huldigde, daarmee aan een comeback bezig?

Salles: Wat het Italiaanse neorealisme deed voor de Europese film, deed Cinema Novo voor de Latijns-Amerikaanse: de camera uit de studio zeulen en hem te midden van de dagdagelijkse realiteit planten. Op die manier bracht Cinema Novo niet alleen een esthetische revolutie teweeg; ze slaagde er tevens in een zekere ethiek te introduceren in het filmwereldje. Ook ik ben daar schatplichtig aan. Zo tracht ik ook in deze film veeleer de menselijke geografie te verkennen in plaats van de strikt geografische. Het gaat me in The Motorcycle Diaries niet alleen om datgene wat we letterlijk op de weg tegenkwamen, maar vooral om datgene wat we in de marges van diezelfde weg ontdekten.

Kun je daar een concreet voorbeeld bij geven?

Salles: Toen we een jongetje tegenkwamen in de straten van Cuzco begon die me spontaan te vertellen over het verschil tussen de Inca’s en de Incapables, zoals hij de Spaanse kolonisten sarcastisch noemde. Dat was zo’n levensechte getuigenis dat ik die absoluut in de film wilde. Die scène is dan ook compleet improvisatorisch tot stand gekomen. Hetzelfde geldt ook voor de Incaceremonie met de cocabladeren die we bijna per toeval tijdens onze reis hebben gefilmd. Die dingen staan natuurlijk niet in het boek van Guevara, maar ze passen wel perfect in de logica ervan. Het boek inviteert je om net die menselijke geografie te verkennen en te leren zien wat je eerder nog niet had gezien. Vandaar dat we uiteindelijk besloten om in de film af en toe de grens tussen fictie en documentaire over te steken. Met goedkeuring van Granado trouwens aan wie we alle reels hebben laten zien. Hij verzekerde me: ‘Dit zijn nu eenmaal de wonderbaarlijke dingen die ook wij tijdens onze reis hebben meegemaakt. En wat tussen de etappes ligt, is belangrijker dan de eindbestemming.’

Wat we uiteindelijk te zien krijgen, is dus een symbiose van Guevara’s dagboeken en je eigen research?

Salles: Precies. Het script is een samenraapsel van het dagboek van Guevara en de memoires van Alberto Granado. Hij wees ons bijvoorbeeld op het belang van die scène in de leprakolonie waar Che al zwemmend de rivier oversteekt om samen met de leprozen zijn 24e verjaardag te kunnen vieren. Guevara spendeert er in zijn dagboek nauwelijks enkele zinnen aan, maar die anekdote is wel emblematisch voor zijn morele ontwaking. Tenslotte is het de eerste keer in zijn tot dan toe vrij beschermde leven dat hij letterlijk een grens oversteekt en tegen de autoriteiten inzwemt om zich onder het volk te begeven. Daarom ensceneren we die scène als een climax. Granado gaf ons nog vele andere leuke weetjes mee, zoals die 50 dollar die Che van zijn liefje bij het begin van de reis meekrijgt om er een bikini mee te kopen.

Je zei dat deze reis je bewuster maakte van je culturele achtergrond. Hoe manifesteert zich dat als mens en als regisseur?

Salles: Natuurlijk drukt elke regisseur je steeds op het hart dat hij tijdens het maken van zijn film heel wat heeft bijgeleerd. Dat is zo’n afgezaagd cliché. Was ik journalist, ik zou het zelfs niet eens meer willen horen (lacht). Maar ik zweer het je: in ons geval klinkt zelfs dat als een understatement. We hebben immers niet enkel de reis van Guevara in beeld gebracht, maar ook die van onszelf. Dat besef ik meer en meer wanneer ik met journalisten over de film praat. Onze reis is dan ook nog altijd niet voorbij. Zo zaten er ook vandaag weer tientallen e-mails in mijn mailbox van Chilenen, Peruvianen en Argentijnen die de film hebben gezien en die we tijdens het traject hebben ontmoet. Dat heeft me niet alleen als mens rijker gemaakt, maar ook als regisseur. Vertaald naar cinematografische termen betekent het dat ik me dit keer, in tegenstelling tot Central do Brasil, nauwelijks met de kadrering heb beziggehouden. Het enige wat me écht interesseerde, was het fysiek en mentaal volgen van de twee hoofdpersonages. En wanneer je dan kunt beschikken over twee uitmuntende, op en top gevoelige en intelligente acteurs als Gael Garcia Bernal en Rodrigo de la Serna, weet je dat je vertrokken bent voor een onvergetelijke reis. Vandaar dat we trouwens ook met zo’n kleine crew werkten; om steeds mobiel te zijn, om telkens intuïtief te kunnen werken en om net die urgentie op film te vatten die we ook ter plekke aan den lijve hebben ondervonden. In mijn volgende film ben ik alvast van plan om dat proces nog verder door te trekken.

Hoe kwam je erbij om Gael Garcia Bernal als de jonge Guevara te casten?

Salles: Vier jaar geleden heb ik Gael voor het eerst ontmoet, nog voor Amores Perros wereldwijd furore maakte en nog voor ik met de research voor The Motorcycle Diaries was begonnen. Ik was meteen zo onder de indruk van zijn vertolking dat ik hem per se als Guevara wilde casten. Gael is een acteur die een beheerste introspectie en een enorme waarachtigheid uitstraalt en die de emoties uit zijn innerlijke haalt. He has the soul. En dat is enorm zeldzaam voor een acteur van amper 23.

Ook Rodrigo de la Serna die Granado vertolkt, doet het uitstekend. Waar komt hij vandaan?

