‘IK BEN DEALER IN MUZIKALE STEROÏDEN’

Boem. Hmpf. Wizz. Tjak. Op verzoek van de hoofdsponsor van de Olympische Spelen mixte Mark Ronson het atletenzweet en de geur van victorie in een triomfantelijke dancetrack. Met gepaste trots. ‘Wat moet ik zeggen? Dat ik authentieker ben dan The Beatles?’

A nywhere in the World, zo heet het nummer waarmee Coca-Cola binnenkort haar gigantische olympische publiciteitscampagne lanceert, in de aanloop naar Londen 2012. De maker ervan heet Mark Ronson, Brits dj en muzikant, maar vooral producer, en in die hoedanigheid het bekendst om zijn werk voor Amy Winehouse. De zangeres is de ook uit Londen afkomstige Katy B, maar minstens zo belangrijk zijn de samples waaruit deze soundtrack bij het sportieve hoogtepunt van het jaar is opgebouwd. Ronson registreerde over hele de wereld geluiden van jonge topsporters op training én verknipte die tot iets muzikaals en aanstekelijks. Zijn met hun uiterste krachtinspanningen een beetje popster geworden: de Britse tafeltennisspeler Darius Knight (‘Zijn gekreun deed me aan James Brown denken’, aldus Ronson), de Amerikaanse hordeloper David Oliver, boogschutter Dayyan Jaffar uit Singapore, de Russische sprintster Kseniya Vdovina en de Mexicaanse taekwondoka María Espinoza. Maak u vooral geen zorgen als u op deze atleten niet meteen een gezicht weet te plakken: zodra de frisdrankgigant haar globale reclameoffensief ontplooit, zult u van hen drómen.

MARK RONSON: Het was voor mij simpelweg uitgesloten dat ik deze kans zou laten schieten. Want het is een pretty big deal om Londen te vertegenwoordigen als je hier geboren bent en er deels ook leeft. Bovendien: nu kon ik eindelijk eens met Katy B samenwerken. Ik ben niet alleen een grote fan, in mijn ogen was er geen betere zangeres dan zij om het geluid van jong Londen te belichamen. Wat me ten slotte helemaal over de streep heeft getrokken, is wat K’naan twee jaar geleden met de Wereldbeker Voetbal heeft teweeggebracht. Niet alleen vond ik die gesponsorde remix van zijn track Wavin’ Flag heel knap, het is ook een massive thing geworden.

Je was al dj op de afterparty na de jongste Champions Leaguefinale. Nu heb je dit nummer voor de Olympische Spelen 2012 in elkaar gebokst. Ben je zo’n grote sportfanaat?

RONSON: Oh ja, ik ben verslingerd aan voetbal en basketbal. Ik ben opgegroeid in de Verenigde Staten, waar kinderen al op heel jonge leeftijd heel geconcentreerd aan het sporten slaan. Zelf was ik helaas pretty rubbish. Bij dit project is me wel opgevallen dat er aardig wat gelijkenissen bestaan tussen sport en muziek: niet alleen in de performance, ook in het uitzetten van welbepaalde doelen.

En de competitiedrang, niet te vergeten.

RONSON: Ja, hoewel die in sport natuurlijk een stuk intensiever leeft. In de muziek heb je het veeleer over uitdagingen. Zo’n nummer maken voor de Olympische Spelen: natúúrlijk wil je daarvoor het beste uit jezelf halen. Al geldt die attitude elke keer dat je de studio binnenstapt: beter doen dan ooit, je grenzen verleggen. Die competitie met jezelf houdt nooit op, en dat is gezond, vind ik. Meer nummer- éénhits verzamelen dan een ander interesseert me dan weer niet.

Is het de eerste keer dat je met dergelijke samples aan de slag bent gegaan?

RONSON: Ja. Ik ben eerst naar Singapore gevlogen, om de geluiden van boogschutter Dayyan Jaffars op te nemen. Zonder te weten wat ik kon verwachten eigenlijk. Ik zag ook niet meteen in wat ik met al dat materiaal kon aanvangen, het leek me niet erg interessant. Tot ik Denis Baxter ontmoette, bij NBC al meer dan twintig jaar de geluidstechnicus voor de uitzendingen van de Olympics. Hij raadde me aan om een rij microfoons op te stellen, telkens met twintig meter ertussen. Of micro’s aan het doel bevestigen, om zo te zoeken naar het beste geluid op het moment van de impact van de pijl. Uiteindelijk heb ik daar een soort basdrumklank aan overgehouden die enorm klinkt. Zo werd het plots wel opwindend, en ben ik aan het experimenteren geslagen. Bij Kseniya Vdovina heb ik haar pols opgenomen: 120 slagen per minuut, net zoals het uiteindelijke nummer. Haar hart geeft dus het ritme aan.

