Met de verfilming van Patrick McGraths bizarre psychologische thriller ‘Spider’ bevindt de Canadese cultgrootmeester David Cronenberg zich weer op vertrouwd terrein. En zeggen dat hij niet zolang geleden plannen had om ‘Basic Instinct 2’ te draaien.

‘SPIDER’ vanaf 6/11 in de bioscoop

Niemand kon het geloven toen eind 2000 het nieuws uitlekte: David Cronenberg had zijn jawoord gegeven aan Hollywood om de sequel op Basic Instinct te draaien. Dat Sharon Stones sexy thriller een vervolg zou krijgen, was geen verrassing, dat David Cronenberg geïnteresseerd was natuurlijk wel. De naam Cronenberg staat immers voor alles wat Hollywood wil vermijden, zaken als risico’s en eigenzinnigheid. Zijn meest commerciële film tot op heden, The Fly, ging bijvoorbeeld over ziek en oud worden, en fysieke en mentale aftakeling. Niet meteen het soort verhalen waar de grote studio’s om staan te springen. De Basic Instinct 2-zeepbel spatte echter nauwelijks een paar maanden later weer uit elkaar en Cronenberg ging terug naar (voor hem) vertrouwder terrein. Hij liet zijn oog vallen op Spider, een roman van de Britse auteur Patrick McGrath waarin het geesteszieke titelpersonage terugkeert naar de plaats waar hij opgroeide, op zoek naar de waarheid achter de dood van zijn moeder, een gebeurtenis die hem zwaar heeft getekend. Op zich geen nieuw gegeven voor Cronenberg. Zijn films lopen vol figuren die greep willen krijgen op de wereld om hen heen en daar deerlijk in falen. In het begin van zijn carrière ging het meestal om wetenschappers die dachten dat ze een of andere revolutionaire lichamelijke ingreep hadden uitgevonden om vervolgens vast te stellen dat het lichaam zelf in opstand kwam. Films als Rabid, The Brood, Scanners en Videodrome bombardeerden de cineast tot Meester van de Body Horror, met bloederige verhalen vol speciale effecten en gore beelden. Maar Cronenberg is niet vast te pinnen. Hij kan zijn favoriete thema’s evengoed verkennen zonder de overdaad die de wereld van hem verwacht. Vandaar films als Dead Ringers, waar een tweeling gynaecologen elkaar de dieperik in trekt, of M. Butterfly, waarin een man zichzelf ervan overtuigt dat zijn geliefde een vrouw is. Spider, Cronenbergs soberste film ooit, past in dat rijtje. En dat is geen toeval, wist de man ons te vertellen op het festival van Cannes, waar de film deel uitmaakte van de competitie.

Spider stelt zijn eigen werkelijkheid samen. Uw films lopen vol van dat soort figuren. Wat fascineert u zo in dat idee?

DavidCronenberg: Het is iets wat we allemaal moeten doen. We moeten allemaal de illusie van stabiliteit scheppen, ons ervan overtuigen dat we dezelfde persoon zullen zijn als we ’s morgens wakker worden. Terwijl dat helemaal niet zo is. Per toeval las ik een paar weken terug in een boek van Marcel Proust een passage waarin hij beschrijft hoe hij ’s morgens wakker wordt en gedurende dat proces van ontwaken geleidelijk de hele menselijke evolutie doormaakt, van het meest primitieve oerwezen tot iemand die een wit hemd met een kraag aantrekt, voor hem het summum van beschaving. Ik heb ook altijd het idee gehad dat we onszelf elke morgen telkens opnieuw moeten creëren. Wij zijn wezens van de tijd. De tijd geeft betekenis aan het bestaan, en dat is typisch menselijk. In dat opzicht is Spider een discussie over de manier waarop herinneringen gelijk staan met identiteit. Herinneringen veranderen constant, met als gevolg dat onze identiteit ook constant verandert. En toch koesteren we de illusie dat we dezelfde blijven.

Dienen verhalen ook niet om die illusie hoog te houden?

Cronenberg: Absoluut. We vertellen onszelf allerlei verzinsels om een identiteit te scheppen. Als we jong en verward zijn, weten we nog niet welke rol we willen spelen, welk verhaal we over onszelf willen vertellen. Uiteindelijk vinden we een rol die ons wel zint, later ontdekken we dat het toch niet zo’n geweldige rol is en veranderen we ons imago weer. (lachje) Iedereen schrijft scenario’s en acteert.

Voor ‘Spider’ heeft u het concept van Geïnfecteerd Geheugen ontwikkeld. Wat is dat?

