In de komedie ‘Something’s Gotta Give’ lacht Jack Nicholson uitbundig met zijn eigen imago als liefhebber van mooie jonge vrouwen. Maar wie is de man achter de eeuwige grijns? ‘Ik ben compleet anders dan iedereen denkt.’ Door Ruben Nollet

Wie is Jack Nicholson? Het is een vraag waar geen juist antwoord op bestaat. Er zijn namelijk verschillende Jacks. Een paar weken geleden, op het festival van Berlijn, kregen we er vier te zien. Ten eerste was er Jack ‘de Hollywoodacteur’, die op de affiche staat van de komedie Something’s Gotta Give. In die film steekt hij gretig de draak met die andere Jack, ‘de Eeuwige Verleider’. Nicholson speelt immers een oudere kerel die enkel geïnteresseerd is in jong vlees; hij zelf wordt vaak gesignaleerd aan de arm van knappe jonge vrouwen zoals Lara Flynn Boyle. Op de persconferentie kregen we Jack ‘de Eeuwige Verleider’ ook voorgeschoteld, uitgedost met zijn onafscheidelijke donkere zonnebril en zijn brede grijns. Knus genesteld tussen zijn tegenspeelsters Diane Keaton en Amanda Peet (van wie hij speels de rug streelde) zoog hij moeiteloos alle aandacht naar zich toe en schudde hij de oneliners die het publiek van hem verwacht uit de mouw. Op een andere plaats van het festival, een retrospectieve over de Amerikaanse cinema tussen 1967 en 1976, konden we dan weer kennismaken met Jack ‘de Filmlegende’. In de klassiekers uit die intrigerende periode vertolkte Nicholson vaak een hoofdrol, van Easy Rider en Five Easy Pieces over Carnal Knowledge en The King of Marvin Gardens tot Chinatown en One Flew over the Cuckoo’s Nest.

De Jack die de hotelkamer binnen stapt waar ons interview plaatsvindt, is weer van een ander kaliber: een man die duidelijk al 67 levensjaren achter de rug heeft en zijn wilde haren al een tijdje kwijt is. Nicholson laat zonnebril en oneliners op zak en geeft verrassend eerlijke antwoorden, al heb je (achteraf, want op het moment zelf geniet je van het feit dat je naast hem mag zitten) de indruk dat hij al pratend zoekt naar wat hij nu eigenlijk wil zeggen. Bijvoorbeeld als we hem vragen hoe het komt dat hij na Anger Management opnieuw een commerciële komedie wou doen. ‘Dat heeft alles te maken met 11 september’, legt Nicholson uit. ‘Die gebeurtenis heeft me zo geschokt dat ik besliste om een tijdje enkel in komedies te spelen. Ik hoef niet per se sociale of politieke statements te maken en bovendien ligt kritiek zo voor de hand. Niemand heeft graag oorlog. Als Bush en Powell hadden geroepen: “We willen ze allemaal uitmoorden!”, dan had de regering nooit zoveel steun gekregen. Ik vind het dus niet echt dapper om met vredesboodschappen te zwaaien. En ik ben dan nog een oude peacenik! Iedereen die in 1968 een nachtclub uitbaatte zal je zeggen dat de wereld totaal veranderd is. Oorlog is geen zaak meer van regeringen. Door het internationale terrorisme leven we allemaal letterlijk op een slagveld, en dat is volgens mij niet wat mensen willen. Er bestaat geen enkele rechtvaardiging voor.’ Humor als reactie tegen de ellende in de wereld, het is ook een optie. En als we Nicholson mogen geloven een behoorlijk lastige.

Vind je dat komische acteurs onderschat worden?

Jack Nicholson: Absoluut. Ik wil niet pretentieus klinken, maar ik vind Something’s Gotta Give zowat de meest unieke film die we dit jaar al te zien hebben gekregen, om de eenvoudige reden dat niemand anders dit soort verhalen vertelt. Iedereen draagt tegenwoordig zwart en ziet er bleek uit en alles moet zo ellendig mogelijk zijn. Maar op den duur wordt dat ook een cliché. Daardoor wordt het ook moeilijk om een lichte en fleurige film te maken. Zo’n verhaal wordt doorgaans niet ernstig genomen, maar iedereen die erin meegespeeld heeft, kan beamen dat het veel zwaarder is. Ik heb een scène waar ik aan de deur met Amanda Peet sta te praten nadat ik een tijdje uit beeld ben verdwenen. Op dat moment wou ik tonen dat mijn personage echt veranderd is, wat betekende dat ik de scène zonder franjes speelde, zonder dat het komisch moést zijn. En dat was een verademing: vergeleken met de grappige scènes ging het vanzelf. ( lacht) Plots besefte ik dat komisch acteren een stuk lastiger is, maar omdat het er zo plezierig uitziet, merk je dat niet altijd. Maar een grappige scène vraagt een direct resultaat. Een dramatische scène kan je op honderden manieren spelen, een komische scène is enkel succesvol als het publiek lacht.