Het themanummer van elke James Bondfilm moet een aantal elementen bevatten wil het wérken. Geldt dat ook voor een olympische song?

RONSON: Je hebt iets glorieus, euforisch en triomfantelijks nodig. Chariots Of Fire van Vangelis is een perfect voorbeeld. Daar gaat niets agressiefs van uit, genre ‘Wij zijn de kampioenen en we gaan je verpletteren’. Neen, je moet een feeststemming scheppen en daarbij die verheffende emotie vatten. De campagne werd niet voor niets Move to the Beat gedoopt. Vandaar die heavy beat en de klank van verschillende sporten voor de textuur. Heel boeiend, want uit mezelf zou ik er nooit opgekomen zijn om met een microfoon op een fiets naast een loper te rijden. Het eindresultaat benadert aardig de eerste producties van Timbaland voor Missy Elliott. Cool, dus.

Een muzikant die de handen in elkaar slaat met een merknaam: is dat wel koosjer?

RONSON: Het is nog maar de tweede keer dat ik zoiets doe, hoor. Vandaag moet je van platenmaatschappijen geen grote budgetten meer verwachten om een plaat op te nemen. Dus als een automerk je benadert om naar New Orleans te vliegen en er een nummer met Erykah Badu op te nemen of Coca-Cola vraagt je de halve wereldbol af te reizen en met Katy B iets in elkaar te steken… Zolang de muziek die daaruit voortspruit maar zo sterk is dat ik ze op een van mijn eigen platen zou uitbrengen, zie ik er geen graten in. Ik zou er wél een bezwaar tegen hebben als iemand me verzoekt een nummer af te leveren dat aan een ingesnoerd concept moet voldoen. Coca-Cola heeft ons alle vrijheid gegund. Daarbij: ze hadden om het even wie kunnen vragen, de grootste artiesten ter wereld eigenlijk. Dat ze mensen zoals Katy en mij hebben uitverkoren, weet ik wel degelijk te appreciëren. Wij zijn verre van supersterren, hé. Maar deze campagne zal ons wel introduceren in landen waar ze nog nooit van ons hadden gehoord. Terwijl Coke evengoed Will.I.am had kunnen bellen.

Je blijft er wel bescheiden bij.

RONSON: Buiten Groot-Brittannië en Europa ben ik nauwelijks bekend. Weet je, tien jaar geleden kreeg je nog bakken kritiek te slikken als je met een merk in zee ging. Tot je London Calling van The Clash hoorde in een reclamefilmpje. Of iets van Led Zeppelin om Cadillacs te verkopen. Of Revolution van The Beatles. Wat zou je dan moeten zeggen? Dat je authentieker bent dan The Beatles?

Je bent zanger, dj en muzikant, maar producen doe je het liefst, neen?

RONSON: Dat is waar. Nochtans is platen draaien in clubs of op festivals essentieel voor wat ik doe: ik zie met eigen ogen hoe mensen op muziek reageren en wat hen in beweging brengt. Die ervaring gebruik ik zeker als ik in de producersstoel ga zitten. Uiteindelijk zou ik, als ik sterf, op mijn grafsteen toch liever de titels zien van de grootste nummers waaraan ik heb meegewerkt dan een lijst van de coolste clubs waar ik heb gedraaid.

Hoe zou je de taak van een producer omschrijven?

RONSON: Dat hangt ervan af voor wie je werkt. Een rapper als Ghostface Killah heeft niet meer dan een goede beat nodig, terwijl ik met Katy B samen aan de piano ben gaan zitten. Je moet vooral de omstandigheden creëren waarin de artiest het beste uit zichzelf kan opdiepen, zodat de song de best mogelijke versie krijgt. Je eigen ego is daarbij van geen tel. Aanspraak maken op je eigen geluid is eveneens uit den boze.

Extreem gesteld: ofwel creëer je het hele geluid van een artiest ofwel duw je enkel op ‘record’.

RONSON: Je doet toch altijd een beetje de twee. Alleen heb ik het geluk gehad tot nu toe met artiesten te werken die een heel heldere visie hadden over waar ze heen wilden. In die situaties ben je de adviseur, de luitenant, de dealer in muzikale steroïden die hen over de eindstreep moet krijgen. Amy Winehouse zei me gewoon dat ze een plaat wilde die precies klonk als Motown en de meidengroepen uit de jaren zestig. Voilà, mijn opdracht. Met Coca-Cola was het niet anders: vlieg naar de vier windstreken, neem atleten op, en kom terug met iets wat de vloer van een club doet ontploffen.

Oké. Laatste vraag: Manchester City of United?

RONSON: Chelsea, natuurlijk!

DOOR KURT BLONDEEL

MARK RONSON ‘DE COMPETITIE MET JEZELF HOUDT NOOIT OP, EN DAT IS GEZOND.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content