Cronenberg: Patrick McGrath had een prachtige structuur ontwikkeld maar het was verre van makkelijk om er mee om te gaan. Terwijl een script een soort blauwdruk moet zijn voor de hele crew. Iedereen moet het kunnen snappen. Daarom hebben we elk van Spiders flashbacks afzonderlijk bekeken en uitgemaakt wat er precies aan de hand was. Zo konden we zijn herinneringen in drie categorieën verdelen. Bij de eerste soort vind je de scènes waar zowel Spider als zijn jongere zelf aanwezig zijn. Dat zijn min of meer accurate herinneringen omdat de jongen erbij is. Daarnaast heb je momenten waar enkel de volwassen Spider getuige van is. Dat zijn dan dingen die de jongen zich verbeeld heeft, of verondersteld heeft dat ze gebeurd zijn, zonder ze zelf te hebben meegemaakt. De derde soort herinneringen vormt tenslotte dat Geïnfecteerd Geheugen. De scène waar zijn moeder hem een kom rauwe palingen voorzet bijvoorbeeld. Dat zijn dingen die hij zich herinnert maar waar hij aan het hallucineren is. Zodat alles een beetje surreëel en bizar overkomt.

Zijn alle herinneringen niet per definitie besmet?

Cronenberg: Alle herinneringen zijn subjectief. Met ‘geïnfecteerd’ wilden we het idee van hallucinatie erbij betrekken. Maar het is inderdaad zo dat objectieve herinneringen niet bestaan. Ze zijn altijd emotioneel gekleurd. Het geheugen is geen camera.

De film speelt zich net als het boek af in Engeland. Vond u het belangrijk om die setting te behouden?

Cronenberg: Het is nooit bij me opgekomen om het gegeven naar Canada te vertalen. Spider is een universeel verhaal, maar ook typisch Engels. Wij Canadezen hebben ook nog altijd een stevige band met Engeland. De Queen staat niet voor niets op onze bankbiljetten. Bovendien was mijn vader een anglofiel, heb ik als kind veel boeken gelezen die op alle Britse schoolcurricula staan en reis ik al veertig jaar geregeld naar Engeland. Ik had er dus wel vertrouwen in dat ik de Engelse maatschappij voldoende begreep om Spider daar te situeren. Artistiek gezien, dacht ik aan de films van Carol Reed en aan de literatuur van de Angry Young Men, zoals Look Back in Anger van John Osborne of The Loneliness of the Long Distance Runner van Alan Sillitoe. In Engeland vind je dat soort woede trouwens nog steeds, met zijn wortels in de klassenstructuur.

Waaraan ziet u dat?

Cronenberg: Ik herinner me de dag dat we de openingsscène draaiden, waar Ralph Fiennes door de regen wandelt en iets opraapt. Een man heeft hem toen bijna omvergereden omdat de crew zijn wagen blokkeerde. Hij was zo razend dat hij instapte en zonder omzien door de crew ploegde. Hij had echt zin om iemand te vermoorden omdat we hem ophielden. Hij woonde in een woonwagen die op de parkeerplaats stond waar we draaiden. Toen hij terugkwam, zette hij zijn auto zo dat we niet meer konden verder draaien. Dat soort woede vind je ook in de film terug. De scène waar een kerel in de pub Spiders moeder zonder aanleiding uitlacht bijvoorbeeld. Britse vrienden hebben me al gezegd dat ik dat prima geobserveerd heb. (lacht)

Behalve een portret van de hoofdfiguur is ‘Spider’ ook een mysterie, een zoektocht naar de waarheid achter de dood van de moeder. Maar de oplossing van dat raadsel komt niet echt als een verrassing. Hoe belangrijk was het mysterie voor u?

Cronenberg: Blijkbaar hangt dat af van persoon tot persoon. Sommige mensen hebben me al gezegd dat ze het einde een complete verrassing vinden. Voor mij maakt het niet veel uit. Als Spider een mysterie was, zou ik in serieuze nesten zitten met een voorspelbaar einde. Deze film is niet zoals The Sixth Sense, waar de film in het niets verdwijnt als je de gimmick doorhebt. Het laatste beeld van Spider is namelijk niet het einde. Er komt nog een ander slot na, waarin duidelijk wordt dat hij zich de hele film ingebeeld heeft uit schuldgevoelens voor de dood van zijn moeder. (grijnst) Je mag niet vergeten dat Spider het schoolvoorbeeld van de onbetrouwbare verteller is. Deze film heeft dus geen echt einde.

U heeft een uitstekende neus voor acteurs. Talent of geluk?

