Dominique Soenens
Dominique Soenens Freelancejournalist

Ben Sluijs is een van de toonaangevende figuren van de uitstekende generatie Belgische jazzmuzikanten van dit moment. Een gevestigde waarde, al hoort hij dat niet graag. ‘Ik wil gewoon een jongetje zijn dat saxofoon leert spelen.’

Door Dominique Soenens

Concertinfo:

http://home.pi.be/sluijs-houtman

Altsaxofonist Ben Sluijs is op een ietwat vreemde manier de jazz ingerold. Onder invloed van zijn vader speelde hij van jongs af aan viool, maar als tiener schakelde hij over op saxofoon. ‘In die tijd speelden groepen als Madness en UB40 met een saxofonist en dat sprak me aan. Mijn eerste echte ervaring met jazz was evenwel Jumpin’ jive van Joe Jackson, een plaat die ik leerde kennen via mijn broer. Daar was ik helemaal weg van. Ik zat op de klassieke muziekschool, maar omdat ik ook wou improviseren en soleren heb ik me ingeschreven in de Jazzstudio. Daar gaf toen net John Ruocco les.’

Hoe belangrijk was die voor jou?

Ben Sluijs: Van onschatbare waarde. Zonder hem had alles er waarschijnlijk helemaal anders uitgezien. Ruocco was een heel fascinerende kerel, niet altijd even gemakkelijk, maar wel écht. Hij leefde, ademde en sprak jazz. Hij liet me improviseren en stimuleerde me mijn eigen weg te zoeken. In die tijd volgden ook mensen als Kurt Van Herck, Frank Vaganée, Erwin Vann, Nic Thys, Bo Van Der Werf en Ivan Paduart les bij hem. Een echte generatieboom, John Ruocco spreekt er nu nog over. Veel in het leven hangt af van het toeval: ik ben op het juiste moment met de juiste mensen in contact gekomen.

Intussen ben je uitgegroeid tot een gevestigde waarde.

Sluijs: Dat zeg jij. (glimlacht) Maar ik voel wel dat er meer respons komt. Dat heeft voor- en nadelen. Mensen hebben meer respect, maar tegelijk benaderen ze je soms afstandelijker. Na al die jaren is er bij sommigen een verwachtingspatroon ontstaan en daar ben ik wel gevoelig voor. In zekere zin is dat een vorm van onvolwassenheid: ik wil gewoon het jongetje blijven dat saxofoon leert spelen.

Heeft het buitenland je nooit aangetrokken?

Sluijs: Ik heb er natuurlijk al gespeeld, maar het buitenland is geen doel op zich. Mijn ambitie is om mijn instrument te leren beheersen en te spelen met de muzikanten die ik wil en dat kan ik hier op een bevredigende manier doen. Als iemand als Phillippe Catherine mij vraagt om naar het buitenland te gaan, ben ik direct weg, maar het frustreert mij niet als het niet gebeurt. Natuurlijk hebben we intussen in België in ongeveer alle zalen en clubs al twee of drie keer gestaan. In hoeverre zullen de programmatoren ons blijven boeken?

Zorgt de overheid voor voldoende steun?

Sluijs: Ik denk dat de overheid zo weinig mogelijk individuen en groepen rechtstreeks moet subsidiëren, behalve dan enkele echt grote orkesten en opera’s. Je kunt beter de koek verdelen onder de diverse podia en de kleinere clubs – die nu vaak niets krijgen – en ze zelf laten beslissen wat ze programmeren. Zo komt er vanzelf diversiteit. Trouwens, als je volhardt, zal men je niet blijven negeren. Als je iets maakt dat je raakt, dan zal je ook anderen raken.

Moet je naïef zijn om hier jazzmuzikant te worden?

Sluijs: Om op je negentiende te beslissen jazzmuzikant te worden, moet je behoorlijk naïef zijn, ja. Maar ik ben nog altijd naïef en gelukkig maar. Je moet de wereld kunnen zien door de ogen van een kind, met verwondering en een zeker geloof in het goede, en dat zit ook in mijn muziek. Ik probeer mijn eigen ideale wereld te creëren, waarin ik zelf de regels kan bepalen. Daarvoor ben ik uiteindelijk muzikant.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content