In ‘Something’s Gotta Give’ steek je de draak met je eigen imago. Vind je dat belangrijk?

Nicholson: Ik heb het altijd nuttig gevonden om mijn beroemdheid met de nodige ironie te benaderen. Mijn publieke imago is altijd goed voor me geweest. Ik heb niet het gevoel dat de andere mensen me censureren wat mijn leven betreft. Het is een speels imago, dat van een kerel die zich graag amuseert.

Je lacht dus wel degelijk met je imago, niet met je eigen persoonlijkheid.

Nicholson: Absoluut. Want ik ben compleet anders dan iedereen denkt. (lacht)

Is dat ook altijd zo geweest?

Nicholson: Altijd. Het heeft te maken met hoe ik me gedraag als ik me tussen het grote publiek begeef. Deze situatie is tamelijk zeldzaam, als je erover nadenkt. Ik bedoel, je kunt alleen maar raden wat er op dit moment door mijn hoofd gaat. Al geldt dat natuurlijk voor iedereen. Om alle mogelijke redenen heb ik het altijd heel belangrijk gevonden om mijn privé-leven goed af te schermen. Dat is ook de reden waarom ik nooit tv-interviews doe. Ik wil niet dat de mensen ook maar denken dat ze weten wie ik ben, omdat het daarna een stuk moeilijker is om hen ervan te overtuigen dat ik een ander personage ben. En daar gaat het tenslotte om als acteur. Iedereen kan acteren als niemand weet wie je bent of denkt het te weten. Wat je moet doen, is dat concept in je voordeel ombuigen en op zoek gaan naar het innerlijke leven van je personage. Daarmee kan je een publiek boeien. Mijn eerste acteerleraar legde me ooit uit waarom ons vak vitaal zal blijven. Als je een landschap laat zien, hoe indrukwekkend of prachtig ook, Niagara Falls of Monument Valley bijvoorbeeld, en ergens in dat beeld staat één piepklein menselijk figuurtje, dan zal het publiek altijd naar die mens kijken. Zo simpel is het.

Wat vind je zelf van oudere mannen die iets beginnen met jongere vrouwen?

Nicholson: Ik ben blij voor ze. ( grijnst)

Trek je liever met jongere vrouwen op dan met vrouwen van je eigen leeftijd?

Nicholson: Ik kan je eerlijk zeggen dat ik niet in die categorieën denk. Er zijn natuurlijk de fundamentele biologische wetten van het leven en van de voortzetting van het menselijk ras, die stellen dat een vrouw die niet meer vruchtbaar is ook minder aantrekkingskracht uitoefent. Maar los daarvan bekijk ik elke vrouw als een afzonderlijke persoon. Dat is altijd zo geweest en zal ook altijd zo zijn. Er bestaat een vooroordeel over mij dat ik door de band meer oog heb voor mooie vrouwen. Dat klopt, maar mijn definitie van schoonheid is veel breder dan wat de meeste mensen denken. Leeftijd speelt daar niet zo’n grote rol in. Daarin verschil ik ook van Harry, mijn personage in Something’s Gotta Give. Hij ziet een aantrekkelijke jonge vrouw als een juweel, iets wat hem zelf mooier en aantrekkelijker maakt. Het probleem van Nancy Meyers, die deze film geschreven en geregisseerd heeft, is dan weer dat ze niet wil dat ik gezien word met aantrekkelijke jonge vrouwen. We hebben allemaal recht op onze vooroordelen, maar ik heb Nancy echt moeten uitleggen dat die mooie jonge vrouw essentieel is voor Harry. Bovendien is het een strategie die echt werkt. Je mag Harry een vieze oude vent vinden, maar andere vrouwen vinden mannen zoals hij wel aantrekkelijker omdat ze een jonge vrouw aan de arm hebben. Zo werkt het nu eenmaal. Maar persoonlijk vind ik al die trucs en strategieën beneden mijn niveau. ( lacht)

Wat ‘Something’s Gotta Give’ uiteindelijk zegt, is dat mensen beter partners van hun eigen leeftijd kunnen kiezen. Heb je met Nancy Meyers gekibbeld over het conservatieve einde?

