Ook Arno zal erbij zijn, dit jaar in Cannes. Niet als chanteur de charme, wel als acteur. In ‘Komma’, het langspeelfilmdebuut van de Brusselse cineaste Martine Doyen, speelt hij een fantast die zich een nieuwe identiteit aanmeet. Een poging tot gesprek over zijn vijfde filmrol.

‘Klote.’ Van ganser harte is het niet dat Arno naar Cannes trekt. Vier dagen moet hij z’n opnamestudio missen. Hij is volop bezig met alweer een nieuwe plaat, blikte recent een nummer met Marseillaanse rappers in, er wachten nog vier filmrollen en in 2008 staat hij op de Parijse planken in de musical l’Homme à tête de choux, naar de gelijknamige plaat van Serge Gainsbourg. Hij blijkt écht wel een gedisciplineerde workaholic. ‘Wat moet ik anders doen? Ik zou me vervelen. Of ik drink me debiel.’

Zijn bezoek aan Cannes is ‘part of the job’, zegt hij. ‘Ik ga niet om te feesten, alleen om interviews te geven.’ Over Komma dus, het langspeelfilmdebuut van Martine Doyen, en zijn vijfde hoofdrol in een film – eerder was hij te zien in Skin (Guido Henderickx, 1986), Camping Cosmos (Jan Bucquoy, 1996), Alors Voilà (Michel Picoli, 1997) en de kortfilm Surveiller les tortues (Inès Rabadan, 1998). Deze keer speelt hij Peter De Wit, een ziekelijke leugenaar die op een avond ontwaakt in een mortuarium, besluit om zijn verleden te vergeten en een nieuwe identiteit ontleent aan een Zweeds lijk.

Ernaar uitkijken doet hij niet echt, naar de interviews. ‘Je moet altijd spreken over jezelf en dit is niet mijn project.’ Maar er zijn ergere dingen in het leven. ‘Twintig draaidagen, wat is dat? Martine is al vier jaar bezig met die film, zij heeft al het werk gedaan: scenario ( samen met Valérie Lemaitre, die tevens zijn tegenspeelster Lucy is in de film), cameraploeg, casting, geld zoeken. Het is háár film, niet de mijne. Ik praat daar niet graag over, heb daar trouwens niets zinnigs over te zeggen. Ik heb een hekel aan acteurs die in interviews pronkerig poneren dat ze zich ó zo hebben ingeleefd in hun rol. Ik snap dat niet. En een jaar na datum hangen ze nog steeds in hun personage. Of ze beweren het toch. Pure bullshit. Sorry, maar ik vind acteurs écht overroepen. Veel te verwend, veel te veel aandacht.’

De rol van Peter De Wit had hij aanvankelijk geweigerd. ‘Om verschillende redenen. Ten eerste ben ik geen acteur, ook al krijg ik vijf à zes scenario’s per jaar in m’n brievenbus, en: de draaidagen vielen middenin m’n tournee.’

Doyen testte met enkele andere acteurs, maar na enkele maanden stond ze weer aan z’n deur. Of hij toch niet wou proberen. Anderhalve testdag. En hij hapte toe.

Waarom dan toch?

‘Geld!’ Hij giert het uit. De echte reden: ‘Ze hebben me gepousseerd. En het scenario had wel iets, anders zou ik het zeker niet gedaan hebben, ook al ken ik Martine al jaren.’

Met scenario’s moet een mens trouwens voorzichtig zijn, vindt hij. ‘Soms lees je iets en denk je: fantastisch. Maar eens op de set: pure bullshit. Ook het omgekeerde heb ik al meegemaakt: een soundtrack weigeren omdat ik het verhaal maar flut vind en dan blijkt het resultaat fuckin’ good.’

Hij speelt wel graag iemand anders. ‘Da’s toch geestig? En ze betalen er nog voor ook.’ Maar zichzelf spelen, dat haat hij, doet hij niet meer, ook al blijven ze het vragen. ‘Ik kan dat niet, dat is oninteressant. Allez, speel ne keer jezelf. Kunt gij dat? Da’s toch om te lachen?!’ Dat hij in z’n vorige films steevast zichzelf zou spelen, zoals beweerd wordt, strijdt hij af. ‘In Camping Cosmos sta ik te totten met Jan Decleir, en in Surveiller les tortues werk ik in een fishstickfabriek. Zeg nu zelf: ben ík een homoseksuele fishstickfabrikant?’

Hij vindt het knap lastig om over z’n filmrol te praten. ”t Is zoals bij footbalisten: de bal rolt en ge moet erachter lopen – wat valt er meer te zeggen? Cameramannen, regisseurs, monteurs, da’s inderdaad nogal een werk. Maar acteurs? Veel te veel gesoigneerd. Ik ook.’

Vragen wat hem aantrok in de fantasierijke Peter De Wit, of er voeling was met zijn personage, mag niet, vindt hij ‘zo shit’ en oninteressant. ‘Ik heb er niets over te zeggen dat uw artikeltje schoner zou kunnen maken. Acteurs die vier jaar conservatorium achter de rug hebben kunnen daar wellicht wél over lullen, maar ik dus niet. Et je m’n fous. Filmster? Mon cul! Als je maar gezond bent!’

Wat hij toch kwijt wil: ‘Ik moest er gewoon op letten dat ik niet over mijn eigen voeten viel, en dat ik recht liep.’

Dat het barkoud was in Duitsland tijdens de draaidagen, kan er ook nog af: ”s Nachts. In mijn zomers kostuum. Mijn kloten waren deux petits pois.’

We zullen erop letten.

KOMMA

In première tijdens de ‘Semaine de la Critique’ in Cannes. Vanaf september in de bioscoop.

Johanna Vlaminck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content