Van Shamisa Debroey, nog maar 24, verschijnt volgende week een van de Vlaamse stripdebuten van het jaar. Verdwaald is een bedrieglijk luchtig relaas over afwezige ouders en een eenzaam kind: zijzelf. ‘Ik had geen zin om mijn hele gezinssituatie uit te leggen aan mensen die ik niet goed ken. En zie mij nu alles verklappen aan een journalist.’

‘The only way is up’, zegt Shamisa Debroey halverwege het gesprek over haar debuutstrip Verdwaald. Toen Yazz met die euforische slagzin in de hitparade stond, was ze nog niet geboren. Ze bedoelt het niet eens ironisch. Ze heeft net in stukjes over haar eenzame jeugd verteld, een verhaal dat schrijnend genoeg is om vergezeld te gaan van diepe zuchten, een wankelende stem en af en toe een onhandige krop in de keel. Dat het moeilijk is geweest, lijdt geen twijfel. Maar de weg naar boven is voor Debroey eigenlijk al een tijd bezig.

De zacht uitgesproken zinnen over haar relatie met haar vader en moeder staan in opvallend contrast met de uitbundige verwelkoming een halfuurtje eerder, toen ze de deur van haar huisje in Gentbrugge openzwaaide. Ze is zich bewust van die tweespalt. ‘Mijn horoscoop is tweeling. (lacht) Die heeft naar het schijnt altijd twee kanten. Ik ben luidruchtig, blij en meestal aangenaam om in de buurt te hebben, maar aan de andere kant denk ik ook heel veel na over wat ik aan het doen ben.’ Aan introspectieve inzichten heeft ze inderdaad geen gebrek. Nog voordat ik een stoel heb gevonden, heeft ze al verteld dat haar opgeruimde werktafel – net zoals de overvloedige witruimte op haar strippagina’s – nodig is voor de orde in haar hoofd. En dat ze haar 700 Facebook-vrienden nodig heeft als medicijn tegen de eenzaamheid.

Zwaar woord, maar Debroey spreekt het uit met het gemak van iemand die het gevoel goed kent. Geen wonder als je het verhaal van haar jeugd hoort. ‘Zoals je ziet, ben ik half Afrikaans en half Belgisch. Mijn moeder is ooit naar Zimbabwe verhuisd om vrijwilligerswerk te doen. Ze heeft daar mijn vader leren kennen. Ze zijn getrouwd, naar Groot-Brittannië getrokken en daar hebben ze eerst mij en dan mijn broer gekregen. Kort nadien viel het huwelijk uit elkaar. Daarop is mijn moeder met ons naar België verhuisd.

‘Dat is letterlijk de laatste keer dat ik mijn vader heb gezien. Ik was vier. Ik weet niet eens meer hoe hij eruitzag. Ik heb alleen een paar keer met hem gebeld en hij stuurde verjaardagscadeautjes tot ik ongeveer 18 was. Voor mij waren die cadeaus een pijnlijke herinnering aan het feit dat ik hem niet kende. Voor hem waren ze juist een blije gelegenheid, want hij wilde laten weten dat hij nog van me hield. Mijn vader woont nog altijd in Groot-Brittannië. Hij had me dus kunnen bezoeken als hij echt wilde. Het drukte op me dat hij dat nooit deed. Ik voelde me niet geliefd. Die emotie onderdrukte ik, omdat je nu eenmaal verder moet met je leven. Mijn woede tegenover mijn vader is sindsdien blijven smeulen. Dat was de aanleiding voor dit boek.’

In haar kindertijd trok Debroey zich de afwezigheid van haar vader niet zo aan, ‘omdat ik meer bezig was met de afwezigheid van mijn moeder. In de praktijk ben ik opgevoed door mijn grootouders. De scheiding was voor mijn moeder heel pijnlijk. Ze was verliefd op Afrika en haar scheiding voelde aan alsof ze een stuk van het continent kwijt was. Wij als kinderen confronteerden haar daarmee. Ze heeft dan een job gevonden waardoor ze per maand minstens een week of twee weg was. Daar zit je dan als kind. Een vader heb je niet meer en je moeder kan weinig bij je zijn. Je voelt je verlaten. Ik ben geen echte wees, mijn ouders zijn niet dood of zo. Maar wat is het ergste? Dat weet ik niet. Mensen willen altijd vergelijken en ik kan alleen maar praten over wat ik zelf ervaren heb.