Nicholson: Neen, want daarom vind ik dit net een goede film: hij zet de conventionele ideeën over relaties op hun kop. Ik moet zeggen dat ik een beetje ontgoocheld ben door jouw vraag, ook al omdat je niet de eerste bent die ze stelt. Ik vind Something’s Gotta Give eerder revolutionair dan conservatief. Er bestaan geen andere films die een volwaardige en goed uitgewerkte relatie afbeelden tussen oudere mensen – en dan iets anders dan Ma & Pa Kettle ( de hoofdpersonages van een reeks films uit de vroege jaren vijftig over een bejaard boerenkoppel met 15 kinderen, rn). Ik begrijp niet goed waarom critici dat niet zien. Het publiek heeft er geen moeite mee, want Something’s Gotta Give kreeg een goedkeuringspercentage mee van 97 procent, wat uitzonderlijk hoog is. Zulke cijfers zeggen dat iedereen van de film houdt. Ik ben er zeker van dat het percentage bij zogenaamde experts een stuk lager ligt. ( grijnst) Zelf sta ik in geen van beide kampen, omdat ik gewoon goede films tracht te maken. That’s it.

Op de Berlinale liep een retrospectieve over de Amerikaanse cinema uit de vroege jaren zeventig, waarvan jij ongeveer de bekendste acteur was. Ligt die periode voor jou ver in het verleden of sta je er toch nog dicht bij?

Nicholson: Het ligt nog dicht bij me. Ik heb nog vaak contact met de mensen met wie ik toen heb gewerkt. Neem bijvoorbeeld One Flew over the Cuckoo’s Nest. Michael Douglas, Danny DeVito, Christopher Lloyd, de rest van de cast, Milos Forman, we zijn elkaar nooit uit het oog verloren. Je kunt die periode ook moeilijk vergeten, want de films die toen gemaakt werden, hebben de tand des tijds moeiteloos doorstaan.

Denk je met weemoed aan die tijd terug?

Nicholson: Weemoed is een sterk woord, maar het ging er toen toch anders toe. Om even bij One Flew over the Cuckoo’s Nest te blijven: dat werd de meest succesvolle film aller tijden toen hij in de zalen kwam, terwijl het enorm veel moeite heeft gekost om hem gemaakt te krijgen. Maar ik wist dat de mensen van mijn generatie erin geïnteresseerd zouden zijn en dat het dus een commerciële film was. De eerste versies van het script waren niet goed, maar toen Milos Forman er zijn ding mee had gedaan, wist ik dat we een hit vast hadden. Ik improviseerde toen ook veel meer. Dat was ik gewoon.

Toen hadden regisseurs als Milos Forman, Roman Polanski en Stanley Kubrick succes, wat we ons vandaag nog moeilijk kunnen voorstellen. Blijf je als acteur ook vaker ontevreden achter?

Nicholson: Ik moet zeggen dat ik geluk heb gehad, in die zin dat ik mijn carrière zo heb kunnen sturen dat ik nog steeds ieder personage kan spelen. Daar zijn regisseurs ook heel blij mee. Ik breng wel een zekere bagage mee als ik op het scherm kom, maar veel daarvan is nog steeds goed bruikbaar. Ik heb ook al geprobeerd om met elke nieuwe film een andere richting te kiezen. Ik houd er niet van om mijn successen te herhalen. Als ik ooit nog in een film meespeel, zal het waarschijnlijk geen verhaal worden over een oudere man die verliefd wordt op de moeder van zijn jonge vriendinnetje. ( grijnst) Natuurlijk genoot ik ervan om te mogen werken met Kubrick of Polanski of Milos Forman of Antonioni of Mike Nichols. Ik heb op dat vlak veel geluk gehad in mijn leven. Mijn situatie is dus een beetje anders. Maar ik kan me voorstellen dat veel andere acteurs het er wel moeilijker mee hebben. Ik had ook gedacht dat de wereld 25 jaar na Star Wars al lang zin zou hebben in iets anders dan melodrama en speciale effecten. Nu heb je de indruk dat we er voorgoed aan vastzitten. Maar ik denk dat het nog kan veranderen, als we eenmaal snappen hoe we met speciale effecten moeten omspringen. Ik weet hoe de special effects-revolutie een invloed zou kunnen hebben op mijn eigen films, en het heeft niks met explosies te maken. In The Crossing Guard gebruikte Sean Penn welgeteld één effect, omdat twee shots van een sigaret niet overeenstemden. Dat is waar we naartoe moeten. Regisseurs moeten begrijpen dat speciale effecten niets meer zijn dan een manier om hun werk op te smukken, zoals schilders dat doen. Ik denk dus dat we er uiteindelijk wel zullen uit raken. Alhoewel… ( lacht) Ik zat onlangs in de bioscoop met mijn kinderen en ik besefte plots dat zij geen band hebben met films als Of Human Bondage of On the Waterfront, en hun vriendjes ook niet. Zij zien graag explosies en grapjes over winden laten. Plots vroeg ik me af of ze wil zin hebben om ontroerd of uitgedaagd te worden door een film. Misschien vinden ze emoties wel zo onhygiënisch dat ze liever niet huilen in een cinema. Dat kan je niet weten.