Cronenberg: Vooral geluk, denk ik. Acteurs kiezen, is een zwarte kunst. Er zijn geen regels. Het gebeurt allemaal intuïtief. Je gaat af op de chemie die in de lucht hangt. Je hebt nooit de garantie dat je de juiste persoon in de juiste rol hebt gezet. Het geluk hangt ook samen met wie er beschikbaar is. Gabriel Byrne was niet de eerste keuze voor de rol van de vader, puur omdat we dachten dat we hem nooit konden krijgen. Hetzelfde met Lynn Redgrave. Had ik geweten dat ik ze kon krijgen, dan zou ik meteen naar hen gestapt zijn. Maar ik was ervan overtuigd dat we het budget niet hadden. Wat ook zo was, maar gelukkig bleken ze bereid om voor weinig geld mee te doen. En Ralph hing al aan het project vast toen ze mij opbelden, om het uit te drukken met een mooie Hollywoodfrase die toont hoezeer acteurs daar gezien worden als objecten. Alsof Ralph aan het script was vastgeniet. (lacht)

Werkt u ook voor de rest van de productie vooral intuïtief? Maakt u bijvoorbeeld storyboards?

Cronenberg: Nee. Ik doe enkel een beroep op storyboards als de mensen voor de special effects heel onzeker zijn. (lacht) Zij willen dan de garantie dat je niets zal draaien waar zij niet klaar voor zijn. Maar zelfs dan beeld ik me niet de scène in zoals ik hem zal inblikken. Daar heb ik mijn redenen voor. Eerst en vooral kan ik me niet voorstellen hoe je een scène moet uittekenen zonder de acteurs, de sets en de kostuums. Voor mij is regisseren als beeldhouwen, heel fysiek. Ik wil de dingen kunnen aanraken. Ik zou het een nachtmerrie vinden om een film te maken zoals George Lucas, met acteurs voor een blauw scherm waar al de rest later digitaal wordt ingevuld. In zulke omstandigheden, waar hij niets heeft om tegen te kaatsen, kan een acteur enkel doen alsof. Zelfs als ik werk met vreemde wezens en speciale effecten zijn die fysiek aanwezig op de set. De acteurs kunnen ze aanraken, ermee omgaan. Daarom maak ik geen storyboards. Bovendien wil ik me niet afsluiten voor het toeval, voor eventuele verrassingen die je op de set kunnen overkomen.

Voor iemand die zo intuïtief werkt, kunt u het wel goed onder woorden brengen.

Cronenberg: Ja, omdat een interview daar om vraagt. Praten met de pers is een performance, en sommige mensen kunnen daar beter mee overweg dan anderen. Wat niet wil zeggen dat ik altijd meespeel. Journalisten vragen me vaak of ik evoluties zie in mijn carrière. Waarom zou ik daar op antwoorden? Dat is jouw job. Terugblikken op mijn carrière helpt me niet voor mijn volgende film omdat projecten niet in een logische volgorde worden gekozen. Het is zo moeilijk om een film gemaakt te krijgen, zelfs Hollywoodfilms, dat je nooit zomaar kunt kiezen wat je wil doen. Dead Ringers wou ik eigenlijk tien jaar eerder maken. Het antwoord op de vraag waarom ik Dead Ringers tussen The Fly en Naked Lunch heb gemaakt, is heel simpel: omdat ik kon.

U heeft op het punt gestaan om een echte Hollywoodfilm te maken met ‘Basic Instinct 2’. Wat voor plannen had u met dat verhaal?

Cronenberg: Ik had er eerlijk gezegd nog maar weinig concreet over nagedacht. Een film maak je pas als je achter de camera staat. Maar het was een geweldig script, geschreven door Henry Bean en Leora Barish, een koppel uit New York dat ik al tien jaar ken. Heel anders dan de eerste Basic Instinct, waar ik absoluut niet van hield.

Waar is het dan fout gelopen?

Cronenberg: Bij de studio. Ik keek ernaar uit, en Sharon Stone ook. Maar Hollywood is een heel vreemde plek, moet je weten. (zucht) Wil je hier echt over praten?

Absoluut.

Cronenberg: (lachje) Kijk, als Hollywood je vraagt, wil dat zeggen dat ze jou en je magie willen. Maar je moet wel je toverstaf thuis laten. Ze eisten met andere woorden dat ik geen beroep deed op mijn vaste cameraman, Peter Suschitzky, of mijn vaste productieontwerper, Andrew Sanders, of mijn vaste componist, Howard Shore. Het heeft allemaal te maken met macht. Als ik kan werken met de mensen die me al vijftien of twintig jaar trouw zijn, tast dat hun macht over mij aan. Die medewerkers zouden namelijk eerder mij volgen dan de studio. Bij een film als Spider wil de producent niks liever dan dat ik Peter Suschitzky en Howard Shore meebreng. Dat lijkt me logischer dan de werkwijze die Hollywood hanteert.

