Ze heeft donker haar nu. Het staat haar beter dan de blonde spinnenkop van weleer. Zo heeft Dolores O’Riordan, zangeres van The Cranberries, wel meer dingen achtergelaten. Haar drang tot het veroveren van de wereld. Haar zucht naar het Rijk der Popsterren. En haar diepe depressie, die haar een vijftal jaar geleden tot een hangplant reduceerde. Door Eddy Hendrix

‘Wake Up And Smell The Coffee’. (Universal) Uit op 15 oktober.

Het nieuwe album, Wake Up And Smell The Coffee, is het vijfde van The Cranberries, een groep die tien jaar geleden als een frisse wind boven een beladen rockwereld de kop opstak. Hun tweede album _ No Need To Argue, met daarop de klassieker Zombie _ leverde ze wereldwijd succes en schouderklopjes van de aanvankelijk sceptische rockpers. Sindsdien wordt de verkoop van hun platen met duizelingwekkende cijfers geschreven. Toch heeft de groep zijn stijl aangepast, de liedjes van alle ballast ontdaan, gladgeslepen tot gesimplificeerde popfolkrock. Niet meer, maar ook niet minder. Het persoonlijke geluk van het viertal, de herwonnen band met Ierland, en het overweldigende niets moet-gevoel maken van Wake Up And Smell The Coffee hun meest optimistische album tot nu.

Tien jaar The Cranberries, een nieuwe platenmaatschappij, een nieuw album. Voel je deze plaat zelf als een nieuwe start aan?

Dolores O’Riordan: In zekere zin wel, want de groep is nog nooit zo optimistisch geweest, en geniet meer dan ooit van het musiceren. We hebben met deze plaat opnieuw het plezier, het goed gevoel teruggevonden dat we in de loop van de voorbije jaren volledig kwijtgespeeld waren.

Was het de business die het had overgenomen van spelplezier?

O’Riordan: Zeer zeker. Je mag niet vergeten dat ik pas 18 was toen ik bij The Cranberries ging zingen, 19 toen ik voor het eerst op tournee ging, en dat heb ik continu gedaan tot mijn 24ste. Ik had niet eens een thuis om heen te gaan. Als ik een week of twee vrij had, boekte ik nog maar eens een hotelkamer. Alsof ik er nog niet genoeg gezien had. Maar ja, je hebt een dak boven je hoofd nodig, niet? En als ik al eens terug in mijn geboortestreek in Limerick kwam, dan was het eerste contact aan het vliegveld die met de tabloids, die vol stonden met vreselijke verzinsels over mij. Dus ik wilde ook al niet meer terug naar Limerick, ik vluchtte weg van de pulpbladen en van de mensen die ze vullen, en die mij achternaholden. Ik vermeed Ierland, dus ik verloor er mijn vrienden, en zo verloor ik mijn zin voor realiteit.

Waardoor je helemaal vervreemdde?

O’Riordan: Precies. Rond ’94-’95 ging ik onderuit, door een zenuwinzinking. En alsof dat nog niet erg genoeg was, achtervolgde de pers me nog intenser, precies om dat gegeven extra uit te smeren. Ze schreven dat ik anorexia had, dat ik niet echt ziek was, maar dat ik het mij inbeeldde. Aanstellerij van een verwend kreng. De pers stort zich met groot plezier en met tomeloze inzet op publieke figuren die ziek worden. Hoe erger het met mij werd, hoe meer ze me lastigvielen. Precies daardoor ging ik finaal door het lint. Ik wilde niet meer in het openbaar verschijnen, ik zocht een psychiater op, die me vertelde dat er maar één mogelijkheid was. Ik moest niet voor 100 procent, maar voor 150 procent breken met The Cranberries.

Een heel doortastend advies. Nam je die waarschuwing ernstig?

