Straks presenteert hij de reboot van De mol, maar eerst is er tien weken lang Karen & De Coster, samen met Karen Damen. Gilles De Coster lijkt De kruitfabriek verteerd te hebben en is klaar voor een nieuwe confrontatie met Jan Publiek, niet alleen op het scherm, ook in de studio. ‘Maar aan missies doe ik niet. Dat laat ik aan de grote zenders.’

Er zijn zo van die vragen die Gilles De Coster het voorbije anderhalf jaar wel vaker te horen kreeg. Of hij misschien ontslagen was en nu bij McDonald’s hamburgers bakt? Of hij werkelijk van de VRT naar Woestijnvis is verhuisd om een beetje achter de schermen rond te scharrelen? Of hij niet de schoonste jaren van zijn professionele leven aan het verspillen is? Of hij niet beter terug zou keren naar de radio, om daar uit te blinken in plaats van middelmatig te wezen in de gangen van Woestijnvis? Hij had dan wel radio voor televisie ingeruild, hij was nauwelijks op het scherm te zien.

Hij kan nu eindelijk zeggen dat hij niet ontslagen is, dat hij nog steeds tevreden is met zijn carrièreswitch en dat hij in eigen ogen best nuttig bezig is, dank u. Vanaf deze week is hij moderator, discussieleider en Ombudsjan 2.0 in Karen & De Coster, dat hij met Eric Goens’ productiehuis De Nieuwsfabriek maakt. En als alles goed gaat en iedereen genoeg centen krijgt, trekt hij later dit jaar naar exotischer oorden om De mol 2.0 op te nemen.

‘Natuurlijk ben ik daar blij mee, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat ik tot nu mijn tijd heb verdaan.’ Hij schudt het hoofd: ‘Ongeduld is de ziekte van deze tijd. Mensen vergeten dat het niet slecht is om eerst de tijd te nemen, in mijn geval om te leren televisie te maken en dan pas met je gezicht op het scherm te verschijnen.’

Na het opdoeken van De kruitfabriek is er redelijk snel gezocht naar een goede manier om actualiteit op VIER te brengen, legt De Coster uit. ‘Het aantal formats is daarbij niet eindeloos. Ga je voor een talkshow? Voor een mininieuwsbulletin? De vraag is: hoe kun je met een kleine zender toch een eigen plek bezetten binnen de actualiteit? En hoe doe je dat met een beperkt budget? Het nieuws zelf verslaan, doen anderen beter. Maar wat met de mensen die het onderwerp zijn van dat nieuws? Komen die voldoende aan bod? Het idee om mensen aan het woord te laten die toevallig of niet in het oog van de storm belanden, kwam van Eric Goens en het was bijna onmiddellijk duidelijk dat het de goede insteek is. Als je een teruggekeerde Syriëstrijder confronteert met zijn burgemeester, krijg je niet alleen een pittig debat, het is ook relevant. Mensen die betrokken zijn bij actuele gebeurtenissen, die pakweg twee dagen geleden een inbreker over de vloer hebben gehad en nu oog in oog met een voormalige dief komen te staan, herleiden een debat tot de rauwe essentie. Het gaat niet alleen over cijfers en statistieken, het gaat over wat zo’n inbraak met mensen doet. Je belandt niet in een wollig gesprek, maar je zet mensen tegenover elkaar met meningen die op feiten gebaseerd zijn.’

Dat gebeurde vroeger ook al, wil ik zeggen – door Goedele Liekens in Recht van antwoord, door Jan Van Rompaey in Ombudsjan – wanneer ergens boven ons plots gejoel, een schreeuw en een bulderlach weerklinkt. Vijf mensen hangen over de balustrade van het balkon en gebaren naar een man op de grond. Dat hij het niet verstaat, roept die met zijn hand boven zijn ogen. ‘Jonas & Van Geel’, glimlacht De Coster. ‘Ze zitten hier bij Videohouse in de studio naast ons.’

Vroeger, wil ik verdergaan, maar dan licht de smartphone van De Coster op. Hij werpt er een snelle blik op en fluit door zijn tanden. ‘Een overval in de Carrefour in Edegem. Er cirkelen helikopters boven mijn huis.’ Even voelen we de hete adem van de actualiteit in de nek. We wachten af. Jonas & Van Geel is weer naar binnen. De smartphone zwijgt.

