Johnny Depp, de kampioen van de onafhankelijke cinema, doet met de extravagante zeeroversfilm ‘Pirates of the Caribbean’ voor het eerst ook de kassa rinkelen. ‘Ik ben dom. Als ik slim zou zijn, dan was ik nu al lang steenrijk geweest.’

Johnny Depp in een film afgeleid van een pretparkattractie uit Disneyland? Is ook het idool van de anti-Hollywoodcinema van Tim Burton ( Edward Scissorhands, Ed Wood, Sleepy Hollow), John Waters ( Cry-Baby), Terry Gilliam ( Fear and Loothing in Las Vegas) en Jim Jarmush (Dead Man) dan eindelijk gezwicht voor de pak-de-poenshow van de infantiele Amerikaanse filmfabriek?

De pas veertig geworden Depp is al de helft van zijn leven onafgebroken aan het acteren, maar het grote kassucces dat normaliter een lange carrière garandeert, bleef hem totnogtoe bespaard. Het liefst speelt hij excentrieke rollen in even excentrieke films met een hoog cultgehalte of in prenten die zo duister en raar zijn dat ze haast nergens worden vertoond (zoals zijn regiedebuut The Brave, dat na de desastreuze première in 1997 op het festival van Cannes roemloos ten onder ging). Zo goed zijn neus is voor onafhankelijke en dwarse cinema met scherpe kantjes, zo fout waren zijn keuzes de weinige keren dat hij meedeed in een mainstream filmavontuur ( The Astronaut’s Wife; Nick of Time). ‘Hij is niet geïnteresseerd in stardom’, zegt Robert Rodriguez, regisseur van zijn eerstvolgende film Once Upon a Time in Mexico. ‘I don’t think he’s ever needed it or ever wanted it.’

Met Pirates of the Caribbean: the Curse of the Black Pearl (deze lange titel dekt meteen de hele plot) , de nieuwste opgeblazen superproductie van Überproducer Jerry Bruckheimer, krijgt hij dan toch wat hij nooit heeft gewild. De recordopbrengsten aan de Amerikaanse kassa (70 miljoen dollar in vijf dagen tijd) bombardeerden hem meteen tot de Nummer 1 van de zomerse blockbuster. Hopelijk brengt dat Depp voldoende geld op om Franse chérie Vanessa Paradis en kroost (Lily-Rose van vier en Jack van één) even lekker te verwennen, en daarna weer aan de slag te gaan in films die op minder agressieve wijze een aanslag plegen op onze trommelvliezen en ons gezond verstand (om het nog niet te hebben over onze tegenwoordig zwaar beproefde liefde voor het vakkundig Hollywoodvertier van weleer).

Je kan Depp in ieder geval niet verwijten dat hij niet hard probeert om van zijn antiheldenrol een unieke creatie te maken. Zijn kapitein Jack Sparrow is een trotse schavuit onder wiens vleugels de jonge hoefsmid Will Turner (Orlando Bloom) het opneemt tegen de onappetijtelijke boekaniers, geleid door een als vanouds hyperacterende Geoffrey Rush. Depp speelt de beruchte maar volstrekt inadequate piraat met half nichterige maniertjes, inclusief een bekakt Brits accent en meer oogschaduw dan de provinciale deernen die laat op de avond op VTM aan de verdwaalde zapper telefoonseks proberen te slijten.

Depp is de enige goede reden om een kaartje te kopen voor Pirates of the Caribbean, maar helaas verzuipt zijn grillige prestatie in een onsamenhangende formulefilm, waarin de makers op cynische wijze de spot drijven met een genre waarvan ze de ingrediënten toch maar schaamteloos exploiteren. De ambachtelijke kwaliteiten van de oude Errol Flynn-prenten waarnaar verwezen wordt, moeten wijken voor een loze special effects-show (onder het maanlicht blijft er van de ondode piraten niets meer over dan rammelende skeletten, en ik kan je verzekeren: als je één duellerend geraamte hebt gezien, heb je ze allemaal gezien) en een hysterische wervelwind van slecht gecoördineerde actie, avontuur, horror, humor en romantiek (de love interest komt in de bevallige vorm van Keira Knightley). De knipogen zijn zo vet dat je na de voorstelling maar beter je cholesterolpeil laat nakijken.

