In zijn muziek rekent hij af met de verlokkingen van femmes fatales en andere demonen, maar in het echte leven is Mauro Pawlowski een onverbeterlijke gentleman. ‘Ik ben een slechte ruziemaker. Ik speel het liever subtieler.’ Door Peter Van Dyck

Mauro Pawlowski mag dan een gezonde jongen zijn, als muzikant lijdt hij aan een lichte vorm van schizofrenie. De avant-gardist en de popster in hem botsen geregeld en niemand schrikt nog van het gemak waarmee de door Antwerpen geadopteerde Limburger het geweer van schouder verandert. Terwijl zijn vorige soloplaat Songs From A Bad Hat een product was van de vakman-songschrijver Mauro, is het met zijn groep The Grooms opgenomen Black Europa eerder gemaakt door de jongen die ervan droomt een gitaarheld te worden. Dat hij zijn talent versnippert, wil hij niet geweten hebben. Mitsoobishy Jackson, Somnabula, Shadowgraphic City, Monguito, Mauro & The Grooms… zijn overproductieve zelf heeft al die verschillende gedaanten nodig. ‘Voor mij is het belangrijk dat al die muziek er is. Als ik het ritme van de muziekindustrie moet volgen, raak ik gefrustreerd.’

Kan je het mensen kwalijk nemen dat ze niet meer kunnen volgen, met die duizend en één projecten?

Mauro Pawlowski: Helemaal niet, ik heb er het volste begrip voor. Ik zou beter altijd onder mijn eigen naam opereren, maar het is veel te lollig om alter ego’s en vermommingen te verzinnen.

Zijn er diehard-fans die op de hoogte blijven van álles wat je doet?

Pawlowski: Ik vermoed van wel. De fans die ik na optredens ontmoet, vallen trouwens best mee – ik moet de eerste ambetanterik nog tegenkomen. Hen diehards noemen, vind ik wat oneerbiedig, want ze zijn minder karikaturaal dan dat. Het is een vrij beperkte kliek, waardoor ik er in de loop der jaren een soort van vriendschapsband mee heb ontwikkeld. Neem nu de mensen die mijn website ( mauroworld.com, pvd) beheren: dat zijn schatten! Ze zijn helemaal niet opdringerig, en ze berichten over alles op de juiste toon, zonder blinde adoratie. Ze hebben me helemaal door. Ze weten dat ze, om me te vriend te houden, zeker niet té vriendelijk moeten zijn. ( lacht)

In de tijd van Evil Superstars schreef je specifiek voor die groep muziek. The Grooms bestaan, ondanks de verandering in stijl, grotendeels uit dezelfde muzikanten die ‘Songs From A Bad Hat’ volspeelden. Heb je een vriendenclubje gevonden dat je bij elkaar wilt houden?

Pawlowski: Eigenlijk wel, ja. Het zijn trouwens geen professionele muzikanten, op gitarist Steven Janssens na. De drummer, Herman Houbrechts, ken ik al heel lang. Ik ben nog roadie geweest van zijn vroegere groep Nemo en we speelden al samen bij Mitsoobishy Jackson. Hij ontwerpt ook mijn hoezen. Van de anderen wist ik meteen toen ik ze ontmoette dat ik met hen fijn mijn tijd kan doorbrengen én muziek kan maken David Joris werd mijn toetsenman nadat we elkaar gezelschap hadden gehouden in de H&M. Onze vriendinnen waren aan het shoppen en wij stonden, zoals dat gaat, een beetje verveeld te praten. Toen we de winkel weer buiten stapten, wist ik: dit wordt de toetsenman van The Grooms. Hij is eigenlijk gitarist, maar dat is geen probleem, want hij moet slechts met twee vingers spelen. De partijen bij The Grooms zouden een belediging zijn voor een echte keyboardspeler. Anton Janssens, die vroeger bij me speelde en een van de beste pianisten van het land is, is er een veel te groot virtuoos voor. Tot zulke inzichten kom je natuurlijk alleen in een boetiek.

‘Black Europa’ is weer een lustplaat.