Ze bestonden vroeger ook al, programma’s als Karen & De Coster.

GILLES DE COSTER: Absoluut. Het warm water is lang geleden uitgevonden en alles is al eens gedaan. Dat is gewoon een vaststelling, geen reden om het niet opnieuw te proberen. Ik wil er niet te hoogdravend over doen, maar ik denk dat een tv-programma geen mooiere rol kan spelen dan een vergrootglas te houden boven de maatschappelijke discussies die elders toch gevoerd worden. Op café. In de trein. Aan het koffieapparaat op het werk.

Gebeurt dat tegenwoordig niet vooral op Facebook, Twitter en het forum van HLN.be? En ik kan me vergissen, maar ik heb zelden de indruk dat die discussies uitblinken in wellevendheid, goede argumentatie en luisterbereidheid. Hoe vermijd je schreeuwtelevisie?

DE COSTER: Ten eerste, door ervoor te zorgen dat je goed weet wie je naar de studio haalt en dat je er niet iemand zet die zo maar een potje wil schelden. Dit programma staat of valt met goede research. Ik weet niet of het je is opgevallen, maar ik ben hier behoorlijk alleen op de redactie. De rest van de ploeg doorkruist op dit moment Vlaanderen om mensen te ontmoeten, om met hen te praten, om in te schatten of zij de juiste mensen op de juiste plaats zijn. Dit is geen programma dat op een redactie gemaakt wordt. Het rijpt in de werkelijkheid. Dat is ongelooflijk verfrissend. Om tien, elf uur ’s avonds krijg ik dan een sms van een van de researchers: ik zit hier naast Paul, hij heeft dit of dat meegemaakt, zou dat niets voor ons zijn?

Ten tweede is het mijn taak om de teugels van het gesprek strak te houden. Als je wilt, neem ik je dadelijk even mee naar de studio. Het is een compact decor, ik sta in het midden, loop rond, geef het woord en neem het weer af. Ik ben daar niet om mijn persoonlijke mening te verkondigen. Ik bewaak de richting en de spanningsboog van het debat. Ik ben er echt van overtuigd dat als je dat goed doet, als al die factoren mooi samenvallen, dat je een programma hebt dat begrip, opwinding of ergernis opwekt, dat in ieder geval iets losmaakt. Dat is geen missie. Ik wil ook niets in gang zetten. We streven ernaar relevant te zijn met boeiende televisie. We zullen niet alle maatschappelijke problemen oplossen, we zullen geen wereldvrede stichten of de klimaatopwarming tegengaan. Dat kan ik nu al wel vertellen.

Hmm, een programma met die doelstellingen, dat zou pas straf zijn.

DE COSTER: Absoluut, maar die ambitie laat ik aan grote zenders over.

Hoe reageerde je toen Eric Goens je voorstelde om Karen Damen bij het programma te betrekken, om er Karen & De Coster van te maken, in plaats van gewoon De Coster?

DE COSTER: Kort samengevat?

Dat mag.

DE COSTER: ‘Huh?’

Je was verbaasd.

DE COSTER: Tien seconden lang, ja. Daarna begreep ik perfect waarom Goens haar erbij wilde. We vullen elkaar perfect aan. Zij stelt vragen die niet eens bij me opkomen. Ze heeft een manier van praten die ik niet heb en ze is altijd en overal gewoon zichzelf. Je zult Karen niet betrappen op veel opsmuk. Ze vloekt, ze stopt haar gebreken niet weg en heeft een uniek talent om oprecht te zijn. Het is een ongewone combinatie, wij samen, maar we hebben nu twee proefafleveringen opgenomen en ik kan enkel zeggen dat het werkt.

Vergis ik me als ik denk dat je voortdurend je eigen enthousiasme tempert? Alsof je bang bent voor te veel ambitie, te hoge verwachtingen.

