Na vier jaar hard labeur is Tom Lenaerts klaar met zijn eerste fictieserie, ‘De Parelvissers’, een uitdagende reeks over de ondergang van een tv-productiehuis. ‘Ik denk dat veel mensen een gevoel hadden van: Man, man, man, waar zijn die mee bezig! Dat komt nooit goed.’

Toen De Standaard een maand geleden enkele tv-makers vroeg naar welk nieuw programma ze het meest uitkeken, was het antwoord eensgezind. Met uitzondering van VTM-baas Jan Segers, die het aan zichzelf verplicht is om geen reclame te maken voor de concurrentie, bleek zowat iedereen hevig te verlangen naar De Parelvissers, de dramareeks van Tom Lenaerts over de op- en ondergang van een productiehuis. Niet zo verrassend, maar toch opmerkelijk, want zowel voor Lenaerts als voor zijn kompanen Michiel Devlieger en Michel Vanhove (zie kaderstuk) is dit de eerste uitstap in de fictie. Het zegt veel over de status van Lenaerts, en bij uitbreiding die van heel Woestijnvis: het tv-huis zou mogen aankondigen dat ze aan een datingshow met transseksuelen werken, dan nog zou half Vlaanderen handenwrijvend klaar gaan zitten.

In het geval van De Parelvissers is alle commotie echter op zijn plaats, als we mogen afgaan op de eerste aflevering, die we in avant-première konden bekijken. Het verhaal is in drie zinnen verteld. Een groepje twintigers richt samen een productiehuis op – De Parelvissers, genoemd naar een opera van Bizet – dat uitgroeit tot het populairste van Vlaanderen, tot één van hen, Jan De Ridder, de kas leegrooft en met de noorderzon verdwijnt. Jaren later wil Jans broer een documentaire maken over wat gebeurd is en hij nodigt alle gedupeerden uit voor een weekendje in de Ardennen. Dat groeit uit tot een rondje soulsearching, en de voormalige collega’s en vrienden worden gedwongen hun relaties met elkaar en hun eigen leven in vraag te stellen. De Parelvissers straalt lef uit: de reeks start hondstraag, is complex opgebouwd – met veel flashbacks die telkens een klein puzzelstukje prijsgeven – en vraagt van de kijkers onverdeelde aandacht. Maar de opbouw zit zo slim in elkaar en de sfeer is zo bedwelmend dat de kans groot is dat Woestijnvis opnieuw slaagt waar zo veel anderen falen: met hoogstaande, uitdagende tv een groot publiek lokken. En als de andere vijf afleveringen even sterk zijn, krijgt Terug Naar Oosterdonk eindelijk concurrentie voor de titel ‘beste Vlaamse serie aller tijden’.

Wij hebben afgesproken met Tom Lenaerts in de gebouwen van Woestijnvis, op een vaal industrieterrein op enkele kilometers van de nationale luchthaven. Wie de troosteloosheid van de omgeving in zich opneemt, kan nauwelijks bevatten dat meest vindingrijke televisie van de laatste jaren hiervandaan komt. Terwijl het buiten de stenen uit de grond vriest, zit Lenaerts bruingebrand voor ons aan tafel. De tv-maker is net terug van een korte vakantie, zo te zien in een streek die heel wat zuidelijker ligt dan ons apenlandje. Lucky bastard: dat vraagt om een harde openingsvraag.

Je hebt in 2002 al zes maanden vrijaf genomen om te schrijven. We zijn nu 2006. What took you so long?

Tom Lenaerts: Het heeft inderdaad verschrikkelijk lang geduurd, en ik ben zelf ook blij dat het voorbij is. Al zou ik het meteen opnieuw doen. Ik was naïef en overmoedig toen ik eraan begon en ik heb echt met veel vallen en opstaan mijn weg moeten zoeken, maar daarom vond ik dit ook zo leuk. Stel dat ik een talkshow had gemaakt met gasten en filmpjes, dan kende ik van tevoren alle wegeltjes in het bos. Hier moest ik als een zot in het rond kappen om me een weg te banen. Ik werk nu een kleine vijftien jaar voor tv en voor het eerst sinds lang had ik het gevoel dat ik elke dag iets bijleerde. En dat is een godsgeschenk.

Hoe vaak heb je gedacht: waar ben ik in godsnaam aan begonnen?