‘Het pijnlijkst waren nog de kleine praktische dingen. Een oudercontact op school. Mijn mama was weer weg en niemand anders kon ernaartoe gaan. Leerkrachten vroegen waar mijn ouders waren. Ik wist niet eens hoe ik eraan moest beginnen om het uit te leggen. Mijn grootvader was er wel altijd voor ons, ook voor mijn neven en nichten. Hij was de spil van de familie en de enige andere creatieve persoon die ik kende. Hij is ondertussen overleden. Eigenlijk is mijn boek helemaal voor hem geschreven.

‘Gelukkig is mijn relatie met mijn moeder veranderd. Ze is vaker thuis en door omstandigheden heeft ze zich ook gerealiseerd dat ze als ouder te kort is geschoten. Ze beseft dat ze er meer had moeten zijn. In een bepaalde periode poetste ik, kookte ik en moest ik mijn broer vertellen dat hij zijn huiswerk moest maken. Helaas luisteren broers nooit naar zussen (lacht). Soms denk ik: wat voor leven had ik toen? Ik werkte altijd heel hard op school, om mijn moeder geen stress te bezorgen. Ik deed een richting die mij totaal niet lag, Latijn, omdat het familietraditie was. Iedereen was naar dezelfde school gegaan, iedereen had dezelfde richting gevolgd. Het jammere was dat ik de appreciatie van mijn moeder voor mijn harde werk niet voelde.’

HAAR JEUGD BOOD DUS GENOEG STOF VOOR EEN FLINKE tranentrekker, maar Debroey koos wijselijk een ander pad. ‘Ik besef nu dat ik mijn ouders niet kon veranderen. Ik kan mijn verleden niet bijsturen. Ik wilde over mijn ervaringen vertellen, maar ik wilde het boek ook opentrekken, universeler maken. Veel mensen krijgen te maken met een belangrijk verlies of hebben een slechte relatie met hun ouders. Ik heb van mijn vader in het boek een soort reiziger gemaakt die nooit thuisgekomen is. Ik wilde een beetje verstoppen wat ik echt had meegemaakt. In het begin hield ik me in. Ik mocht sommige dingen niet zeggen van mezelf. Achteraf gezien vind ik het toch nog een heel openhartig boek. Mijn gevoelens zijn wat ze zijn en iedereen die erbij was, kan bevestigen dat het zo was. Verdwaald is honderd procent wat ik voel over mijn jeugd, ook al komen de personages niet helemaal overeen met ons gezin.’

De grootste verdienste van het boek is dat al die treurnis in heel losse, lichte tekeningen wordt gevat, waardoor het een grote berusting uitstraalt. Veel witruimte – voor de orde in haar hoofd – wordt gecombineerd met onregelmatige, levendige kleurvlakken. De kleine Shamisa hield al meer van Oskar Kokoschka’s uitbundige schilderwerk dan van beeldverhalen. ‘Van strips ben ik pas echt gaan houden toen ik Ergens waar je niet wil zijn van Brecht Evens had gelezen. Dat boek heeft voor veel studenten op de stripscholen een schok betekend, omdat het een nieuwe richting toonde. Zelf heb ik mijn hele leven al getekend en geschreven. Toen ik die twee disciplines voor het eerst combineerde, wist ik dat de puzzelstukjes in elkaar vielen. Ik had het gevoel dat ik het goed kon. Met dit boek heb ik al doende strips leren maken.’

Grafisch is de steun van haar leermeester Randall C. – auteur van Slaapkoppen en vaste tekenaar van De slimste mens – erg duidelijk. ‘Ik heb acht maanden stage gelopen bij hem. Hij heeft een grote zolderruimte vol schetsboeken, waar we allebei een tafel hadden. Hij werkte aan dingen en liet die aan mij zien, en omgekeerd. Toen ik iets over mijn vader wilde vertellen, raadde hij me aan er gewoon aan te beginnen. Randall heeft me overtuigd openhartig te vertellen. Hij vond dat ik mijn boek moest zien als een brief. Zo zie ik het nog altijd. Ik zeg niet dat de situatie in mijn familie door deze ‘brief’ ooit zal veranderen, maar dit moest eruit.’

De brief in de fles. Sending out an SOS. Chris Ware is Debroey al voorgegaan. Hij kreeg na de publicatie van Jimmy Corrigan, de slimste jongen ter wereld plots telefoon van de vader die hij nooit had gekend. Debroey mikt er niet op dat met haar hetzelfde gebeurt. Een Engelse vertaling van haar boek lijkt voor de tweetalige auteur anders geen onoverkomelijke hindernis, maar ze houdt de verwachtingen laag: ‘Ik ben liever een pessimist die soms positief verrast wordt dan een optimist die tegenslagen moet incasseren.’ Het lijkt wel een lijfspreuk, enkele maanden

geleden tweette ze die ook al.