DE COSTER: Bang? Nee. Ik relativeer. Altijd en overal. Niet uit zelfbescherming, denk ik. Alhoewel. De ervaring leert dat op hoge pieken diepe dalen volgen. Dus ja, ik ben geneigd al die extremen af te toppen. Ik weiger me diep ongelukkig te voelen, net zoals ik het vermijd gretig van het succes te proeven. Als dit programma lukt, als het wordt wat we ermee willen bereiken, zul je me niet snel jubelend door de gangen zien lopen. Al verplicht ik mezelf tegenwoordig om het toch te doen, om te durven genieten van een geslaagd moment. Na de proefopname was ik blij omdat ik het had gekund en omdat ik me had geamuseerd in de studio. De adrenaline gierde door mijn lijf. Voor één keer heb ik tegen mezelf gezegd: De Coster, dat heb je goed gedaan. De volgende gedachte was: en nu beter. Maar je moet even op je eigen podium gaan staan. Anders heeft niets nog zin. Dan is er nooit goed, enkel beter. En verder heb ik vooral geleerd me niet op te jagen in zaken die je toch niet kunt veranderen. Dat is mijn levensfilosofie: alles waar je geen vat op hebt, mag je niet laten meespelen. Slechte cijfers, slechte waardering, mensen die je gezicht niet kunnen zien, regen, hagel, sneeuw: je kunt er niets aan veranderen, dus hou op met erover te zagen.

Het is een levensmotto waarmee je niet geboren wordt, dat je volgens mij pas huldigt als je mentaal klappen hebt gekregen.

DE COSTER: Mijn moeder is gestorven toen ik elf was. Hartfalen. Een vingerknip en ze was er niet meer. Het is een verlies dat al de rest in perspectief zet. Als mensen me vragen of een mislukt programma een tegenslag is, dan kan ik enkel zeggen: ‘Nee, je moeder op je elfde verliezen, dat is een tegenslag.’ Een mislukt tv-programma is niets. Dat is even slikken en dan weer moedig voorwaarts.

Pas op, je hoort me niet beweren dat ik altijd een meester ben geweest in het pareren van kritiek. Toen ik als 24-jarige de eerste keer De ochtend op Radio 1 presenteerde, zagen sommigen daarin de absolute ondergang van Radio 1. Ik was het niet waard in hun ogen. Ik ben meermaals jankend naar huis gereden. Een deel van de kritiek was terecht. Ik zal me in het begin een paar keer te veel versproken hebben, absoluut, maar het is ook zo dat een mens niet meer kan doen dan zijn stinkende best. Het is echt niet moeilijk bijvoorbeeld morgen na de eerste uitzending van Karen & De Coster in een hoekje te kruipen en alles op te sommen wat slecht was, om daaruit te besluiten dat we het niet kunnen, dat het beter is om te stoppen en collectief naar Siberië te verhuizen. Dat is echt niet moeilijk. Er is altijd iets dat nog niet goed genoeg is. Iedereen kan zo tien redenen bedenken waarom de wereld naar de kloten is, maar het is belangrijker om er twintig te bedenken waarom alles niet naar de kloten is, waarom het wel de moeite waard is, want die tien, daar kun je toch niets aan doen. Dat is een goede leidraad als je niet wilt verzuipen.

Toen je, na je overstap naar Woestijnvis, mee in De kruitfabriek zat, was het weer prijs. Jij lijkt wel mediastormen over je af te roepen.

DE COSTER: Ik denk niet dat ik controverse aantrek, het had altijd met de plaats en het moment te maken. Vernieuwing bij Radio 1 leidt per definitie tot doemberichten en De kruitfabriek werd het mikpunt van alle leedvermaak over hoe Woestijnvis eindelijk op zijn bek ging. Los daarvan: het hoort natuurlijk bij het soort werk dat ik gekozen heb. Ook daar moet je niet te veel over zeuren. Als je met je gezicht op het scherm komt, hebben mensen een mening over jou. Ze vinden je lelijk, ze vinden dat je te streng kijkt, ze vinden dat je er wat moe uitziet. Punt. Ik begrijp dat. Ik erger me te pletter als ik naar mezelf kijk of luister. ‘Stop met schuifelen’, denk ik dan. ‘Hakkel niet zo.’ Ik probeer de scherpe kantjes eraf te vijlen. Niet te veel te schuifelen, niet te veel te hakkelen. Dat heb ik in de hand. Maar ik kan het niet helpen dat sommige mediajournalisten zo vooruitziend zijn dat ze al na vijf minuten hun mening ventileren op Twitter. Dat kan ik moeilijk ernstig nemen. Ik probeer ervoor te zorgen dat ik mezelf recht kan aankijken in de spiegel en zeggen: ik heb me 110 procent gegeven.