Lenaerts: Redelijk weinig (lacht). Maar dat komt vooral omdat ik helemaal nieuw was in het vak: ik wist gewoon niet wat er nog zou komen.

Maar je moet toch vaak getwijfeld hebben of je het wel kon, een scenario schrijven?

Lenaerts: Ja natuurlijk. Verhaaltjes van drie à vier minuten, dat had ik al gedaan voor Schalkse Ruiters. Maar een scenario van zes uur? Je moet gewoon tijdelijk geweldig pretentieus zijn. Als je aan je bureautje zit, gaat die pretentie natuurlijk snel weg: na vier zinnen botste ik al tegen een muur. Maar vooraf moet je denken dat je het echt kunt, anders begin je er niet aan. Of durf je tegen niemand te zeggen dat je ‘een scenario gaat schrijven’.

Hebben mensen je zot verklaard?

Lenaerts: Niet zoveel. Ik mezelf nog het meest. Je moet ook vertrouwen hebben in de mensen tegen wie je het vertelt. Ik ben het eerst met mijn idee op Michiel (Devlieger) en Michel (Vanhove) afgestapt, twee mensen die ik driehonderd procent vertrouw. Samen met hen ben ik dan beginnen te sleutelen aan het verhaal tot het ergens op begon te lijken.

Alex Callier van Hooverphonic wordt een volledig ander mens als hij aan een plaat schrijft, zei hij onlangs in ‘Focus Knack’. Herkenbaar?

Lenaerts: Ik weet niet of ik echt een ander mens word, maar als ik iets maak, verlies ik wel elke vorm van relativering. Dat scenario is dan voor mij het belangrijkste in de wereld. En zo moet het ook zijn. Anders zit je aan je bureau en denk je: ‘Pff, zes afleveringen, Tom, waar ben jij nu mee bezig? Doe niet onnozel en kruip in uw bed, want morgen zijn de klein mannen er weer.’

Calliers vriendin stelt zelfs telkens voor om een paar maanden uit elkaar te gaan, omdat hij voortdurend conflicten opzoekt.

Lenaerts: Ik kan alleen maar werken als er absolute rust heerst. Ik kan niet schrijven als ik dezelfde avond ambras heb gehad met mijn vrouw. Dan moet dat eerst uitgepraat worden, want anders zit dat toch maar in mijn hoofd. Ik ben heel contextgevoelig: ik kan bijvoorbeeld ook niet draaien als ik weet dat er twee mensen ruzie hebben. Ik zou echt onnozel worden: iedereen moet content zijn vooraleer ik gelukkig ben.

Voor de opnames hebben jullie bijna vier maanden lang samengewoond in de Ardennen. Je zult je werk gehad hebben!

Lenaerts: Niet echt. Ik denk dat iedereen conflicten heeft gehad met het thuisfront (lacht), maar op de set zijn er nooit bommen gebarsten. Eigenlijk is dat een wonder. Het was een beetje zoals in een internaat. In het weekend ging iedereen naar huis, en op zondagavond kwamen we allemaal weer samen.

Tom Van Dyck vertelde me dat die draaiperiode een van de meest emotionele was die hij ooit heeft meegemaakt.

Lenaerts: Als je zo lang en intensief samenwerkt, dan stel je je kwetsbaar op, dat klopt. Om het melig te zeggen: je moet elkaar graag zien. Ik had ook vooraf tegen alle acteurs gezegd dat ik ze vier maanden lang fulltime voor mij alleen moest hebben. Ik wou niet dat er iemand om vijf uur zou vertrekken omdat hij nog ergens moest gaan spelen of zo.

Met uitzondering van Tom Van Dyck en Marc Van Eeghem zijn de acteurs onbekenden, toch op tv. Bewust?

Lenaerts: Neen. Natuurlijk ligt de drempel nu lager: als je een bekende kop in de hoofdrol hebt, duurt het langer vooraleer de mensen het personage zien en niet de BV. Maar ik heb gewoon gekozen voor de besten. Er zijn zoveel goede acteurs in Vlaanderen die nog bijna niets voor tv hebben gedaan. Vooral omdat ze dat zelf niet willen: daarom ben ik ook zo geschrokken dat iedereen die ik vroeg wou meedoen.

Kom nou: jij had toch iedereen kunnen krijgen?

Lenaerts: Dat weet ik nog zo niet.

Zoveel kansen hebben Vlaamse acteurs niet om in zo’n serie mee te spelen.