‘Stoort het niet dat ik rook’, is het eerste wat Johnny Depp zegt als we hem aan de vooravond van de release van Pirates of the Caribbean ontmoeten in de hoofdstad van het bewegende beeld en de terugtrekkende rimpels. Depp heeft inmiddels de sigaret uit zijn leven gebannen, maar in deze hotelsuite in Century City, Los Angeles, steekt hij nog voor de laatste keer (?) de ene sigaret na de andere aan.

Hoe heeft Jerry Bruckheimer u ervan overtuigd om deze rol te spelen?

Johnny Depp: Hij heeft mij al zijn geld gegeven! Ware dat niet mooi geweest! Nee, zo moeilijk was het ook weer niet om mij aan boord te krijgen: ik wilde altijd al een piraat spelen. Als kind was ik erdoor geobsedeerd; het liefst had ik een zeerover willen zijn, wat gelukkig maar een overgangsperiode was. Toen ze me vroegen voor Pirates, hadden ze niet meer dan een concept en was mijn reactie: afwachten hoe het evolueert. Wie gaat het schrijven? Wie gaat het regisseren? Zodra Ted Elliott en Terry Rossio, het team van Shrek, hun script klaar hadden, wist ik hoe ik die piraat moest spelen. Ook meegenomen was dat het een film was die zowel kinderen als volwassenen kon aanspreken. Twee uurtjes vermaak, dat mag ook wel eens.

Met de scenaristen van Shrek en met regisseur Gore Verbinski van Mousehunt aan het roer, zag ik dat dit niet de zoveelste zomerse blockbuster zou worden, voelde ik dat ik me die rol eigen kon maken. Dat dit ook een gigantische superproductie was, kan me geen moer schelen. Pas toen ik voor het eerst de trailer zag in de bioscoop, besefte ik volledig in welke reusachtige productie ik terechtgekomen was. Tijdens het maken van de film had ik ondanks de grootse decors nooit het gevoel dat dit een kolossale productie was.

Jerry Bruckheimer heeft u gekozen omdat u geen geijkte blockbuster-ster bent.

Depp: Toen hij me vroeg, was ik ook verbaasd. Ik vond het moedig om voor een Disney-Bruckheimer-productie aan mij te denken, ik lag zeker niet voor de hand. Ze wilden zoveel mogelijk een familiepubliek bereiken, maar krijgen er nu voor dezelfde prijs ook mijn publiek bij: de gevormde kijker met slechte gedachten.

Hebt u zelf uw personage kunnen invullen? Mocht u uw dialogen herschrijven?

Depp: Jawel. De schrijvers stonden zeer open voor alles wat ik maar kon bijdragen tot het personage. De regisseur trouwens ook. Tot grote ontsteltenis van sommige lieden bij Disney, maar dat kon ik best begrijpen, want ze wilden hun pretparkattractie beschermen. Mijn houding is altijd geweest: als er een band groeit tussen jezelf en wie je speelt, begrijp je beter dan wie ook wat hem beweegt, wat hij zegt, hoe hij het zegt, en wanneer hij iets zegt. Je kent hem binnenstebuiten. Ik moet kunnen improviseren op de set, anders werkt het gewoon niet voor mij.

U speelt de rol van kapitein Jack Sparrow met veel maniertjes, hij heeft zelfs iets verwijfds. Hij is bijna een campfiguur.

Depp: Sommige mensen bij Disney vonden inderdaad dat ik er een schepje bovenop deed: ze vonden hem een beetje té excentriek en maakten zich er zorgen over dat hij zo happy was dat hij bijna gay werd. Ik had zin om hen te zeggen: ‘Weten jullie dan niet dat al mijn personages een-beetje-zo-zijn?’, maar uiteindelijk heb ik wijselijk mijn mond gehouden.

De inspiratie voor de rol was een combinatie van alles en nog wat, maar vooral van Keith Richards en een stripfiguurtje uit mijn jeugd. Keith Richards omdat ik piraten zie als de rock-‘n-rollsterren van de achttiende eeuw. Ik breng geen imitatie van Keith, maar kijk hoe hij door het leven gaat, met dat grote zelfvertrouwen van hem, die wijsheid en elegantie. En dan was er ook een cartoonfiguurtje waar ik als kind niet genoeg van kon krijgen: Pepe LePew, een kereltje dat volledig in zijn eigen wereld leeft, zonder zich te storen aan de realiteit.

Heeft Keith Richards al gereageerd?

Depp: Ik heb het hem nog niet verteld, maar het is hem zeker al ter ore gekomen. Ik hoop – ben er zeker van – dat hij zelf wel ziet dat het geen karikatuur is maar een saluut van een bewonderaar.