Wil je het verschil maken?

DE COSTER: Goh, er zijn wel een paar dossiers waar we mee bezig zijn en waarvan ik geloof dat ze nieuwswaardig en niet futiel zijn. Maar verder? Ik ben geen man van het vijfjarenplan. Je weet toch niet wat er nog allemaal tussendoor je pad kruist. Mijn doelen beperken zich meestal tot de korte termijn. Ik was een jaar of 22, ik studeerde een extra jaar journalistiek in Brussel toen ik wijlen Bob De Groof hoorde spreken over het wonderlijke van radio. Die mens was fantastisch, zijn stem, zijn goesting, zijn liefde voor het medium. Tot dan wist ik niet wat ik werkelijk wilde. Ik kende Voor de dag omdat ik er iedere ochtend mee gewekt werd op het internaat waar ik op mijn vijftiende naartoe was gegaan. Maar daar, in de les, werd het me pas duidelijk: dat is het, ik wil niet schrijven, ik wil geen televisie maken, ik wil naar de radio en voor Voor de dag werken.

Wat ook gelukt is. Ben jij een zondagskind?

DE COSTER: Ik heb vooral het geluk altijd en overal op mensen te botsen die meer in mij zien dan ik zelf meen te zien. Nu nog denk ik vaak: wanneer ontmaskeren ze me? Wanneer ontdekken ze dat ik zeer weinig talent heb?

Is dat geen valse bescheidenheid?

DE COSTER: Nee, ik heb gewoon veel te leren. Dat is waarom ik ondanks alles nooit spijt heb gehad van mijn overstap naar Woestijnvis. Niemand neemt hier genoegen met voldoende. De lat ligt hoog. Het is een ambitie waar ik van hou. Omdat het je verplicht tot het uiterste te gaan en aan je eigen zwakheden te schaven. Je had het daarnet over Goedele Liekens en Recht van antwoord. Ons programma wordt anders, maar ik heb wel naar opnames van Goedele gekeken omdat ik veel te leren heb van haar stijl. Die klapt normaal, die doet normaal. Als er gelachen kan worden, zal ze lachen. Als ze streng moet zijn, zal ze streng zijn. Ze beweegt natuurlijk voor een camera, wandelt elegant van links naar rechts. Meer dan wie ook kan zij alle overbodigheid afwerpen. Wel, dat wil ik ook kunnen. Daar heb ik hard op getraind. Om die reden weiger ik in Karen & De Coster steekkaarten vast te houden en presenteer ik zonder autocue.

(springt recht en spreidt de armen) Kijk, met kaartjes in je hand, sta je altijd wat defensief. Als je handen vrij zijn, is het zoeken naar wat je ermee kunt doen. (stopt de handen in de zakken, laat ze hangen, steekt ze uit, naar links, naar rechts) Ik heb er echt intensief op geoefend. Ik heb twee dagen training gevolgd in Hilversum. ‘We willen geen kaartjes en geen autocue’, zeiden we. Twee dagen heb ik mezelf moeten bestuderen voor de camera. Dat was confronterend. Het beeld dat je van jezelf hebt, valt nooit samen met wat je op een scherm ziet. Die Hollanders laten er ook geen gras over groeien. Iedere zwakheid wordt meticuleus benoemd. Maar ik ben thuis gekomen en ik voelde dat er een keurslijf van me af viel. Nu kijk ik naar een camera, ik praat en wat ik zeg, komt recht uit mijn buik. Ik dreun geen teksten af.

WE STEKEN DE PARKING OVER EN LOPEN door een web van betonnen gangen naar de studio. Is De kruitfabriek te vroeg gekomen, wil ik weten? Heeft hij achteraf het gevoel dat hij er eigenlijk niet klaar voor was, dat hij nog te veel radioman was om tv te maken? De Coster haalt de schouders op. ‘Ik weet niet of het zes maanden later beter was geweest. Je leert door naar jezelf te kijken, door het te doen en als ik daar soms wat ongemakkelijk zat, dan lag dat volledig aan mij. Bij radio heb je alles in de hand. Mijn studio was mijn koninkrijk. Ik besliste hoe lang of hoe kort een gesprek duurde, welke jingle wanneer kwam, welke plaat, welke gast, welke vraag, welke aarzeling. Bij televisie moeten honderdduizenden beslissingen waarvan jij een klein deel bent allemaal samen goed vallen, en om dat te doen lukken, moet je veel harder werken.’