Dat soort politieke spelletjes lijkt ook op het festival van Cannes te bestaan. Denk bijvoorbeeld maar aan de verontwaardiging toen u als juryvoorzitter de prijzen niet aan Almodòvar gaf maar aan ‘Rosetta’ en ‘L’humanité’.

Cronenberg: De andere juryleden en ikzelf waren behoorlijk geschokt door die reacties. De grote denkfout die veel mensen, en dan vooral journalisten, maken, is dat ze ervan uitgaan dat juryleden vooral uitkijken naar films die bij hun eigen oeuvre passen. Ik kan je uit eigen ervaring vertellen dat sommigen net aangetrokken worden door films die heel anders zijn dan wat ze zelf maken. Ik zou bijvoorbeeld nooit een film als Rosetta maken, maar dat weerhield me er niet van om het de beste film van het festival te vinden.

Is het ook niet mogelijk dat wat in uw hoofd omgaat heel anders is dan wat de gemiddelde mens denkt?

Cronenberg: Ik hoop toch dat ik niet compleet wereldvreemd ben. Ik wil geen Spider zijn, in de zin dat hij zijn enige publiek is. Dat is je ergste nachtmerrie als kunstenaar. Ik wil niet zo verkeerd begrepen worden. En ik heb ook geen zin om films te maken in een hiëroglyfische taal die ik alleen kan vatten. Cinema is nog steeds communicatie. Nu, ik denk ook niet dat het zo erg gesteld is met mij. Mijn doel is om mijn eigen menselijkheid te verkennen, om te praten over wat het betekent om mens te zijn. Mijn films gaan met andere woorden over iedereen, met mezelf als voorbeeld. Dat is ook wat ik met Spider doe. Dat is de enige evolutie die ik zie in mijn films: dat ik steeds meer vereenvoudig. Eén persoon die voor de hele wereld staat.

Een kunstenaar is toch per definitie verschillend van de rest?

Cronenberg: Ja, maar hopelijk niet in die mate dat hij het contact verliest. Een kunstenaar heeft misschien voelsprieten die een beetje gevoeliger zijn voor wat er omgaat in andere mensen. Ik weet zelfs niet of dat waar is. Er zijn mensen die Videodrome profetisch vinden, maar daar is het me niet om te doen. Sommige sciencefictionschrijvers, zoals Arthur C. Clarke, gaan er prat op dat ze veertig jaar voor datum het gebruik van satellieten hadden voorspeld. Ik ben geen profeet. Dat interesseert me niet.

Uw films worden vaak handig samengevat onder de noemer ‘Verandering van het Vlees’ omdat ze steevast over de invloed van het lichaam op de geest lijken te gaan.

Cronenberg: Ja, maar dat is nu eenmaal mijn visie op hoe de mens in elkaar steekt. Het lichaam is het eerste feit van het menselijk bestaan, en het is heel makkelijk om dat uit het oog te verliezen. Maar dat is geen nieuw idee. Tweehonderd jaar geleden was de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer daar ook al mee bezig. Hij ging daarmee in tegen het rationalisme van Kant, door te stellen dat het lichaam het beginsel is. Er is geen enkele inhoud die de geest bereikt zonder eerst door het lichaam te passeren. Ik ben dus lang niet de eerste die dat gemerkt heeft.

Ik ken maar weinig filmmakers die hun inspiratie halen uit filosofie.

Cronenberg: Veel jonge regisseurs halen hun ideeën enkel uit andere films. Dat vind ik een heel bizar concept. Kijk naar de Coen-broers. Ze maken de films opnieuw waar ze als kind van hielden. Ik vraag me af wanneer ze zich eens aan een film over zichzelf zullen wagen. Dat zou ik veel interessanter vinden dan Double Indemnity opnieuw te maken onder de titel The Man Who Wasn’t There. Hoe mooi het er ook uitziet. Zo werk ik niet. Ik laat me door veel dingen inspireren, maar ik heb wel geleidelijk ontdekt dat ik steeds vaker naar filosofie teruggrijp als ik begin na te denken over een nieuwe film. Filosofie stimuleert mij.

Door Ruben Nollet Foto Kris Dewitte

‘Ik wil niet verkeerd begrepen worden. Dat is mijn ergste nachtmerrie. Cinema is nog steeds communicatie.’

‘Regisseren is als beeldhouwen. Ik wil de dingen kunnen aanraken. Ik zou het een nachtmerrie vinden om een film te maken zoals George Lucas, met acteurs voor een blauw scherm waar al de rest later digitaal wordt ingevuld.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content