Twee oscars op de schouw, vier gezonde kinderen, een trouwe echtgenote, goed voor 20 miljoen dollar per film én door alle schoonmoeders ter wereld op handen gedragen: wat wil Tom Hanks eigenlijk nog meer? Van zijn zielsbrave imago af natuurlijk. In ‘The Ladykillers’, de nieuwste caper comedy van de Coen Brothers, onderneemt Hanks als sociopaat een aardige poging. ‘Ik heb niet echt een appetijtelijk pakket te bieden, maar het is wel authentiek.’

THE LADYKILLERS: VANAF 16/6 IN DE BIOSCOOP

Wanneer we Tom Hanks ontmoeten tijdens het jongste filmfestival van Cannes, vinden we in de hotelsuite van het Carlton alvast een goedgeluimde, flink doorspekte en welbespraakte kerel voor ons. En dat terwijl zijn nieuwste film – een zuiderse update door de lumineuze broertjes Coen van een steenkoolzwarte fifties-komedie uit de Britse Ealing studios – in de VS nochtans niet bepaald de box office noch het cynische harnas van de filmcritici wist te kraken.

Op zijn 48e en met titels als Splash, Big, Philadelphia, Toy Story, Saving Private Ryan, Cast Away, Road to Perdition en Catch me if you Can op zijn palmares zit Hanks dan ook duidelijk niet langer om een artistiek risico verlegen. Sterker nog: de jongste tijd doet Amerika’s ideale schoonzoon kennelijk niets liever dan het vertolken van dubbelzinnige en wraakzuchtige personages of het produceren van politiek aangebrande films. Van Forrest Gump naar Forrest Gimp? Het kan verkeren.

Het is de eerste keer dat je in Cannes neerstrijkt?

Tom Hanks: Gek eigenlijk. Ik heb ondertussen al de hele wereld rondgereisd, maar hier was ik nog niet eerder beland. Dat komt omdat nogal wat Amerikaanse producenten schrik hebben om zich in Cannes in competitie te meten. Met die gekke Fransen weet je tenslotte maar nooit. Het verdict in Cannes kan immers even hard aankomen als een Romeinse keizer die een gladiator beoordeelt met een omhoog of omlaag gestoken duim.

Ben je daar nog bang voor?

Hanks: Welnee. Hetzelfde fenomeen voltrekt zich immers dagelijks in elke bioscoop ter wereld. Uiteinde- lijk komt iedereen toch een film keuren? Ik ook. En ik draai ondertussen al te lang mee om me daar nog zorgen over te maken.

Vandaar dat je de jongste jaren je imago van ideale schoonzoon durft in te ruilen voor het vertolken van meer ambigue personages, zoals maffiabaas Mike Sullivan in ‘The Road to Perdition’ en nu professor G. H. Dorr in ‘The Ladykillers’.

Hanks: In wezen is er geen verschil in de manier waarop je als acteur een filmpersonage moet benaderen, al gaat het om een zielsbrave borst als Forrest Gump of een perfide praatjesmaker als Gorr. Het gaat telkens om hetzelfde soort ‘doen alsof’ en vooral om hetzelfde engagement. Rollen waar ik me niet instinctief mee verbonden voel, daar begin ik niet aan. Deze kerel is welbespraakt, zelfverzekerd, slim en belust op het uit de weg ruimen van oude vrouwtjes. Kortom: daar kan ik best inkomen. (lacht) Maar een regisseur die me zou vragen om de belichaming van het kwade te vertolken… Hoe begin je daar in godsnaam aan? Om maar te zeggen: alle personages die niet té ver van me afstaan of te abstract worden, interesseren me. Hoe dubbelzinnig ook. Zelfs een sociopaat hoort wat mij betreft in dat rijtje thuis. Hoe vaak krijg je tenslotte niet te horen dat zo’n kerel bij een bank werkt, op de bus opstaat voor ouwe vrouwtjes maar ondertussen wel een dozijn slachtoffers op zijn zieke geweten heeft. (lacht)

Tom Hanks als lustmoordenaar, klinkt veelbelovend. Maar voelde je echt de behoefte om je brave imago van je los te gooien?