‘Dit is het’, zegt hij en hij wijst naar een cirkelvormige tribune rond een lege, zwarte vloer. Voor het eerst tijdens het gesprek klinkt er duidelijk opwinding en enthousiasme door in zijn stem. ‘Dat is mijn enige aanwijzing.’ Hij toont een strookje witte plakband op de vloer, nauwelijks groter dan een teennagel. Hij wandelt van links naar rechts, prikt met zijn vinger in de lucht en duidt fictieve camera’s aan. Het is donker en stil in deze studio, achter de tribune weerklinkt het doffe dreunen van een hamer. Dit is een programma in opbouw.

De Coster leunt tegen de helblauwe lessenaar rechts in het decor. Goens heeft hem verboden dat tijdens de opname te doen, maar nu kijkt hij een paar tellen glunderend om zich heen. ‘Ik voel me thuis in een studio’, zegt hij. ‘Dit is mijn wereld. Ook op de radio was ik het gelukkigst als ik voor een microfoon mocht zitten en vertellen of interviewen. Ik ben geen reporter van de straat. Ik ben eenvoudigweg te verlegen om naar mensen te bellen en om te vragen of ik langs mag komen met een camera. Schroom houdt me tegen. Ik gedij beter binnen. Ik heb ontiegelijk veel respect voor fondsenwervers van Greenpeace die uit overtuiging van deur tot deur gaan. Ik durf dat niet. In geen honderd jaar. Maar zet me in een studio en ik ontspan helemaal. Hier kan ik met mensen praten die ik op straat nooit zou aanspreken.’

Is dat niet vreemd? Je hebt een journalistiek hart, maar je gedijt het best in een besloten ruimte.

DE COSTER: Waarom zou dat vreemd zijn? Ik ben en blijf een gulzig afnemer van nieuws en duiding en ik ben geboeid door de vraag: ‘Hoe zit de wereld in elkaar?’ Ik vind journalistiek nog steeds een mooie roeping, het is een belangrijk beroep, maar er is één ding dat je als journalist niet mag vergeten: het antwoord is minstens zo belangrijk als de vraag. Luisteren is een goede eigenschap. Mensen zitten ook niet op jouw mening te wachten. Je bent een boodschapper, je speelt de symfonie, je hoeft ze niet te schrijven. Journalistiek is evengoed mensen naar een studio halen om hun verhaal te vertellen als op locatie verhalen zoeken. Uiteindelijk gaat het maar om één ding: relevantie.

En hoe rijm je relevantie met een reanimatie van De mol na elf jaar?

DE COSTER: Het is heel simpel: als men je vraagt De mol te presenteren, dan kun je daar geen nee op zeggen. Maar meer kan ik er niet over vertellen.

Helemaal niets?

DE COSTER: Helemaal niets. Laat me nu eerst mijn tanden zetten in Karen & De Coster. Dat is het eerste doel.

WE TREKKEN DE DEUR VAN DE STUDIO achter ons dicht. De Coster glijdt snel met zijn vinger over zijn telefoon. Uit Edegem voorlopig geen nieuws.

KAREN & DE COSTER

Vanaf 2/9 op VIER.

DOOR TINE HENS – FOTO’S KAAT PYPE

Gilles De Coster : ‘IK WEIGER ME DIEP ONGELUKKIG TE VOELEN, NET ZOALS IK HET VERMIJD OM GRETIG VAN HET SUCCES TE PROEVEN. IK RELATIVEER, ALTIJD EN OVERAL.’

Gilles De Coster : ‘ALS MENSEN ME VRAGEN OF EEN MISLUKT PROGRAMMA EEN TEGENSLAG IS, KAN IK ENKEL ZEGGEN: NEE, JE MOEDER OP JE ELFDE VERLIEZEN, DAT IS EEN TEGENSLAG.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content