Ligt het ook niet aan de filmmakers zelf?

Nicholson: Natuurlijk. Het is een cultureel gegeven. De filmmakers van nu zijn opgegroeid met Star Wars. Nancy Meyers heeft nooit De Zeven Samoerai van Kurosawa gezien, en zij is al lang geen 18 meer. Al wij het over film hebben, spreek ik dus per definitie een vreemde taal voor haar. De filmmakers van nu hebben een groot gat in hun opleiding, waardoor veel van hun ideeën in hun ogen fris en vernieuwend lijken terwijl ik het levensgrote clichés vind. Triest is dat.

Probeer je je kinderen geen filmgeschiedenis bij te brengen?

Nicholson: Soms wel. Onlangs waren we in Parijs en heb ik ze Cul-de-sac laten zien, een van de films die ik naar een onbewoond eiland zou meenemen en volgens mij Polanski’s beste film. Wat mensen denken en kinderen kunnen begrijpen, heeft me altijd gefascineerd en ik wou eens zien wat zij ervan zouden vinden. Er zit een shot in Cul-de-sac dat een volledig pelliculemagazijn lang is. Die scène illustreert voor mij perfect hoe vindingrijk een regisseur kan worden als hij het budget niet heeft om te filmen wat hij wil. Polanski zat op dat moment zonder geld en hij vond er niets beter op dan te blijven draaien tot de pellicule in zijn magazijn op was. Twintig minuten lang, want hij draaide op 16 mm. En je merkt er niks van in de film. Dat legde ik uit aan mijn kinderen. Maar wat ik geweldig vond, is dat ze alle grappen snapten. Cul-de-sac is nochtans een heel verfijnde zwarte komedie, Er is dus nog hoop. Goeie films zullen altijd een publiek vinden. Ik ben niet bang dat de mensheid plots zal aftakelen.

Wanneer krijgen we jouw visie als regisseur nog eens te zien?

Nicholson: Ik ben altijd met het idee blijven spelen om nog eens achter de camera te kruipen, maar ik vrees dat mijn leeftijd me op dat vlak te pakken heeft gekregen. Ik weet niet of ik het nog kan opbrengen om twee jaar aan een film te werken. Je moet weten dat ik als acteur al meer dan een jaar bezig ben aan een film. Aan Something’s Gotta Give ben ik eind 2002 begonnen, want ik houd graag alles in de gaten, van het script tot de montage. Ik zie mezelf meer als filmmaker dan als acteur. Mijn rol in een film is heel bizar. Ik ben iemand die heel vaak ziet hoe hij op de set conflicten moet oplossen en kibbelende partijen kan verzoenen. Ik ken namelijk een hoop handige trucs. ( lacht)

Je dochter Lorraine is ook even te zien in ‘Something’s Gotta Give’. Was dat jouw idee?

Nicholson: Nee, ze was toevallig op de set. Sindsdien heeft ze trouwens al haar eerste echte rol gekregen. Zonder mij iets te vragen of te vertellen. Lorraine heeft echt – hoe zal ik het zeggen? – kloten aan haar lijf, veel meer dan ik ooit heb gehad. Ze is heel koppig en ze weet wat ze wil. Ik heb het mijn kinderen altijd afgeraden om acteur te worden. Ik wou dat ze eerst een eigen leven leidden. Maar Lorraine voelt zich echt aangetrokken door het vak en bovendien bezit ze volgens mij authentieke star quality. We zullen zien of ze het volhoudt en wat het zal opleveren. Er valt ook veel te leren. Ze heeft nog een hoop werk voor de boeg, en zoals het gezegde gaat, je haalt er maar iets uit als je er iets in stopt. Ik kan het weten: ik heb twaalf jaar lang acteerlessen moeten volgen. En ik ben toch een redelijk intelligent man, al zeg ik het zelf. l

Door Ruben Nollet

‘Als je een landschap laat zien, hoe indrukwekkend of prachtig ook, en ergens in dat beeld staat één piepklein menselijk figuurtje, dan zal het publiek altijd naar die mens kijken. Zo simpel is acteren.’

‘De filmmakers van nu hebben een grooT gat in hun opleiding, waardoor veel van hun ideeën in hun ogen fris en vernieuwend lijken terwijl ik het levensgrote clichés vind. Triest is dat.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content