Pawlowski: Wat kan ik daarover zeggen dat niét off the record behoort te zijn? ( lacht) Om diplomatisch te blijven: lust en leven zijn mijn lust en mijn leven.

Dat doet me vreemd genoeg denken aan Britney Spears: zij beweert tegenwoordig zoveel over seks te zingen omdat ze op dat vlak niet voldoende aan haar trekken komt. In jouw songs loopt al eens een femme fatale los. Wat doe je als er één in het echte leven tegen je aanloopt?

Pawlowski: Moet ik daar echt op antwoorden? Ik ben al heel lang bij dezelfde vriendin en dat wil ik ook zo houden: het is een fantastische griet, maar ze heeft Italiaanse roots, begrijp je? De kans bestaat dat ik, als ik eerlijk antwoord, morgen geblinddoekt en geketend in de kelder wakker word en pas na drie dagen een vervallen worst te vreten krijg. Hier dringt zich dus een diplomatisch antwoord op: ik mag niet klagen over aandacht van het andere geslacht. Ik bots vaak op interessante exemplaren, en dat zijn niet zelden femmes fatales, maar ik denk niet dat ik er gevoeliger voor ben dan andere mannen.

Je muziek heeft dikwijls iets demonisch, terwijl je van nature toch een rustig type lijkt.

Pawlowski: Je bent een mensenkenner, beste Peter! Ik wou net het gesprek afbreken – uit zelfbehoud, want de kans op castratie wordt met elk antwoord meer reëel – maar je doet me van gedacht veranderen. Mensen verwarren ‘bedreigend zijn’ met breed armgezwaai en veel volume. Een Amerikaans fenomeen als Marilyn Manson zou hier in België nooit serieus genomen worden. Stel je voor dat ik een horrortenue aantrek en een muzikale kruising breng tussen Poésie Noire en Channel Zero: dat zou hier niet pakken. Ik zou mezelf trouwens Betty Dutroux moeten noemen, wat al helemaal belachelijk is.

Ik ben een gentleman. Ik neem graag afstand van de dingen, heb een grote behoefte aan rust en ik beleef een lichamelijk genot aan beleefd zijn. Ik ben een slechte ruziemaker. Ik kan best wel verbaal agressief zijn, maar ik ben geen vechtjas. Ik speel het liever subtieler. Je kan iemand eens zo hard raken, zelfs tot moordlust bewegen als je kalm en beredeneerd je aanval uitvoert. Dat heb ik wel in me; het is een van mijn meest verdorven, kwaadaardige eigenschappen. Iemand die een scheldtirade afsteekt, is au fond heel kwetsbaar. Beheersing is voor mij essentieel. Door beheersing kan je veel meer ravage aanrichten. Dat is niet emotieloos, integendeel zelfs.

Maar de stille Pool in je is toch sterker dan de vurige Italiaan.

Pawlowski: Correctie: een Pool is alleen stil als hij nuchter is, en dat is een zeldzaam moment. Negen kansen op de tien vraagt hij zich in die stilte trouwens af wanneer de drankwinkel weer opengaat. Ik ken vooral lallende Polen. Kijk, er is een tijd en een plaats voor alles. Er zijn momenten – 80 procent van de tijd, zeg maar – om rustig en beleefd te zijn en er zijn momenten om je danig aan te stellen.

Heb je vijanden?

Pawlowski: Niet openlijk. Ik zal zelf ook niemand mijn vijand noemen. Of ik soms jaren niet tegen iemand spreek uit rancune? Nee, eerder uit verliefdheid. ( lacht) Mijn tienerjaren rollen nu als een film voor mijn ogen. Wacht maar, in het bejaardentehuis zal ik het varken uithangen.

Welke platen uit je verleden zou je van de harde schijf willen wissen?