O’Riordan: Natuurlijk, want ik zat heel diep. Ik heb me met mijn echtgenoot vier maanden lang in de Caraïben teruggetrokken. Daar hebben we geleerd om uit te rusten, niet te werken, en niet aan The Cranberries te denken. Er was gelukkig ook niemand in de buurt om me met dat gegeven te confronteren. Niemand die verwees naar The Cranberries, niemand die er vragen over stelde. Na twee à drie maanden heb ik voor het eerst weer kunnen lachen. Letterlijk. En genieten. Ik hield mezelf toen nog voor dat ik nooit meer wilde zingen, want dat was voor mij de bron van alle kwaad. Door te zingen werd ik beroemd, door beroemd te worden werd ik achtervolgd, door achtervolgd te worden werd ik gek. Het ging zelfs zover dat ik spontaan ging zingen onder de douche, zoals iedereen, maar dat ik mij daarop betrapte en me oplegde er onmiddellijk mee te stoppen. Toch werd na die vier maanden de behoefte om te zingen te groot, en vond ik het ook weer leuk. Ik voelde dat de liefde voor het vak er weer aan zat te komen.

Viel dat herwonnen geluk samen met de geboorte van je eerste kindje?

O’Riordan: Ongeveer ja. Kort na die vier maanden Caraïben werd ik zwanger, en ik ben me uit het oog van publiek en media blijven houden tot na de geboorte. Moeilijk was dat niet, we hadden inmiddels een landhuis gekocht in Ontario, Canada. In the middle of nowhere, tussen de bomen, de meren en de wasberen. Daar is hij geboren, en daar heb ik mijn ziel teruggevonden.

Je bent daarna weer platen gaan maken. Nu is de nieuwe er. Bestaat het gevaar niet dat de hele ellende van voor af aan begint?

O’Riordan: Nee, want ik heb veel geleerd, en ik heb nu alles onder controle. Als je echt groot wil worden, dan moet je daar keihard voor werken. Los van het talent dat je hebt. Werken is conditio sine qua non. Mijn devies toen luidde: ik wil werken tot ik erbij neerval, want ik wil iets bereiken. Maar hoe meer je werkt, hoe meer spanning je creëert. Goed, je krijgt wellicht ook meer succes, maar ten koste van wat?! Nu probeer ik systematiek in mijn leven te brengen. Ik werk twee weken, maar daarna ga ik twee weken naar huis. Zo gaat het af en aan. Bovendien kan het mij nu geen barst meer schelen wat de tabloids over me schrijven. Ik heb mijn huis, een landgoed van 3 hectare volledig omgeven door huizenhoge muren, die bezaaid zijn met veiligheidscamera’s. Ik heb mijn privacy, mijn echtgenoot, en inmiddels twee kinderen, die ik bijzonder graag zie. Ik zie mijn vrienden opnieuw. Alleen zij weten wie Dolores is. Dus laat de rest maar schrijven. I wake up and smell the coffee.

Die titel van het nieuwe album is duidelijk een verwijzing naar het vinden van het eenvoudige, dagelijkse geluk. Het koesteren van kleine, gelukzalige momenten?

O’Riordan: Inderdaad. Het is een bestaande uitdrukking bij ons. Als je iemand kent die altijd bedrukt is, pessimistisch en nergens zin in heeft, dan zeg je tegen hem: Come on man, wake up and smell the coffee. Dat vond ik wel een geschikte titel voor deze plaat. Er is maar één iemand die iets aan je leven kan veranderen, en dat ben je zelf. Ik ben ook niet te beroerd om liedjes te schrijven over mijn geluk. Analyse is daar een voorbeeld van. Het heeft geen dubbele bodems, het is niet ironisch. Neen, het gaat over mijn geluk. Ook al zijn er hier en daar verwijzingen naar bepaalde angsten en twijfels, toch overheersen hoop en blijdschap op de plaat. Het klinkt wellicht wat vreemd in deze tijden van terreur, politieke onzekerheid, wereldwijde angst en vertwijfeling.

Gegeven die recente, angstaanjagende ontwikkelingen, maar ook de jarenlange ellende van hongersnood, vervolgingen, vluchtelingen, hoe slaag je er dan in om optimistisch te blijven?

O’Riordan: Omdat pessimisme niet helpt, en omdat je dat jezelf aandoet. Osama Bin Laden gaat het zich echt niet aantrekken dat ik mij vanwege hem opnieuw in een depressie stort, hoor. En als ik me laat leiden door angst en hopeloosheid, dan haalt hij zijn gelijk. Sorry, daar pas ik voor.