Lenaerts: Misschien, maar als je eist dat ze vier maanden gaan kamperen in de Ardennen, zullen er toch veel afhaken hé? Bovendien heb ik de acteurs bijna drie jaar geleden al vastgelegd en toen was De Parelvissers niet meer dan een project van iemand die alleen De Mol, De Pappenheimers en wat talkshows op zijn cv had en nu zo pretentieus was om een dramareeks te maken. Het enige wat ik toen kon zeggen was: ‘Ik ga heel hard mijn best doen, echt waar.’ (lacht) Het was dus wel een risico. Nu: of je de serie goed vindt of niet, je zult nooit kunnen zeggen dat er niet fantastisch geacteerd is. Die mannen spelen echt de pannen van het dak.

Hoe perfectionistisch was jij op de set? John Cleese zei ooit over die beroemde scène in ‘Fawlty Towers’ waar hij met een tak zijn auto afrost, dat hij zich letterlijk ziek had gezocht naar precies de goede tak.

Lenaerts: Het hangt ervan af hoe belangrijk dat detail is voor jou op dat moment. Tijdens zo’n draaiperiode moet je elke dag twintig beslissingen nemen over hoofd- en bijzaken. Als je dan zó begint te letten op details, rij je jezelf snel vast. Je moet leren om perfectionistisch te zijn in het geheel. Het is wel zo dat je nooit klaar bent. We stopten met draaien rond zeven uur, maar daarna zaten we nog tot halftwee alles te checken, hier en daar nog iets te herschrijven… En in het weekend ging iedereen wel naar huis, maar op zondagmiddag zat ik alweer voor te bereiden. Er stond nooit een rem op. Maar ik klaag niet: ik vond het ongelooflijk plezant.

Enkele maanden geleden vertelde Frank Van Passel in ‘Focus’ dat als hij geen films meer zou maken, hij eigenlijk maar één ding echt zou missen: het leven op de set.

Lenaerts: Dat draaien werd elke dag plezanter, ook al omdat ik voortdurend bijleerde. Maar ik vond het schrijven zeker even leuk. Ik heb nachten gehad dat ik er echt zenuwachtig van werd, serieus. Je bent bezig en op een bepaald moment nemen de personages het over en kun je niet rap genoeg typen. Zij babbelen en jij moet alleen nog maar volgen en opschrijven wat ze zeggen, bij wijze van spreken. En daar werd ik zo opgewonden van. Het was alsof ik naar een film aan het kijken was en de ondertitels moest maken.

Had je bepaalde voorbeelden in je hoofd? Dingen waar je ‘gezond jaloers’ op was?

Lenaerts: Eerlijk waar: ik heb het afgelopen jaar maar één film gezien. Bij een goede film of een sterk toneelstuk kan ik heel enthousiast worden en echt goesting krijgen om zelf te beginnen werken. Dat heb ik nu vermeden omdat ik al mijn energie hier wou insteken. Mijn vrouw heeft mij toen ik aan het schrijven was zeker tien keer gezegd: ‘Zou je nu eens niet wat meer films beginnen bekijken? Dat kan toch geen kwaad: dan zie je tenminste hoe die dat doen. Ge hebt dat nog nooit gedaan hé!’ Maar ik vertikte het. Ik wou niet, al was ik me ervan bewust dat er 37.000 dingen in de serie zullen zitten waarvan ervaren fictiemakers zeggen: ‘ Allez!’

Ook op de set?

Lenaerts: We hebben zeker dingen anders gedaan. Ik vond het heel belangrijk om op de eerste draaidag met de hele crew – dus ook de lichtmannen, de stagiairs, de catering… – het scenario door te nemen. Omdat iedereen dan perfect weet waar hij mee bezig is. Ik wil geen toeristen die efkes een lamp komen zetten zonder te weten waarvoor die dient! Maar blijkbaar gebeurt dat elders niet – dat zag ik aan de reacties. Je hoorde ze bijna denken: ‘Mogen we dat dan ook factureren. Want eigenlijk is dit een werkdag hé?’ Wij hadden ook geen officiële functies op de set. Ik denk dat heel veel mensen een gevoel hadden van: ‘Man, man, man, waar zijn die mee bezig! Dat loopt hier in het honderd, dat komt nooit goed.’ (lacht) Laten we zeggen dat we heel veel hebben bijgeleerd.

Als je geen voorbeelden had, waarom wou je dan precies een tv-serie maken?