Pawlowski: De meeste platen. Ik ga geen titels noemen, omdat andere mensen die albums misschien juist koesteren. Pas op, met gebrek aan zelfvertrouwen heeft het niets te maken. Met het ouder worden heb ik mijn fouten uit het verleden trouwens leren aanvaarden. Vroeger was ik daar heel onbeholpen in. Ik kon het niet aan iets van mezelf te horen. Ik heb me intussen leren beheersen, maar ik zou mezelf nog altijd geen Award toekennen. Of het zou voor Beste Decor moeten zijn. ( lacht)

Ik ben niet zo’n fan van mezelf. Op Songs From A Bad Hat stond het autobiografische Shot Of Shame. Daarin had ik het erover hoe er me haast elke dag een herinnering te binnen flitst waarvan ik ineenkrimp. Wat ik wél apprecieer bij mezelf als performer, is dat ik met een vingerknip in ongecontroleerde wateren verzeild kan raken. Maakt niet uit of ik een rocksong of een folkballad speel. Sommige mensen hebben alcohol of drugs nodig om hun controle te verliezen, maar ik stond er bij mijn eerste groepje al op bloednuchter op het podium te verschijnen. Volledig de controle over mezelf verliezen vind ik oninteressant. Ik wil mijn ding altijd met een zekere mate van ervaring en vakmanschap overbrengen, zelfs wanneer ik de touwtjes laat vieren.

Stel dat je in een café zit en de dj van dienst zet, om je een plezier te doen, een plaat van je op.

Pawlowski: Me in het openbaar in mijn broek laten kakken, zou me een groter plezier doen. Het is al een paar keer gebeurd dat ik op de autoradio iets hoor dat m’n aandacht trekt, en dat ik pas na enkele seconden onthutst vaststel dat het een van mijn eigen songs is. Enkel die fractie dat ik mezelf niet herken, vind ik het interessant klinken. Het betert, moet ik toegeven, ik verleg stilaan mijn grenzen: als ik in een plotse vlaag van zelfanalyse nog eens een van mijn albums beluister, was ik vroeger al na drie nummers de wanhoop nabij. Nu hou ik het al vol tot aan de intro van de vijfde song.

In een niet zo ver verleden moest je daags na een optreden van The Evil Superstars op Rock Werchter nog in een Belgacom-outfit ergens te lande kabels gaan trekken. Is dat passé?

Pawlowski: Ik denk het wel. Ik slaag er tegenwoordig toch in om het einde van de maand zonder kleerscheuren door te komen. Dat tijdelijke baantje – want dat was het tenslotte – was een noodzakelijk kwaad: ik had écht geld nodig, want ik moest dringend nieuwe snaren kopen. Ik heb er trouwens geen problemen mee om nu en dan ergens te klussen; ik vind het voor ons, verwende artiesten, zelfs een gezonde afwisseling. Handenarbeid is wat mij betreft okay, zolang ik er maar niet mijn hele leven mee moet slijten. Ik wil er nu ook weer niet stoer over doen. Wat betekent zo’n job van één dag? Wat stelt het miezerige halfjaartje dat ik bij Ford Genk heb gewerkt voor, als je bedenkt dat zoveel mensen geen andere keuze hebben en nooit een kans tot zelfontplooiing krijgen? Ik heb het geluk gehad dat mijn ouders me de volle vrijheid hebben gegund om mezelf te ontwikkelen. Uit respect voor mensen die die luxe niet gekend hebben, wil ik niet te veel uitpakken met die vroegere werkervaringen.

Is het ook een noodzakelijk kwaad om een song te schrijven voor De Kreuners?

Pawlowski: Absoluut niet. Ik zou trouwens méér songs voor anderen willen schrijven. Ze moeten me wél vragen en me volledige artistieke vrijheid garanderen. Onder die voorwaarden doe ik het met plezier. Ik vond het trouwens leuk om in de studio te zitten met De Kreuners. Zij hebben toch klassiekers als ’s Nachts Kouder Dan Buiten en Er Sterft Een Beer In De Taiga afgeleverd. Samen met Walter Grootaers en Luc De Vos Red Het Bier zingen, vond ik een gouden moment.

Omdat ik niet voor het grote geld ga, mag ik niet stilzitten. Maar ik ben een workaholic, dus dat is geen hinderpaal. Eerlijk: ik vind het vreemd dat er zelden een beroep op mij wordt gedaan. Ik heb veel nummers liggen, maar ik vertik het om er zelf mee te leuren. Ik had gedacht dat ik na Meisje Meisje ( de song voor De Kreuners, pvd.) vaker gecontacteerd zou worden, maar helaas. Straks toch eens kijken of de telefoon niet van de haak ligt.

