Patrick Watson is een mens en een groep. De mens Patrick Watson is een hyperkinetische Canadees, zijn gelijknamige groep een ambient folkband die slome soundtracks bij denkbeeldige films verzint. Wij spraken met de mens Patrick Watson. Dáchten we. ‘Soms word ik wakker in het lichaam van een Chinees.’

Patrick Watson is net terug van IJsland, waar hij de laatste hand heeft gelegd aan Wooden Arms, zijn derde plaat. ‘We hebben gisteren op de goede afloop geklonken’, schraapt Watson zijn keel. ‘En ik ben weer zo stom geweest om mij aan de plaatselijke absint te vergrijpen. Black Death heet dat spul en het is zo straf dat het verboden zou moeten worden! Ik ga er dingen van doen die ik in andere omstandigheden nooit – ik herhaal:nóóit – zou doen.’ Zoals? ‘Geen voorbeelden. Sorry. Te beschamend.’

Wist je op voorhand wat voor een plaat ‘Wooden Arms’ moest worden?

Watson: Ik wist vooral wat het níét mocht worden. Ik had geen zin meer in ambient. Ken je de cartoons van Spiderman? Met die heftige bigband-muziek? En die pow-pow-pow-klanken? Wel, zó moest de plaat klinken: als een cartoon uit de jaren 40, but in a science fiction kind of way. En de nadruk moest op de percussie liggen.

Dat treft: percussie was het eerste wat ik bij het beluisteren van ‘Wooden Arms’ opschreef. Het tweede was: Tom Waits.

Watson:(Verbaasd) Dat is gek: ik ben niet zo vertrouwd met zijn muziek, maar heel wat van de nieuwe nummers heb ik geschreven na een concertreeks met Marc Ribot (de los-vaste gitarist van Tom Waits; nvdr.). Er zal dus onrechtstreeks wel wat van Tom Waits in de plaat geslopen zijn, zij het dan alweer op het vlak van de percussie. Ik heb in de studio heel vaak staan roepen: ‘Ik wil potten en pannen horen, méér potten en pannen!’ (Lacht) En marimba’s, die wilde ik ook in overvloed op de plaat. Inderdaad, nu je het zegt: very waitsian allemaal.

Je teksten zijn niet altijd even verstaanbaar, vind ik. Je lijkt ze zelfs een beetje achter de muziek weg te stoppen.

Watson: Echt? Dat vind ik jammer. Ik heb voor deze plaat als zanger veel meer mijn best gedaan dan op mijn vorige platen. Nog niet zo lang geleden beschouwde ik mijn stem als een muzikaal instrument – wát ik precies zong, deed er niet zoveel toe – maar deze keer wilde ik toch op z’n minst verstaanbaar klinken. Nu ja, ik weet dat ik een vreemde uitspraak heb en ik werk eraan. Ik hoop alleszins dat mijn boodschap op deze plaat een beetje juist overkomt.

Even de proef op de som nemen. In ‘Bejing’ lijk je te zingen: ‘Woke up in Bejing with someone else’s arms in me.’

Watson:(Lacht) Helemaal juist! Al lijkt het wel hardcore porn als je die zin isoleert. Terwijl Bejing eigenlijk gaat over een fantasie in de stijl van Being John Malkovich, de film waarin John Cusack bezit neemt van het lichaam van John Malkovich. Wel, op een ochtend had ik het gevoel dat ik was wakker geworden in Peking, in het lichaam van een Chinees. Vandaar: ‘with someone else’s arms in me’. Het klinkt vreemd, ik weet het, maar dat soort fantasieën heb ik wel vaker.

Over realiteit en fictie gesproken: hoe voelde het om in amper een paar jaar tijd van kroegzanger in Montréal tot support act van wijlen James Brown te evolueren?

Watson: Onwezenlijk natuurlijk. Ik heb enorm veel geleerd tijdens die tournee, zeker wat de interactie met het publiek betreft. Vóór die tournee was het publiek voor mij louter de ontvanger van de muziek. Door met James Brown op tournee te gaan, heb ik geleerd de mensen echt bij het optreden te betrekken. James Brown beschouwde het publiek als een integraal onderdeel van zijn band. Niet op een flauwe klap-eens-in-de-handen-en-brul-maar-lekker-mee-manier, maar hij kreeg wel altijd de hele zaal mee. Hij maakte van elk optreden een hoogmis, echt een bijna religieuze ervaring. Hij hield er in ieder geval een heel andere attitude en ethiek op na dan al die indiegroepjes die graag nonchalant doen over hun optredens, zo van ‘gewoon goed is al goed genoeg’.

Klopt het dat James Brown in songtitels sprak?

Watson: Absoluut! Als je hem vroeg hoe laat het was, antwoordde hij: ‘Papa’s got a brand new bag!’ Vroeg je of hij lekker gegeten had, dan zei hij: ‘Say it loud, I’m black and I’m proud!’ Nog iets drinken, James ‘Make it funky!’ En zo ging dat maar door, de hele dag. In zekere zin was hij een beetje een karikatuur van zichzelf geworden. Of beter gezegd: hij was zich gaan gedragen naar de karikatuur die anderen van hem gemaakt hadden. Maar niet op een zielige manier, hoor. Hij was zeker niet zo wereldvreemd als pakweg Michael Jackson. Integendeel, hij maakte een heel authentieke indruk, maar dan op zijn eigen, excentrieke manier. Ongelooflijk ontroerend ook om te zien hoe die hele crew rond hem aan elkaar hing. Die brotherhood, dat guitige gang-sfeertje, dat onderlinge respect: ik kreeg het er altijd warm van. Als ik zijn assistent voor het optreden zijn vers gestreken kostuum zag klaarleggen, dacht ik altijd: ‘Zo wil ik ook eindigen!’

WOODEN ARMS

Uit bij V2

PATRICK WATSON LIVE

25/5 ABBox, Brussel

Door Vincent Byloo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content