Lenaerts: In de eerste plaats om iets anders te proberen. Het is een geweldige luxe als je bij wijze van spreken om de twee jaar van beroep kunt veranderen. Dat het een tv-serie is geworden, was een heel rationele beslissing. Bij een film ben je nooit zeker of hij er effectief zal komen; van een tv-serie wist ik dat de kans groot was dat het zou lukken. Het was dus een pragmatische keuze: ik wou gewoon mijn verhaal vertellen.

‘Een typisch dertigersverhaal’, zo noemde je het zelf op de radio in ‘Het Beste Moet Nog Komen’. Waarom?

Lenaerts:(gaat rechtop zitten) Let op, ik ga even mijn ‘grote theorie’ verkondigen. Als je jong bent, tot op je 14e ongeveer, dan is de wereld fantastisch. Je bent het mooiste kind van de wereld, alles gaat goed. Dan komt de puberteit en merk je: tiens, het is precies toch niet zo gemakkelijk. Voor de eerste keer begin je te twijfelen. Tegen je 20e komt er weer een periode van hoop. Je gaat op zoek naar een mooie job, je ontmoet een vrouw, je denkt aan kinderen, je zit vol dromen en plannen. Dan word je dertig en blik je voor de eerste keer terug op je leven. En dat is heel ontnuchterend.

‘Is dit alles?’, zoals Doe Maar zong.

Lenaerts: Ja, wat blijft er nog over van je dromen? Heel confronterend is dat: niet voor niets lopen er dan veel huwelijken en vriendschappen op de klippen. Hoeveel vrienden hou je nog over van toen je 20 was? Het groepje van De Parelvissers kon zich niet voorstellen dat er iets tussen hen zou komen toen ze met het productiehuis begonnen. En nu ze weer samen zijn, proberen ze zo lang mogelijk te negeren dat wat er vroeger was, verdwenen is. Maar het is niet erg dat je uit elkaar groeit: dat is de boodschap. Je moet leren aanvaarden dat mensen veranderen.

Teleurstelling, ontnuchtering: je vrouw zal het graag horen.

Lenaerts: Wel, zelf heb ik daar eigenlijk nog geen last van gehad. Dit is geen verhaal over het leven dat ik leid, het is niet autobiografisch. Wat ik wel gemerkt heb, is dat ik datgene beschreven heb wat ik zelf niet wil meemaken. Dat ik de realiteit probeer voor te zijn.

Hoe belangrijk was de achtergrond: een productiehuis?

Lenaerts: Het had ook een verzekeringsmaatschappij kunnen zijn. Ik heb gewoon een wereld genomen die ik goed ken.

Je had je wel veel vragen kunnen besparen als het een verzekeringsmaatschappij was geweest.

Lenaerts: Ja, maar dan had ik veel meer research moeten doen (lacht). Het is natuurlijk ook plezant dat je de mensen in de war kunt brengen, dat ze zich beginnen af te vragen wat er waar is en wat niet. Maar die tv-wereld is eigenlijk maar een decor, een metafoor voor de schijn die je de hele tijd moet ophouden tegenover elkaar. Omdat het zo beangstigend is om toe te geven dat het niet goed gaat.

Hoe beangstigend is alle druk rond ‘De Parelvissers’? Het is met voorsprong het meest besproken programma van het voorjaar.

Lenaerts: Ik probeer het als een compliment te beschouwen: het omgekeerde zou nog erger zijn. Ik wéét ook niet of het goed is, alleen maar dat dit het beste is wat ik op dit moment kan. Misschien zal blijken dat het niet mijn ding is. Jammer, maar dan doe ik wel iets anders.

De eerste aflevering van ‘De Parelvissers’ eindigt met ‘You are my sister’ van Antony & The Johnsons. Antony Hegarty is een zeer flamboyante artiest, terwijl jij toch eerder in de massa opgaat, bij wijze van spreken. Heb je toch heimelijk zin om…

Lenaerts: Mijn haar roze te kleuren? (lacht) Neen, ik vind het gewoon geweldige muziek. Ik heb hem ook leren kennen voor ik hem ooit gezien heb. Ik wil niet opvallen, behalve met de dingen die ik maak. En zelfs dan: ik probeer me altijd ondergeschikt te maken aan mijn werk, of dat nu een quiz, een talkshow, of een serie is. Waarom hebben Bart en ik De Mol niet gepresenteerd? Omdat dat toch alleen maar de aandacht zou afleiden. Hetzelfde met De Parelvissers: ik ben niet degene naar wie de mensen moeten kijken.