Hanks: Nee. Het zou stupide zijn om zo opportunistisch te redeneren, om je carrière echt per se in bepaalde bochten te willen wringen. Allicht levert dat ook flauwe films op. Toen ik bijvoorbeeld het scenario van Road to Perdition las, dacht ik niet: ‘Hé, dat is mijn moment om me een nieuw imago aan te meten.’ Ik dacht simpelweg: ‘Hier zit een uitstekende film in, zo’n personage ligt me wel en heb ik nog niet eerder vertolkt.’ Bovendien moet je ook het geluk hebben om dergelijke scenario’s aangeboden te krijgen. Zo heb ik ook al heel wat filmrollen geweigerd omdat ik me er niet mee verbonden voelde ook al zijn het achteraf uitstekende films gebleken. Zoals Jerry McGuire bijvoorbeeld. Maar: no regrets. Just go by the gutfeeling.

Tegenwoordig sta je helemaal bovenaan de A-List, maar niettemin heeft het lang geduurd vooraleer je de rollen voor het uitpikken had.

Hanks: In het begin van mijn carrière had ik het erg moeilijk om ergens ‘nee’ tegen te zeggen. En dat kwam mijn artistieke sérieux niet ten goede. Ik nam bijna alles aan waar ik voor betaald werd, omdat ik zo graag acteerde en omdat ik zo’n lange weg had afgelegd om ergens bij te horen. Maar gaandeweg leer je dat werk aannemen uit compensatiedrift of dankbaarheid niet altijd het beste arbeidsethos is. Een slechte film blijft immers een slechte film. En hij zal je je hele carrière lang blijven achtervolgen. Bovendien zullen journalisten je tot in der eeuwig- heid ter verantwoording roepen. (lacht) En ik geef toe: heel wat films uit mijn verleden zijn prullen die werden gemaakt door een jongetje dat eigenlijk nauwelijks wist waar het mee bezig was.

Een voorbeeld?

Hanks: Eén voorbeeld? Waar zat jij verdorie in de jaren tachtig? (lacht)

Uiteindelijk kom je toch bij de Coens terecht.

Hanks: Ik ben al jaren een grote fan. De Coens maken films die geen enkel stereotiep patroon volgen en die je als kijker voortdurend op het verkeerde been zetten. En dat is een zeldzaamheid in Hollywood. Toegegeven, toen die gang in de fik schoot in Barton Fink had ik geen flauw benul meer waarover het ging, maar ik bleef wel op het puntje van mijn stoel zitten. Bovendien schrijven ze de scenario’s zelf, hebben ze met O Brother, Where art Thou?, Blood Simple en Fargo enkele van de beste films van de laatste decennia op hun palmares, werken ze niet volgens de codex van een filmstudio, verkopen ze geen merchandising en maken ze geen sequels op hun succesnummers. Gelukkig zijn ze geniaal, want met zo’n instelling beland je in Hollywood algauw in de goot. Normaal ben ik niet zo tuk op remakes, maar wanneer de Coens achter de camera staan, weet je dat je vertrokken bent voor een onvergetelijke rit.

Professor Gorr is een erg theatraal personage, een karikaturale uitvergroting van de criminele en geletterde gentleman. Deed zo’n rol je niet terugverlangen naar het theater?

Hanks: Absoluut. Dat is het enige wat ik mis. Maar voorlopig komt het er gewoon niet van. Als ik opnieuw op de planken wil staan, ben ik namelijk quasi verplicht om voor geruime tijd naar Europa af te zakken. En vergeet niet dat ik momenteel nog twee jonge kinderen heb – eentje van acht en eentje van twaalf – die volop aan het opgroeien zijn en waartegen je niet zomaar zegt: ‘Papa gaat even voor enkele maanden weg. Braaf zijn en val mama niet lastig’. Als mijn kinderen volwassen zijn en ik heb nog steeds tanden, dan kom ik naar Londen. Beloofd. (lacht)

Hoe leer je je kinderen eigenlijk omgaan met je Hollywood-faam?

Hanks: Door hen zo normaal mogelijk als een normale vader te behandelen. Ze weten dat ik beroepshalve films maak en ze weten dat ik op straat al eens wordt aangeklampt. Maar ze beseffen ook dat daar zowel voor- als nadelen aan vastzitten. Thuis ben ik in elk geval nog nooit over mijn carrière begonnen en ik tracht hen ook zoveel mogelijk uit de schijnwerpers te weren. Toch worden ze af en toe tegen wil en dank met ‘vader de acteur’ geconfronteerd wanneer ze op tv een film van me zien uit de jaren tachtig en zich bezorgd afvragen: wat was papa toen in ’s hemelsnaam aan het denken. Dan grijp ik vaderlijk in en wijs hen erop dat ze toen nog niet eens geboren waren en dus geen recht van spreken hebben. (lacht)

Zijn het fans van je?

