Op zijn nieuwe album put Goran Bregovic weer volop uit de rijkdom van de Balkan. Een gesprek over zigeunerliedjes, rock en de toestand in ex-Joegoslavië. ‘Zonder de oorlog had ik mijn muzikale erfgoed waarschijnlijk nooit ontdekt.’

Goran Bregovic, ‘Tales And Songs From Weddings And Funerals’ (Mercury/Universal) verschijnt op 19 augustus.

‘Vind je mijn nieuwe plaat echt goed? Werkelijk? Fijn, want ik maak me zorgen dat ze heel wat mensen niet zal bevallen.’ Vreemd toch, dat iemand als Goran Bregovic zo onzeker is. Tweeënvijftig jaar is hij nu, een minzame man uit Sarajevo, zoon van een Kroatische vader en een Servische moeder. Stijlvol maar los gekleed, sierlijk verwilderd met een bestudeerde artistieke slordigheid. Vroeger was Bregovic een rockster in eigen land maar nadat hij zijn lokale muzikale erfgoed had ontdekt, brak de muzikant met de enge rockwereld en maakte hij naam en faam als componist van soundtracks bij films van Emir Kusturica ( Underground) en Patrice Chéreau ( La Reine Margot). Goran Bregovic is een homo universalis die het benauwende nationalisme in zijn geboorteland de rug toekeerde. Hij woont met zijn gezin in Parijs en werkt in Belgrado, de enige stad in zijn natuurlijke omgeving die niet door de oorlog werd getroffen en waar hij zijn computers zonder zorgen kan inpluggen. Op zijn nieuwe album Tales And Songs From Weddings And Funerals profileert de componist zich meer dan ooit als een bevlogen muzikale etnograaf. De plaat is een feest waar tango en reggae een verbond aangaan met Bulgaarse stemmen, rockgitaren, een zigeunercombo van blazers en een symfonisch orkest. En dan toch die twijfel.

Waarom zo onzeker?

Goran Bregovic: Ik ben van nature een twijfelaar. Als ik een concert geef, vraag ik vooraf aan mijn zaakwaarnemer hoe hij het publiek inschat. Met dit album neem ik echter een enorm risico. Er staat immers geen popmuziek op en de kans bestaat dat veel mensen de liedjes beschouwen als simpele, bijna onnozele muziek voor huwelijksfeesten.

Je combineert zoveel verschillende genres en instrumenten, misschien is het daarom zo complex voor veel mensen.

Bregovic: Alles is een mengvorm, niks is puur. Ik speel bastaardmuziek en voor mij is dat natuurlijk omdat ik geboren ben in Sarajevo, waar je binnen de driehonderd meter alle culturen kan ontmoeten. Een politicus heeft er moeite mee om alle culturen uit de Balkan te verzoenen, maar ik als muziekmaker kan dat wel.

Het album draait rond huwelijken en begrafenissen. Vreugde en verdriet liggen dicht bij elkaar?

Bregovic: Absoluut, beide gebeurtenissen vertonen veel gelijkenissen. Je ontmoet er haast vergeten vrienden waarvan je blij bent ze terug te zien maar je ziet er ook familie waar je absoluut geen band mee hebt en die je liever niet was tegengekomen.

Bij ons gaat een begrafenis gepaard met trage, droevige muziek. En bij jullie?

Bregovic: Vaak speelt men muziek die de overledene graag hoorde. Dat kan dus prettige muziek zijn, wat niet per definitie vloekt met de treurige stemming. Op een begrafenis mag er optimistische muziek worden gespeeld. De Slavische cultuur kan goed omgaan met droefenis, pijn en smart, het gaat ons gewoon beter af. Ooit was ik een popster in mijn land maar zelfs toen waren mijn teksten heel triest.

Nu spelen vooral zigeunercombo’s muziek op de begrafenissen maar oorspronkelijk was dat de taak van militaire bands.

Bregovic: Ja, eigenlijk hebben we de zigeuners gewoon ingehuurd. Wij hebben lang tot het Ottomaanse rijk behoord en dat was cultureel een heel arme tijd. Zelf konden we niets. We schonken instrumenten aan de zigeuners en die gingen er hun gang mee. Ze luisterden oorspronkelijk begrafenissen op maar al snel ook huwelijken.

Wij hebben de indruk dat zigeunermuziek vrij weemoedig is maar dat klopt niet?