Salles: Uit de casting die we in Buenos Aires hebben georganiseerd en waarvoor we wel duizend acteurs over de vloer hebben gekregen. Toen ik terugkeerde uit Havana na het zoveelste interview met Alberto Granado, was ik met verstomming geslagen toen ik Rodrigo de dag erop auditie zag doen. Ik zag Granado gewoon opnieuw (lacht). Maar dan vijftig jaar jonger en een tikkeltje lichter.

Over Havana gesproken: hoe werd de film ginds eigenlijk onthaald?

Salles: We hadden een première in het Karl Marx-theater voor vijfduizend toeschouwers. En het publiek was tot tranen bewogen. Voor de Cubanen – en heus niet alleen de oudere generatie – is Guevara nog altijd hun revolutionaire held die hen van de corrupte dictatuur van Batista heeft afgeholpen.

Nochtans is de belofte die hij toen aan de Cubanen heeft gemaakt na vijftig jaar Castro allesbehalve ingelost.

Salles: Dat hangt ervan af hoe je het bekijkt. De kindersterfte in Cuba ligt merkelijk lager dan in Washington DC. Het onderwijsniveau is erg hoog, de ziekenzorg is gratis en werkeloosheid is bijna onbestaande. Kortom: de gemiddelde Cubaan is nog altijd beter af onder Castro dan onder Batista.

Zolang men maar niet te kritisch wordt voor het regime.

Salles: Ik heb onlangs een mooie documentaire gezien over het leven op Cuba. Wel, die was allesbehalve mild voor het regime. Toch werd hij overal openlijk vertoond. Er is dus wel degelijk ruimte voor een kritische culturele oppositie, maar dat wordt vaak verzwegen. Wat men in het westen opgelepeld krijgt, is het Amerikaanse propagandaplaatje waartoe Castro telkens wordt gereduceerd: een communistische dictator die zijn wil met harde hand oplegt aan een uitgehongerde en diep gefrustreerde bevolking. Wel, ik ben er ondertussen ettelijke keren geweest en ik kan je verzekeren dat dat beeld simpelweg niet klopt.

Zelf ben je, net als Guevara, afkomstig uit een welgesteld burgermilieu en toch ben je erg sociaal geengageerd. Waar situeert zich jouw morele reveil?

Salles: Ik kom uit een comfortabel milieu dat me financieel in staat heeft gesteld om mijn grenzen te verleggen. Daardoor leerde ik gaandeweg beseffen wat de sociale opdeling in klassen betekent. Cinema heb ik dan ook altijd beschouwd als een wonderbaarlijk instrument om de wereld om me heen te leren begrijpen en als een medium om met de wereld te communiceren. Dat sociale bewustzijn gaat dus al een tijdje mee. Maar ik geef toe dat deze film mijn politieke engagement aanzienlijk heeft versterkt. Zo geloof ik meer dan ooit tevoren in de noodzaak om de structurele architectuur van de Latijns-Amerikaanse economie te veranderen. De ongelijkheid en de armoede die wij tijdens deze reis hebben gezien, komt akelig goed overeen met datgene wat Guevara beschreef in zijn boek vijftig jaar geleden. Kennelijk is er niets veranderd. Vandaar dat ons telkens het gevoel bekroop dat we niet alleen een film aan het maken waren over het recente verleden van Latijns-Amerika, maar ook over de situatie van vandaag en misschien zelfs over de toekomst. Ken je dat citaat van Borges: ‘Ieder mens is nu datgene wat hij heeft meegemaakt en ooit zal meemaken’? Wel, dat vat ons gevoel alvast perfect samen.

De jongste jaren heeft Zuid-Amerika opnieuw de nodige politieke en economische crisissen gekend. Geloof je echt in structurele beterschap?

Salles: Ik blijf een optimist. Maar dan wel volgens mijn eigen definitie: een optimist is iemand die te lang in het gezelschap van pessimisten heeft vertoefd (lacht). Brazilië heeft momenteel haar allereerste socialistische premier aan de macht, dus dat schept de nodige perspectieven. Hopelijk volgt na de politieke democratie ook de economische democratie. Daarom hoop ik alvast dat Latijns-Amerika weigert om het liberaal georiënteerde ALCA-handelsverdrag te ondertekenen dat Noord-Amerika momenteel aan ons tracht op te dringen. Ik hoop dat men opteert voor de Mercosul, een geüniformeerde gemeenschappelijke markt. Daarnaast hoop ik dat er ook meer culturele kruisbestuiving komt. Zo tracht ik via mijn productiefirma enkele Argentijnse films in Brazilië in de bioscoop te loodsen. Wie weet schept dat wat meer onderlinge solidariteit. Of dat op het terrein grote aardverschuivingen zal teweegbrengen? Misschien niet, maar het is in elk geval beter dan te vegeteren in het immobilisme waarin de globale markteconomie ons heeft gedrongen.

Slotvraag: ‘The Motorcycle Diaries’ gaat niet alleen over de mythe van Che Guevara, maar ook over die van de motor.

Salles: You really touched the core there (lacht). Ik ben zelf al jaren een verwoed motorrijder. Het is een fantastisch voertuig om de wereld op een sensualistische manier mee te verkennen. Je ziet de landschappen, je ruikt de geuren en je proeft de aarde. En dat zonder gegeseld te worden door de vreselijkste marteltuigen sinds de guillotine: gsm’s (lacht).

‘wanneer je kunt beschikken over twee uitmuntende acteurs als Gael Garcia Bernal en Rodrigo de la Serna, weet je dat je vertrokken bent voor een onvergetelijke reis.’

Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content