Op hun nieuwe, tweede album blijkt Zornik de theatrale fase te zijn ontgroeid. Zanger Koen Buyse over de verwarrende periode tussen twee platen in, ldvd en zijn autoritaire trekjes. Door Gunter Van Assche

ONE-ARMED BANDIT

uit bij emi

Weinig Belgische groepen veroorzaakten zoveel deining als het Limburgse trio Zornik. Hun debuut The Place Where You Can Find Us roestte binnen de kortste keren vast in de walkman van onzekere pubers én in de hifi-toren van hun ouders: frontman Koen Buyse (27) bezit dan ook de behendigheid om liedjes te schrijven die zich bijna direct in je gehoor branden. Buyses verschijning zelf deed ook aardig wat stof opwaaien. Zijn androgyne look en zijn voorliefde voor de maquillageafdeling bombardeerden hem tot inheemse gender-blender. En dát hadden we niet meer meegemaakt sinds Madame de Coeur-Brisé. Het maakte hem even populair als omstreden: Zornik bleek zelfs een anti-fanbase te hebben die op festivalconcerten de zanger luidruchtig tackelde op zijn podiummaniertjes. Of Buyse daar iets van merkte, is nog de vraag – het is moeilijk uitkomen boven hordes gillende bakvissen.

Ondertussen is Koen Buyses verschijning, net als de Zornik-sound, ietwat veranderd: beide zijn de theatrale fase ontgroeid. De nieuwe plaat One-Armed Bandit geeft een volwassener definitie aan de groep dan haar debuut. Enkel de liefde voor Het Grote Gebaar bleef: nog steeds bedient de groep zich van weidse strijkers en luide gitaren.

Je beweert dat deze plaat méér Zornik is dan de eerste. Waar ligt het grootste verschil?

Koen Buyse:The Place Where You Can Find Us was meer een verzameling van wat ik tot dan toe in mijn leven had gedaan. Nu wist ik op voorhand dat er een nieuw album moest komen en schreef ik dus alles met het oog op deze plaat: ik heb er echt naartoe geleefd. One-Armed Bandit is daardoor veel meer ons album geworden; het heeft een grotere eigenheid dan ons debuut. The Place Where You Can Find Us was al behoorlijk Zornik, maar we werden nogal vaak vergeleken met Muse of Placebo. Misschien horen sommigen die sound er nog in, of die van een andere groep, maar ik hoor het alvast niet. Deze plaat is zo Zornik als maar kan zijn. ( lacht)

De eerste single ‘Goodbye’ begint vrijwel op dezelfde manier als ‘Hysteria’ van Muse. Toch niet zo Zornik, dan?

Buyse: Niet waar. Goodbye speelden we al op Rock Werchter in 2002. Toen moest Hysteria van Muse nog uitkomen ( Hysteria verscheen in de herfst van 2003; gva). Wie het niét gelooft, moet de opnames van TMF bekijken: je ziet me toen al die bewuste riff spelen. De gelijkenis is inderdaad treffend, maar het is een ongelukkig toeval. Ik herinner me het moment dat ik naar de laatste van Muse luisterde – het was behoorlijk vloeken.

Je trok naar Zimbabwe om inspiratie op te doen. Op wat aanstekelijke percussie na is daar weinig van te merken.

Buyse: Wat de klank betreft, heeft die vakantie in Zimbabwe weinig sporen nagelaten, maar het woog wel in goede zin op mijn gemoed. Ik zat in een dipje, want het was hier koud en ik had net een relatiebreuk achter de rug. Ik wist ook niet goed welke richting de songs uit moesten. Zimbabwe was een goed alibi om alles even aan de kant te schuiven. Muziek is het allerbelangrijkste in mijn leven, maar vaak ben je er zo intensief mee bezig dat je opnieuw moet beseffen dat je in de eerste plaats muziek speelt omdat het plezant is. We hebben deze plaat in Malta opgenomen en dat schoof veel druk van me af. Er was geen mens die me stond aan te porren: ‘En? Hoe loopt het met de plaat? Heb je al goeie nummers?’ ( lacht) Dat – en de zon – verschafte ons een ruimer beeld om te werken.