Hanks: Niet echt. Professioneel negeren ze me volledig. Mijn jongste zoon doorloopt momenteel zijn James Bond-fase terwijl de middelste dweept met Martin Scorsese. En mijn oudste? Die is 26 en maakt nu zelfs zijn eerste film. Ik bewonder zijn lef, want ik besef dat het niet makkelijk is om mijn erfenis mee te zeulen binnen deze industrie.

Je draaide zelf ooit de komedie ‘That Thing you Do’ en een episode uit de tv-reeks ‘Band of Brothers’. Ga je ooit nog regisseren?

Hanks: Nee. Ik ben en blijf een acteur. Enkel als producent voel ik me zelfverzekerd genoeg om nog projecten op poten te zetten. Ik heb simpelweg niet voldoende artistieke koorts door mijn lijf stromen om me jarenlang passioneel op hetzelfde project te concentreren. En dat is wat je als regisseur nodig hebt. Ik heb het een paar keer op mijn bescheiden niveau met heel veel plezier gedaan en heb er heel wat van opgestoken, maar ik mis de gedrevenheid.

Als producent ben je wel erg actief. Naar verluidt ga je straks zelfs de nieuwe films van Spike Jonze, Mark Romanek en Lawrence Kasdan produceren.

Hanks: Mijn faam als producent heeft ook veel met mijn vrouw te maken. Ik ben als producent vooral geschikt om andere mensen te enthousiasmeren, maar voor de concrete uitwerking ervan heeft mijn vrouw veel meer aanleg en discipline. Het succes van My Big Fat Greek Wedding bijvoorbeeld is dan ook haar verdienste. Ik stond toevallig op de credits. Als producent wil ik mezelf daarom niet al te veel lof toezwaaien. Uiteindelijk zijn het anderen die de ideeën aanbrengen, het project uitwerken en naar het witte doek vertalen. Het enige waar ik als producent impact op heb, is dat ik mijn eigen smaak naar voren kan brengen.

En die is de jongste tijd ook behoorlijk politiek geladen. Zijn je volgende projecten geen oorlogsfilm over Afghanistan en de Vietnam-biopic ‘They Marched in the Sun’?

Hanks: Ik heb inderdaad de rechten gekocht op twee politiek beladen boeken, soldatenbiografieën eigenlijk, die heel delicaat zijn om te verfilmen omdat ze nogal wat controversiële thema’s aansnijden. Maar ik vond ze maatschappelijk te belangrijk om ze links te laten liggen. Zeker in het huidige klimaat vind ik het nodig om ten minste te proberen om een genuanceerd beeld op te hangen van wat tegenwoordig meestal enkel nog in holle slogans wordt verkocht. Elke oorlog is anders en elk soldatenverhaal is anders. Het is nooit een objectief gegeven. En dat wordt vaak vergeten.

‘Saving Private Ryan’, ‘Band of Brothers’, ‘They Marched in the Sun’: vanwaar je fascinatie voor militairen?

Hanks: Omdat mijn generatie is opgegroeid met Vietnam. En dat heeft nog steeds haar impact op het Amerika van vandaag. Het is nuttig om te analyseren wat die oorlog globaal politiek en cultureel voor ons land heeft betekend. Wat me in They Marched in the Sun dan ook zo intrigeert, is dat het een realistisch beeld schetst van de manier waarop doodgewone, brave jongens gaandeweg de meest gruwelijke dingen begonnen aan te richten. Het ontrafelt de amorele mechaniek die een oorlog aandrijft en toont hoe de overlevingsdrang zelfs de meest fatsoenlijke mens in een bloeddorstig dier kan veranderen. Die persoonlijke, subjectieve invalshoek is wat me interesseert. Ik heb geen zin om een polariserende film te maken rond een dergelijke thematiek omdat je dan verglijdt in propaganda.

Wat vind je dan van Gouden Palm-winnaar Michael Moore, die in ‘Fahrenheit 9/11’ wel een globaal beeld tracht te schetsen van de mechanismen die binnen de clan-Bush tot de oorlog in Irak hebben geleid?