Dat gebrek aan imago, zorgt dat ervoor dat mensen makkelijk op je afstappen?

Lenaerts: Ik weet dat niet. Al heb ik nu wel het verschil met Bart goed gemerkt. Mensen behielden altijd afstand tegenover Bart en mij. Ze kwamen wel iets zeggen, maar dat was altijd heel beleefd. Maar sinds Bart Het Geslacht De Pauw heeft gedaan, is dat helemaal veranderd. Sommige mensen zien het verschil niet tussen Bart en zijn personage. De barrières zijn weggevallen: ze beginnen te roepen ‘Hey jong, ge zijt precies verdikt’, terwijl ze dat twee jaar geleden nooit gedaan zouden hebben. Op dat vlak ben ik heel blij dat ik kan opgaan in de massa.

Rob Vanoudenhoven vertelde me ooit dat de lol er af was toen mensen met opzet tegen zijn winkelkarretje reden…

Lenaerts:… om sorry te kunnen zeggen. Ja, dat gebeurt wel, maar je ondervangt dat voor een groot stuk door niet op een zaterdagmiddag naar de drukste winkelstraat te gaan. Ik ben sowieso geen mens die graag tussen het volk staat. Ik heb er dus niet zoveel last van.

Wat is het mooiste compliment dat je al gekregen hebt van de man in de straat?

Lenaerts: Goh, de laatste tijd vragen ze mij vooral wanneer ik nog eens op tv kom. ‘Want er is tegenwoordig niet veel meer om mee te lachen zenne.’ En dan moet ik zeggen (bedremmeld): ‘Wel, binnenkort komt er iets. Maar ik doe niet mee en het is niet om te lachen. Maar kijk toch maar: ik hoop dat het goed zal zijn.’ (lacht)

Ik heb nog een compliment voor jou. Bettina Geysen, ex-netmanager van één, beklaagde zich er onlangs over dat de zender geen grote zondagavondshow meer heeft en dat er geen jonge programmamakers meer zijn. ‘Het is wachten op de jonge broer van Tom Lenaerts’, zei ze.

Lenaerts: Is het echt? Amai! Dank u, Bettina.

Aan de andere kant: misschien bedoelt ze ook dat jij al te oud bent voor een grote zondagavondshow.

Lenaerts: Misschien wel (lacht). Hoewel: ik denk dat ze allang content zouden zijn met nog eens een populaire zondagavondshow. Al begrijp ik het niet goed: Peter & Stany hebben net Als ’t maar beweegt gemaakt, Het Geslacht De Pauw heeft het goed gedaan op zondag… waar zitten ze over te klagen?

Misschien wordt ‘De Parelvissers’ wel hét zondagavondprogramma? Het uitzenduur is ernaar.

Lenaerts: Ja, al is het tijdstip op het randje, want ik verwacht een inspanning van de kijker. Hij zal bij deze reeks soms eens moeten aanklampen, vertrouwen hebben en verder kijken. Wie de eerste aflevering mist, zal ook niet meer mee kunnen. In die zin is de serie ook zeer oncommercieel. Maar ik beloof: wie zich op sleeptouw laat nemen, zal niet ontgoocheld zijn op het einde.

Was er druk om Censydiam erop los te laten?

Lenaerts: Niet dat ik weet. Ofwel is die opgevangen boven mijn hoofd.

Het is toch opvallend: ‘De Parelvissers’ staat nu op zondagavond terwijl tien jaar geleden ‘Terug Naar Oosterdonk’ zogezegd te moeilijk was voor dat tijdstip.

Lenaerts: Ja, terwijl dat toch niet waar was? Ik heb vernomen dat als ze Terug Naar Oosterdonk nu zouden uitzenden, het wél op één zou komen. Dat betekent dat de Canvaskijker tien jaar voor is op de TV1-kijker! Toch een vreemde conclusie. Ik denk dat je vooral je kijker niet moet onderschatten, dat het publiek niet alleen maar geïnteresseerd is in voorgekauwde, hapklare dingen. Hoor je met hoeveel overtuiging ik dat probeer te zeggen? Dat is omdat ik het heel hard zélf wil geloven.

DE PARELVISSERS

26/2 – 20.45 ééN

Stefaan Werbrouck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content