Bent u zelf niet gefrustreerd dat u geen carrière hebt gemaakt als muzikant?

Depp: Nee, wat mij betreft liep alles zoals het had moeten lopen. Maar omdat ik in mijn hart een muzikant ben gebleven – wat ik jaren ook was met de rockband Kids – benader ik mijn acteerwerk altijd zoals een muzikant een song. Voor mij is acteren als een gitaarsolo, of een jamsessie met gelijkgestemde muzikanten.

Om in de huid van uw personage te kruipen, bent u zwaar opgemaakt, hebt u ook uw gebit bij laten werken, met gouden kronen op uw zijtanden. Klopt het dat u ook gouden kronen had op uw voortanden, maar dat de Disney-bazen daar bezwaar tegen maakten?

Depp: Ik besefte dat ze toch zouden steigeren als ze zagen hoe ik mezelf had toegetakeld, dus daarom zei ik tegen de tandarts: geef me een paar extra gouden tanden. Als ze dan beginnen te zeuren, kan ik marchanderen: neen, mijn kapsel blijft, aan mijn baard verander ik ook niets, ik blijf een paar gouden tanden showen, maar om jullie een plezier te doen wil ik wel het goud van twee tanden halen. Dat is mijn compromis: verder wil ik niet gaan want dan komt de integriteit van mijn personage in het gedrang. En ik heb er de twee gouden kronen afgehaald. Ze waren nog niet helemaal tevreden, maar ze hadden tenminste het gevoel dat ook ik water in de wijn had gedaan.

De gouden tanden zijn cosmetisch, alleen bedoeld voor de film, maar ze zijn echt op mijn tanden geklemd. Na de opnamen ben ik meteen in het vliegtuig naar Frankrijk gesprongen om bij mijn gezin te kunnen zijn, maar daar was ik dan duizenden kilometer verwijderd van de enige man die ze eraf kan halen. Deze persjunket in Los Angeles is mijn eerste kans om ze te laten verwijderen, maar voorlopig zit ik hier nog altijd met een gouden smile.

U pendelt tussen Amerika en het zuiden van Frankrijk. Geeft dat een ander perspectief op de nogal gespannen verhouding tussen de VS en Europa?

Depp: Ik probeer altijd het onderscheid te maken tussen onze regering en het land zelf, een prachtland met veel prachtmensen maar met een redelijk aantal eikels, zoals overal ter wereld. De huidige evolutie bevestigt wat ik al lang vermoed: dat de Amerikaanse regering graag kleuterleider speelt. Toen Frankrijk niet meteen toehapte om ten oorlog te trekken tegen Irak wilden hooggeplaatste regeringsfunctionarissen meteen het woord French Fries veranderen in Freedom Fries en French Toast in Freedom Toast. Waarmee ze hun ware gelaat lieten zien.

Bent u actief in de protestbeweging tegen de huidige gang van zaken?

Depp: Neen, niet dat ik bang ben om voor mijn mening uit te komen en op een zwarte lijst terecht te komen – ik sta al zo lang op een zwarte lijst. Maar ik begrijp het ook als acteurs zeggen dat ze niet over alle nodige informatie beschikken om iets zinnigs bij te dragen tot het debat. Ik ken ook alle details niet. Ik weet ook niet wat ze nog allemaal verborgen houden voor ons, er is altijd veel wat we niet weten. Wat tot eindeloze spelletjes leidt waar ik niet wil aan meedoen. Ik bekijk het liever vanop een afstand. Bush heeft nu eenmaal de job en tot de volgende verkiezingen kan ik daar niets aan veranderen. Hij mag van geluk spreken dat hij een baan heeft.

Gelooft u in God, in het lot?

Depp: Ja, ik geloof in lotsbestemming. Er moet een reden zijn van dit alles, een drijvende kracht, zelfs al gaat het ons petje te boven. Dat ik hier zit, dat ik gezegend ben met het werk dat ik heb gedaan, met het meisje dat ik heb, de kinderen die ik heb. Ik weet niet of ik het God zou noemen. Mijn godsbeeld is trouwens geëvolueerd: van de wijze oude man met witte baard op een donzige wolk uit mijn kinderjaren is hij veranderd in kosmische, alomtegenwoordig aanwezigheid, van de lucht tot de bomen en alle mogelijke menselijke en dierlijke schepselen. Ik ben zeker geen kerkganger. Georganiseerde godsdienst zegt me niets. Wellicht komt dat door mijn jeugd: mijn oom was een predikant, en hij sloeg ons voortdurend om de oren met hel en verdoemenis. Niet mijn scene.