Hanks: Ik heb de film nog niet gezien, maar ik kijk er wel naar uit. Reken maar dat die film minstens 300 miljoen dollar in het laatje zal brengen. Michael Moore heeft zowat op zijn eentje het concept van de ‘documentaire als entertainment’ nieuw leven weten in te blazen. Ik was in elk geval dol op Bowling for Columbine. Wat Moore doet als filmmaker vind ik dan ook briljant. Hij giet politiek beladen thema’s in een clever maar onderhoudend jasje en slaagt er op die manier in, onder het sluwe mom van entertainment, een politieke en relevante discussie op gang te trekken. Ook nu weer: niemand heeft Fahrenheit 9/11 al gezien, maar de controverse zorgt er ondertussen wel voor dat iedereen al staat te popelen om de bioscoop binnen te stormen. En dat geldt zowel voor zijn voor- als tegenstanders. Faut le faire.

Ik kan je verklappen dat het een niet mis te verstane fuck-youmentary is aan het adres van Bush. Kan dat de verkiezingsuitslag beïnvloeden, denk je?

Hanks: Geenszins. Als de film in Amerika uitkomt tijdens de zomer – wat Moores expliciete bedoeling is – zal het wel het nodige stof doen opwaaien. Tegen november û wanneer de mensen uiteindelijk het stemhokje induiken – is die storm echter ongetwijfeld al weer gaan liggen. Uiteindelijk heeft film maar bitter weinig impact op de politieke besluitvorming. Het zijn je eigen passies die je stem vormen en niet een film die deze passies becommentarieert. Zelfs al brengt Moore compromitterende dingen aan het licht over Bush die door de conservatieve media werden verzwegen, dan nog zal de doorsnee Amerikaan niet geneigd zijn daar zijn mening aan aan te passen. Tenslotte trachten de Amerikaanse media je mening al 24 uur per dag te manipuleren. En of Moore daar nog iets aan kan veranderen? Uiteindelijk kan de waarheid het pas halen wanneer je die zelf aan den lijve ondervindt, niet wanneer je ze door iemand anders krijgt uitgelegd.

Je bent kennelijk veel met die politieke vraagstukken bezig. Was je als kind ook al zo ernstig?

Hanks: Integendeel. Vietnam vormde weliswaar het decor van mijn jeugd en dat heeft er ongetwijfeld veel mee te maken, maar als kind was ik een extravert opdondertje dat er nooit om verlegen zat een publiek te entertainen. Ik was tien toen ik voor het eerst op een podium stond en mensen aan het lachen kreeg. Toen dacht ik: dat is het helemaal. Zou ik hier ooit mijn rekeningen mee kunnen betalen? Voor mijn eerste baantje in het theater – een paar zinnetjes in een stuk van Shakespeare en achteraf de boel schoonvegen – kreeg ik 50 dollar per week. Ik weet nog dat ik toen echt dacht: wat voor idioten. Als ik hier al geld voor krijg, dan heb ik ze straks allemaal in mijn macht. (lacht)

En dat terwijl Steve Martin ooit zei dat je eruitziet als de ‘ober van Hollywood’.

Hanks: Ik geef toe: ik heb niet echt een appetijtelijk pakket te bieden, maar het is tenminste wel authentiek. (lacht) Bovendien houdt de vergelijking wel steek. Tenslotte zat mijn vader in de horeca en mocht het minder fortuinlijk met me afgelopen zijn, dan stond ik nu allicht in een restaurant met een schort om. Gelukkig was ik zo onhandig met borden dat hij gauw genoeg besefte dat hij me zelfs niet eens in zijn restaurant wilde. Ik herinner me wel nog dat ik ooit als tiener een douche nam toen mijn vader plots woedend het douchegordijn openrukte. Hij brieste me toe toch maar eindelijk eens een deftig baantje te zoeken in een of andere restaurantketen in plaats van zomaar wat in het theater aan te modderen. Toen zei ik: ‘Pa, waarom moet ik in godsnaam een baantje nemen als ober?’ Daarop antwoordde hij: ‘Omdat elke idioot het godverdomme in zes maanden tot restaurantmanager kan schoppen.’ Dat om maar te zeggen dat mijn vader niet erg artistiek aangelegd was en aanvankelijk weinig vertrouwen had in mijn acteercarrière.

Is dat ooit veranderd?

Hanks: Toen hij me een keertje aan het werk zag in het theater, kwam hij me achteraf feliciteren. Hij zei: ‘ You did a good job.’ En het woord ‘job’ was voor hem kennelijk van cruciaal belang. Mijn vader heeft zijn leven lang keihard gezwoegd en toen hij plots besefte dat ook ik een ‘job’ had, zelfs al was het werk waar hij niet zoveel van begreep, is hij me blijven steunen.