Bregovic: Die indruk – dat cliché – is ontstaan toen zigeuners in restaurants gingen spelen. Vooral de Hongaarse en Roemeense zigeunermuziek heeft daar onder geleden. Ik werk met zigeunermuziek die je onmogelijk in restaurants kan spelen. Die trompettisten van mij moeten voortdurend tussen de noten door een kwak uit hun mond spuwen. Beetje moeilijk in een restaurant, niet?

Voel je jezelf enigszins verwant met Django Reinhardt?

Bregovic: Weet je wat heel opmerkelijk is? De nieuwe generatie zigeuners die in de stad opgroeit, maakt gebruik van synthesizers en elektrische gitaren. Hun sound doet erg denken aan de vroege Django Reinhardt, vooral dankzij de waanzinnige akkoorden. Compleet tegenovergesteld aan moderne muziek die geënt is op ritme en minimalisme. De toeristen hebben die nieuwe stijl voorlopig nog niet ontdekt, want de nieuwe generatie speelt in de bars en de straten van de stedelijke zigeunergetto’s, waar geen toerist ooit een voet zet.

Je begon als rockmuzikant en werd met je groep Bijelo Dugme een grote ster in eigen land. Maar wist je toen al dat je iets heel anders wilde doen?

Bregovic: Je moet die platen van toen eens beluisteren. Of nee, liever niet. Ik was jong en wilde gewoon de good looking guitarist zijn, zoals die in het westen. Maar onze rock-‘n-roll was niet te vergelijken met die in het westen. We zagen eruit als rocksterren maar we speelden lachwekkende traditionele rock. Ik heb verschrikkelijk veel tijd heb verknoeid met een beperkte provincialistische kijk op muziek maar dat is typisch voor artiesten uit een kleinere cultuur. Die veronderstellen dat hun lokale erfgoed niet interessant is, dus imiteren ze die van de grotere culturen. Ik ben er pas laat achter gekomen dat onze lokale traditionele muziek verdomd rijk en boeiend is. Net zoals die van de ons omringende kleinere landen. Om het cru te stellen: zonder de oorlog had ik nooit dat vertrouwen in onze lokale muziek gekregen.

Hoe bedoel je?

Bregovic: Ik ben toen naar Parijs gevlucht en dankzij de afstand met mijn geboortestreek heb ik er meer liefde voor gekregen. En vertrouwen. Bovendien kwam ik via allerlei kanalen in contact met andere artiesten uit kleinere culturen. Ofra Haza bijvoorbeeld. Dat was op de MTV Awards in New York. Een broos Israëlisch meisje stond daar alleen tussen al dat Angelsaksisch geweld. Ze zong a capella, met het grootste zelfvertrouwen. Een openbaring. Ik vind het ook opvallend dat veel oudere artiesten teruggrijpen naar de roots. Mark Knopfler speelt tegenwoordig met countrymuzikanten. Ook John Lennon heeft dat gedaan. Ze keren showbusiness de rug toe.

Je hebt net een oratorium geschreven over verzoening, ‘Mon Coeur Est Devenu Tolérant’.

Bregovic: Weet je waar ik van geschrokken ben? Het woord ’tolerant’ bestaat in mijn taal niet. Blijkbaar was er in mijn gebied geen behoefte aan. We hebben het oratorium net opgevoerd in Sarajevo, de plaats waar ik vandaan kom en waar het woord ’tolerant’ dus letterlijk niet bestaat.

Uw land lijkt veroordeeld tot intolerantie? Geloof je dan nog in verzoening?

Bregovic: Natuurlijk wel. Kijk naar de geschiedenis. We komen van heel ver en het gaat beter dan ooit voorheen. Als je televisie kijkt, heb je die indruk misschien niet maar er is nu wereldwijd meer vrede en beschaving dan ooit.

Is de toestand stabiel in de Balkan?

Bregovic: Wie de geschiedenis kent, kan moeilijk optimistisch zijn. Deze oorlog was niet nieuw. Eigenlijk behoor ik tot de eerste generatie die niet tot het leger was voorbestemd. Mijn grootvader was officier, mijn vader ook, maar ik niet. En mijn vrienden ook niet. Bosnië-Herzegovina is echter een klein land. Ons lot wordt bepaald door grote mogendheden.

‘Een politicus heeft er moeite mee om alle culturen uit de Balkan te verzoenen, maar ik als muziekmaker kan dat wel.’

‘Ik behoor tot de eerste generatie die niet tot het leger was voorbestemd.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content