U bent pas veertig, maar toch was je een van de oudjes in de cast van ‘Pirates’. Leuk gevoel?

Depp: Wat dacht je! Veertig en al een grijze eminentie! Ik voelde me stokoud! Nee, ik vond het echt leuk om omringd te zijn door jong, fris, aanstormend talent.

Welke goede raad hebt u aan Orlando Bloom, Keira Knightley en Jack Davenport gegeven?

Depp: Ik voel me helemaal niet geroepen om mensen raad te geven. Dat ligt niet in mijn aard. Ik ben zelf meermaals op mijn bakkes gegaan, af en toe bewust – hoewel ik het op het moment zelf niet altijd besefte. Dus wie ben ik om de nieuwe generatie raad te geven? Maar als Orlando of Keira op een of andere manier kunnen profiteren van mijn ervaring en daardoor kunnen vermijden dat ze snel door de blockbuster-formule worden platgewalst, ben ik altijd bereid om mijn ervaringen met hen te delen. Maar aan de andere kant voelde ik me ook nog niet zo oud en wijs als Vincent Price, met wie ik als jong broekje Edward Scissorhands deed.

Hoe slaagt u erin om u niet door het grote geld te laten verleiden?

Depp: Uit pure domheid, echt waar. Eerlijk: als ik slim was, had ik een paar rollen kunnen doen die me echt steenrijk hadden gemaakt.

Welke rollen?

Depp: Ik kan geen voorbeelden geven want dat zou niet fair zijn tegenover de gozer die er wél stinkend rijk mee is geworden is. Maar als ik alleen oog had gehad voor de cheques, dan was ik nu de gelukkige bezitter geweest van een paar Picasso’s, moest ik voor de rest van mijn leven geen poot meer verzetten en kon ik me permitteren om een jaar op een boot rond te varen. Nu zit ik hier interviews te geven. Niet dat ik klaag, hoor.

Hebben uw kinderen u milder gemaakt?

Depp: Milder zou ik niet zeggen, maar wel minder onrustig. Vroeger ging ik altijd krampachtig en jachtig op zoek naar iets anders, iets beters, iets. Ik wilde vergeten en me beter voelen, wat dom was en tijdverlies. Vroeger begreep ik niet waar het allemaal om draaide. Iedereen was maar bezig over faam, succes, grote films. Ik wist dat dat me niet gelukkig zou maken, maar er waren enkele jaren dat ik geen enkel houvast had en op de dool was. Kids brengen je weer met je beide voeten op de grond, geven je leven een richting. En ze gaven mij een kracht die ik vroeger niet had.

Beïnvloeden ze uw keuzes als acteur?

Depp: Natuurlijk, maar dat deden ze al nog voor ze er waren. Ik herinner me dat ik een eeuwigheid geleden in een tv-reeks zat (21 Jump Street, pd) en totaal gefrustreerd was: er was niks creatiefs aan, het plastic imago dat men op mij wilde plakken had niks met mij te maken. Toen ik dan eindelijk als filmacteur aan de bak kwam, heb ik me voorgenomen om altijd films te kiezen waarbij ik me goed in mijn vel voel, zoals Cry-Baby of Edward Scissorhands. Het kon me niet schelen hoe lang ik het als acteur zou uithouden, zolang ik maar de dingen kon doen waar ik zin in had en me niet liet leiden door carrièreplanning en kassucces. Ik had geen zin om gigantische films te doen, maar films waar ik later trots op terug kon kijken, waar mijn kinderen trots op konden zijn.

Waren ze opgetogen met je rol als piraat?

Depp: En hoe! Mijn dochtertje was niet weg te slaan van de set. Ze ging zelf op schattenjacht. Ze is vier en beseft nog altijd niet dat haar pa een acteur is. Op een avond gingen we uit eten en vroeg de serveerster wat haar ouders deden. Mama is een zangeres en papa een piraat, luidde het antwoord. Wat alleen maar bewijst hoe slim ze is: dat ze weet dat een serieus mens hier toch zijn brood niet mee verdient.

Door Patrick Duynslaegher

Pirates of the Caribbean: The Curse of the Black Pearl

Vanaf 13 augustus in de bioscoop.

‘Ik voel me helemaal niet geroepen om jonge acteurs raad te geven. Ik ben zelf immers meermaals op mijn bakkes gegaan.’

Extra op www.focusknack.be Een interview met JOHNNY DEPP uit ons archief

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content