Ik weet dat je er destijds enorm tegenop zag om in het tv-programma ‘Confidenties In Toscane’ je opwachting te maken. Je hapte enkel onder zachte dwang toe. Heb je schrik om een doorsnee BV te worden?

Pawlowski: Nee, maar het label BV helpt me niet vooruit. Integendeel, ik heb meer vrijheid als ik géén BV ben. Ik kan solo als Somnabula met een cape optreden zonder de mensen teleur te stellen. Ze kunnen het nog altijd rotslecht vinden, maar ze zijn tenminste niet met valse verwachtingen naar het optreden afgezakt. Ik heb die vrijheid nodig, omdat ik wispelturig ben en vanuit emotie muziek maak. Als die emotie scheef zit, voel ik me snel verloren.

Ik wil enkel op tv verschijnen als het om mijn muziek draait. Ik mag uiteraard niet vergeten dat ik een winkel heb en dat de neonreclame moet branden. Uiteindelijk vond ik Toscane fijn om te doen. Ik weet bijgod niet meer wat ik toen verteld heb. Ik weet wél nog dat ik, toen er een vraag over Palestina kwam, de grootste onzin heb uitgekraamd. Je moet je dat voorstellen: ik kwam daar samen met Jan Leyers aan en het eerste wat we deden, was onze voeten onder een tafel met wijn schuiven. Ik heb twee dagen gezopen. Toen ik, terug in Antwerpen, wakker werd, wist ik meteen: de dag dat dit uitgezonden wordt, geef ik niet thuis.

Dus zolang je je eigen ding mag doen, mogen tv-makers je bellen? Zoals tijdens de uitreiking van de Castar, toen je een nummer bracht voor de werknemers van Ford Genk?

Pawlowski: Ja. De producenten hebben het ook slim gespeeld: ze hebben mijn zeer gewaardeerde collega Stijn Meuris met hun voorstel op me afgestuurd. Grieten laten bellen helpt ook altijd. Lap, die uitspraak kost me een vingerkootje. ( lacht)

‘Als iemand het woord videoclip nog maar uitspreekt, sla ik groen uit’, heb je ooit gezegd. En toch heb je geacteerd in de ‘Jump Needle’-clip van Magnus. Met jarretelles aan, dan nog wel.

Pawlowski: Als ik ooit een reclamefilmpje bij een single wil, moet het héél goed zijn. Helaas heb ik het budget niet om er vakmensen voor aan te spreken en ontbreekt mij ook het talent van Tom om het zelf te doen. Ik heb absoluut geen spijt van die clip. Ik heb me ontzettend goed geamuseerd die dag. Tim ( Vanhaemel, pvd) was er ook. We hebben er samen een lollige bedoening van gemaakt. Ik kan je verzekeren dat Tom Barman er een harde klus aan heeft gehad: voor hem was het werken die dag, niet voor ons. ( lacht) Ik speel trouwens ook in de volgende clip van Magnus mee, French Movies. Ik vertolk een opvliegende, pretentieuze nouvelle vague-regisseur. Alweer dikke lol. Als Tom me belt, twijfel ik geen seconde. Ik vertrouw hem helemaal.

Heeft het hem toch geen moeite gekost om je voor ‘Jump Needle’ over de streep te trekken?

Pawlowski: Toch wel, maar zodra ik in mijn outfit zat, voelde ik me angstwekkend op mijn gemak. Ik wou het nadien niet meer uittrekken. ( heimelijk fluisterend) Om eerlijk te zijn: ik draag dat ondergoed nog altijd onder m’n gewone kleren. ( lacht)

Door Peter Van Dyck

‘Ik verleg stilaan mijn grenzen: als ik nu een van mijn oude albums beluister, hou ik het al vol tot aan de intro van de vijfde song.’

‘Omdat ik niet voor het grote geld ga, mag ik niet stilzitten. Maar ik ben een workaholic, dus dat is geen hinderpaal.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content