Maar je kunt wel de impulsieve en egocentrische reflex hebben: ik zorg ervoor dat het mij en mijn geliefden goed gaat. Als mijn kleine wereldje functioneert, mag ik niet klagen. Is dat niet zelfzuchtig?

O’Riordan: Er is niets mis mee om goed voor jezelf en voor je geliefden te zorgen. Dat is nogal duidelijk. Wat moet je anders? Jezelf in een depressieve bui naar de bliksem drinken of spuiten? Ik ben daar doorheen gegaan, in ’94. Het heeft werkelijk niet veel gescheeld of ik had hier niet gezeten. Zo ver wil ik het nooit meer laten komen.

Probeer je in je liedjes een balans te vinden tussen universele onderwerpen en persoonlijke beslommeringen?

O’Riordan: We zijn niet blind voor wat er rondom ons gebeurt, maar op Wake Up And Smell The Coffee overheerst toch onze persoonlijke leefwereld.

Een wereld die zich helemaal verschoven heeft naar je eigen Ierland. Daarover bestaan nogal wat clichés. Het is het land van mysterie, spiritualiteit, religie, poëzie. Rekening houdend met de relatief kleine bevolking heeft het een ongelofelijke geschiedenis op het gebied van kunst.

O’Riordan: Het is een fascinerend land om te bezoeken. Veel Europeanen die naar ons komen houden er werkelijk van. De meeste Europeanen zijn zelf afkomstig van een land met een rijke, eeuwenoude cultuur. Logisch dat ze die van ons ook appreciëren.

Kan jij er, als superster, rustig over straat wandelen?

O’Riordan: Geen probleem. Ieren zijn heel terughoudend en nuchter in die zaken. Ze herkennen me, zeggen gedag of vertrouwen me discreet toe dat ze ons nieuwe liedje wel mooi vinden. Daarna wandelen ze gewoon verder. Zelfs Bono kan gerust in de hoofdstraat van Dublin wandelen. Twee weken geleden was ik in de luchthaven en stond Pierce Brosnan toevallig naast me. Komt er een jongen naar mij toe die zegt dat hij onze nieuwe single leuk vindt. Ik bedank hem en wijs hem erop dat er naast mij eigenlijk een veel beroemdere mens staat. Dat weet ik wel, zegt de jongen, maar die zingt niet.

‘Wake Up And Smell The Coffee’ is echt wel ‘coming home’. De plaat van jullie terugkeer. Je hebt ze in Dublin opgenomen, met producer Stephen Street, die destijds jullie eerste twee platen al onder handen genomen heeft.

O’Riordan: Bij de vorige plaat, Bury The Hatchet, hebben we de productie zelf gedaan. Maar dat is ons niet goed bevallen. We hadden te weinig ervaring met de studiofaciliteiten, waardoor de mixing bijvoorbeeld veel langer uitliep dan gepland. We waren op het einde allemaal uitgeput. Met die ervaring besloten we voor dit album een efficiënte en bekwame producer te vinden. Van Stephen wisten we dat hij op een formidabele manier op acht weken tijd een album kan inblikken. Dat is snel. Stephen is bovendien niet de eerste de beste, hij heeft ook gewerkt met The Smiths en met Blur. Maar vooral zijn snelheid van werken was een belangrijk argument. We hebben allemaal kinderen, we willen geen dagen en nachten tijd verknoeien in de studio. Wij rekenen op normale werkdagen om op tijd thuis te zijn. Stephen is nog altijd geweldig. Ik heb geen moment het gevoel gehad dat we aan het werk waren. Het verliep zo gemakkelijk, zo harmonieus.

Moest je hem vooraf goed briefen? Had je er zelf een duidelijk beeld van hoe de plaat moest klinken?

O’Riordan: Nee, het is zoals bij schilderen. Je neemt een doek, penseel en verf en je begint. Gaandeweg ga je strepen en strijkjes toevoegen en wegvegen. Het is ook interessant om gaten te laten, in plaats van die dwangmatig te willen opvullen.

Leg je een pas geschreven en ruw opgenomen liedje opzij, om het, na een maand of twee, opnieuw te beluisteren om beter te kunnen beoordelen welk arrangement het vereist?