Er klinkt heel wat pijn en woede in je nieuwe songs.

Buyse: De breuk met mijn vriendin zit daar uiteraard voor iets tussen. Nu weet ik ook hoe de periode tussen twee platen in voelt: het is een heel rare tijd. Net op het moment dat ik weer aan nieuwe songs begon te denken, is mijn relatie geëindigd. Als ik er nu op terugkijk, heb ik een heel album daaraan gewijd. ( lachje) Het heeft me geholpen om de pijn van me af te zetten. De teksten op The Place Where You Can Find Us zijn trouwens voor een groot deel in een gelijkaardige periode geschreven. Als ik me goed voel, zal ik niet gauw schrijven.

Jim Morrissons vader was legerbevelhebber, net als de jouwe. De Doors-zanger gedroeg zich daardoor vaak autoritair tegenover zijn groep, familie én publiek. Merk jij dat bij jezelf?

Buyse: Ik ben soms een Führer, een harde generaal, ja. David, onze studiomanager in Malta, merkte al na korte tijd dat ik iemand ben die graag vasthoudt aan zijn standpunt. Ik duld geen discussie op sommige muzikale vlakken. Muziek is mijn leven – om niet te zeggen dat Zornik mijn leven is. Ik heb hard geknokt om hier te staan en ik heb al veel shit over me laten heenkomen. Daar creëer je automatisch een sterke wil mee.

Je volgde klassieke studies, maar zelden klinken die invloeden in je songs.

Buyse: Mijn klassieke opleiding helpt bij het uitschrijven van arrangementen, maar ik hoef niet zo nodig moeilijke harmonieën in mijn nummers te steken. Eenvoudige songs zijn moeilijk genoeg om te schrijven. Vergelijk het met een boek: een flutverhaal kan je wat opsmukken, maar het wordt niet noodzakelijk een beter verhaal. Als ik een song schrijf, moet élk akkoord mij iets doen. Ik ben ook geen technische freak. Ik studeerde negen jaar klassieke gitaar en notenleer, maar drie simpele akkoorden geven mij vaak meer voldoening dan ingewikkelde jazzakkoorden of ellenlange solo’s.

Heeft een optreden van Zornik een bekerende functie? Op de eerste twintig rijen staan meestal piepjonge meisjes die anders wellicht niet eens van rockmuziek zouden houden.

Buyse: Ik zie onszelf niet als missionarissen. Als onze plaat een kleine meerwaarde betekent in iemands leven, ben ik al tevreden. Als een jong meisje via ons andere groepen leert kennen, is dat fantastisch. Maar als iemand de ochtendfile beter aankan dankzij onze muziek, is dat evengoed te gek.

Toen Zornik optrad ter ere van de koning, werd je voorgesteld als het ‘enfant terrible van de rockscene’. Lag dat er niet wat dik op?

Buyse: God ja! Als ze mij al een enfant terrible noemen, dan is België écht niet veel gewoon. Ik zag er toch niet zo extreem uit? Ik wás gewoon zo.

Nu je het zegt: je draagt geen oogschaduw meer.

Buyse: Ik schmink me nog maar zelden. Ach, ik heb me laten meeslepen in het spel van de media: iedereen fixeerde zich er zo sterk op, dat ik aan de verwachtingen wou tegemoetkomen. Het werd een showelement.

Gaf die maquillage je meer zelfzekerheid op het podium, of deed je dat net om je sterke persoonlijkheid te benadrukken?

Buyse: Ik betwijfel dat ik meer durf op een podium als ik mascara draag. Sinds Zornik er is, heb ik spontaan meer zelfvertrouwen. Voordien was ik maar van één ding zeker, en dat was mijn muziek. Weet je – dát blijft het vreemde aan optreden voor mij: op een podium heb ik het gevoel dat ik mezelf meer kan blootgeven dan ik in intieme kring ooit zou kunnen. Het podium zal dus wel mijn biotoop zijn. l

Door Gunter Van Assche

‘Als ze mij al een enfant terrible noemen, dan is België écht niet veel gewoon.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content