Je bent een selfmade man en je hebt als kind ook nogal wat pleeggezinnen doorlopen. Heeft Hollywood je desondanks weten te veranderen?

Hanks: Ik denk dat ik steeds dezelfde simpele jongen gebleven ben. Ik had dan ook het geluk dat ik een lange periode nodig heb gehad om een zekere status te verwerven. Een instant succesacteur, een posterboy of een hype ben ik nooit geweest. Bovendien kwam ik indertijd enkel naar Los Angeles afgezakt wanneer ik het contract al op zak had. Het is met andere woorden een langzaam groeiproces geweest en ik heb er ook nooit om rolletjes hoeven te bedelen. Dat betekent dat ik negen jaar de tijd heb gekregen om mijn beroep in relatieve rust te leren en mijn creatieve horizon te verbreden buiten de schijnwerpers om. Eigenlijk is het pas met Big (1989) dat ik in Hollywood als kredietwaardige leading man naar voren werd geschoven. Voor mij is de filmindustrie dan ook altijd een werkplek gebleven, een plek waar je heel wat ontgoochelingen kunt oplopen en waar je ego zo kan worden gemaakt of gekraakt. Achteraf bekeken ben ik daarom blij dat ik geen goede films heb gemaakt vooraleer ik ook over het nodige talent beschikte om goede films te kunnen maken. Van megalomane dagdromen ben ik kortom bespaard gebleven. Mijn films zijn gewoon werk. Mijn leven, dat zijn mijn vrouw en mijn kinderen.

En dat helpt je relativeren, ook al ben je ondertussen een van de rijkste filmiconen ter wereld?

Hanks: Hoeveel je emotioneel ook mag investeren in een bepaalde rol, als mens investeer je nog altijd duizend keer meer in je gezin. De filmbranche is leuk om doen en je wordt er inderdaad riant voor betaald, maar op het einde van de dag moet ik net als iedereen verantwoording afleggen ten opzichte van mijn gezin. Mijn familie is dan ook een veilige haven voor me waar Hollywood gelukkig nog geen enkele keer heeft aangemeerd.

Straks ben je te zien in ‘The Terminal’ van Steven Spielberg, een film over een immigrant die strandt op een Amerikaanse luchthaven en zijn gezin mist.

Hanks: Klopt. Zoveel moeite had ik dus niet om me in dat personage in te leven. In zekere zin is hij zelfs even verstoten als mijn personage uit Cast Away. Hij heeft weliswaar mensen om zich heen om tegen te praten en hij heeft een dak boven zijn hoofd, maar hij is evengoed beroofd van zijn vrijheid. En dat is misschien wel het meest essentiële om als mens op de been te blijven.

Spielberg is tegenwoordig je buurman, niet?

Hanks: Min of meer, al moet je er dan wel een brede definitie van het begrip ‘buurman’ op na houden, want om een steen in zijn tuin te kunnen mikken, moet ik toch minstens vijf kilometer ver gooien. (lacht) We zien elkaar natuurlijk regelmatig en af en toe loop ik wel eens zijn veel grotere huis binnen, maar toch blijf ik me een kleine uk voelen in zijn gezelschap. Steven is Thomas Edison, terwijl ik gewoon een kerel ben die blij is dat ik zijn lampen af en toe eens mag in- en uitdraaien. Steven is niet alleen een creatief genie. Hij is ook een cultureel instituut, een industriële visionair die de cinema al een paar keer heeft heruitgevonden. Hij is Stanley Kubrick, Charlie Chaplin, Jack Warner en Clark Gable vervat in een en dezelfde entiteit. Vergeleken daarmee kon ik niet verder dan Adam West (de tweederangsacteur die in de originele Batman-serie speelde; dm). (lacht)

Slotvraag. Hoe kijk je op je carrière terug?

Hanks: Niet, want ik herbekijk mijn films enkel wanneer ze toevallig op tv komen. Toch acht ik me een heel tevreden man. Want hoewel sommige films duidelijk beter zijn dan andere, meen ik niettemin te kunnen stellen dat ik sinds Big geen echte rotzooi meer heb gemaakt. En zelfs al bleken het niet allemaal box office-hits te zijn: in elke film steken wel enkele scènes waar ik als acteur nog steeds trots op kan zijn. Vrij naar Forrest Gump zou ik dan ook durven stellen: het leven is als een doos tennisschoenen, je moet zelf zien uit te vissen welke jouw maat is. Diepzinnig, niet? (lacht)

De opvolging van Etienne Vermeersch is verzekerd.

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content