O’Riordan: Pas geschreven liedjes neem ik niet meteen op. Ik leef er een tijdje mee samen. Op papier. Ik breng met mijn pen aanpassingen aan. Pas daarna neem ik het op, laat het nog twee weken liggen, beluister het opnieuw, en beslis dan definitief wat ermee gebeurt.

Als je ouder werk opnieuw beluistert, betrap je jezelf dan op fouten? Nummers die je misschien te vol gepropt hebt? Want op het nieuwe album kies je radicaal voor een sobere aankleding.

O’Riordan: Vooral op het vorige, zelf geproduceerde album, Bury The Hatchet, hebben we de fout gemaakt om het vol te stouwen. De liedjes hadden nauwelijks ademruimte. Die verkeerde inschatting hebben we ingezien, en daarom is er op de nieuwe zoveel zuurstof. De liedjes kunnen opnieuw ademen.

De aankleding van ‘Zombie’, het nummer dat voor jullie alle deuren heeft geopend, was wellicht perfect: de folky, dromerige, poëtische kant van het nummer sprak vooral de meisjes aan, terwijl de grungy, noisy passages vooral de jongens inpakten. Is dat de verklaring voor het wereldwijde succes van ‘Zombie’?

O’Riordan: Ik weet het niet. Dat is uw analyse, maar ik heb er geen benul van.

Is het verhaal van ‘Zombie’ veeleer een zegen dan wel een kruis gebleken?

O’Riordan: Het heeft ons veel opgeleverd. Succes is altijd goed om te smaken.

Het heeft je in een positie gebracht dat je nu kunt doen wat je wil?

O’Riordan: Niet het! Ik heb het geschreven en ingezongen. Ik ben niet beschaamd om te zeggen dat ik daar trots op ben. Ik ben me bewust van de controverse rond het nummer, en in extenso rond ons hele oeuvre. Maar het maakt in wezen niet uit of je goede of slechte kritiek krijgt. Dát erover geschreven wordt, is eigenlijk al voldoende.

De meningen over The Cranberries zijn inderdaad gepolariseerd. Wie fan is, is doorgaans diehard, wie het niet zo lust, irriteert zich er mateloos aan. Ben je je daarvan bewust?

O’Riordan: Ach, het is wat het is. Ik besef dat inderdaad, maar ik ben er allang mee gestopt om daar een verklaring voor te bedenken. Als ik naar een schilderij kijk, stel ik me spontaan ook bepaalde dingen over de schilder voor. Wie hij was, wat zijn emoties waren toen hij het schilderde. Maar laten we nuchter blijven, dat kunnen wij nooit achterhalen. Daarom dat ik zelf ook nuchter tegen de pers aankijk wanneer die iets over onze muziek schrijft. Niet dat ik erop neerkijk, maar ik heb er ook niets aan.

Doet het nog deugd om een goede kritiek te lezen, en doet het nog pijn om een slechte voorgeschoteld te krijgen?

O’Riordan: Ik ben op het punt gekomen dat ik niets meer lees over ons. Dat past perfect in mijn plaatje, mijn motief, Wake Up And Smell The Coffee.

En lees je over muziek, om dingen te weten te komen over artiesten die je zouden kunnen interesseren?

O’Riordan: Absoluut niet. Ik ben een vrouw van dertig, met twee kinderen. Wat zou ik nog zitten lezen over rockgroepen?! Het is niet omdat ik zelf in een groep zing en songs schrijf, dat ik in andere artiesten geïnteresseerd ben. Van je 14de tot je 25ste lijkt me dat logisch, maar daarna niet meer. Als ik nu al aan lezen toekom, dan gaat dat over decoratie, kinderen, opvoeding, milieu en psychologie, dat soort van dingen.

Dan heb je ook weinig of geen drang om nog op zoek te gaan naar muziek?

O’Riordan: Ik heb de belangrijkste dingen in mijn leven gevonden. De rest is bijzaak. Dus ook de zoektocht naar muziek. Ik heb het gevoel dat mijn leven min of meer compleet is. Volmaakt, zo je wil.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content