‘Randalls idee van de brief heeft ook de grafiek beïnvloed. Een tekening van mij is één voldragen idee. Er bestaan geen twintig schetsen van zoals bij sommige andere auteurs. De gepubliceerde versie is meestal de enige die ik heb gemaakt. Een brief herschrijf je ook niet. Het moet er van de eerste keer goed op staan. Ik gebruikte muziek om in de juiste stemming te raken en dat werkte goed. Meestal draaide de tekening uit zoals ik wilde. Ik bedacht waar mijn reiziger naartoe zou kunnen gaan. Ik zag landschappen voor me die ik begon te tekenen, met en zonder mijn reiziger erin. Dat voelde prima, dus voegde ik volgens de sfeer alleen nog kleuren toe. Niet te veel afwerking in Photoshop, want dan gaat het resultaat er snel te afgeborsteld uitzien.’

DEBROEYS ZELFVERKLAARDE pessimisme zit haar ambitie niet in de weg. ‘Ik ben een strevend wezen. Met mijn boek wil ik mensen verbazen. Mensen die denken dat ik zo’n boek nooit zou kunnen schrijven of tekenen. Ik wil ook stereotypen doorbreken. Je zou het misschien niet direct denken, maar ik ben de enige gekleurde mens in de Vlaamse stripwereld. In andere landen is de situatie minder extreem, maar blijkbaar ben ik hier een grote uitzondering. Daarover mogen de mensen toch wel eens nadenken. Niet te hard, hé. Een beetje terloops. Ik wil lezers aangenaam verrassen.’

Haar vraag om bevestiging is, kortom, levensgroot. Een boek maken is liefde vragen, geeft ze grif toe. Maar ze is een beetje ongerust over de reacties die ze zal krijgen. In een e-mail voor dit gesprek kondigde ze voorzichtig aan dat ze ‘openhartig zou zijn voor de juiste vragen’. ‘Judith Vanistendael had me al verteld dat ze soms te veel interviews moest doen en dat die altijd over dezelfde dingen gingen. Misschien is dat niet te vermijden als je je eigen leven zo duidelijk in je werk stopt. Het wordt dan tot op zekere hoogte publiek bezit. Die vervelende vragen die je over je privéleven kunt krijgen, zitten in Verdwaald verwerkt in de scène met het andere meisje in het café. Die passage staat voor al die keren dat mensen mij vragen hebben gesteld over dingen die ik niet wilde vertellen. Het hoofdpersonage zit te wachten op iemand wanneer ze wordt aangesproken door een kennis. Je voelt dat het een verschrikkelijk mens is, want ze blijft doorvragen. Het hoofdpersonage kent dat meisje niet eens goed. Veel mensen stellen pijnlijke vragen zonder dat ze het weten. Vorige maand nog vroeg iemand: ‘Je praat altijd over je moeder, maar nooit over je vader. Waarom eigenlijk?’ Je voelt je dan ongemakkelijk omdat je weer moet antwoorden op een vraag die je niet wilt beantwoorden. Ik heb geen zin om de hele situatie uit te leggen aan mensen die ik niet goed genoeg ken. En zie mij nu alles verklappen aan een journalist. (lacht)

‘In Verdwaald deel ik een privéstuk van mijn leven. Wie nog niets wist over mijn jeugd, zal het nu wel weten. Maar niet alles. Iets dat op papier staat, is niet je eigendom. Je hebt wel een boek gekocht, maar wat daarin staat, is niet van jou. Bij Judith moet dat ook een probleem geweest zijn. Ik zou haar nooit ondervragen over de moeilijkheden van haar relatie met haar Afrikaanse man. Maar ik heb wel De maagd en de neger gelezen, dus weet ik al veel.’

DE LOKROEP VAN AFRIKA, HET CONTINENT WAAR HAAR VADER vandaan kwam en dat haar moeder heeft betoverd, krijgt weinig vat op Debroey. Ze heeft het al bezocht, dat wel. ‘Dat was heel moeilijk voor mij. Ik zit tussen twee werelden. Daar noemt iedereen mij blank, wat ik heel gek vind. Hier noemt iedereen mij bruin. Van de zon of vanzelf, dat weten ze niet altijd zo goed. In Afrika viel het me direct op dat iedereen bruin was. Je bent er als Belg zo op ingesteld dat de meeste mensen blank zijn. Het leek wel de omgekeerde wereld. Ik realiseerde me ook hoe rijk ik ben, hoeveel geluk ik heb. Je voelt medelijden, hoewel de mensen daar dat niet nodig hebben. Veel indrukken dus, maar het continent trekt me niet speciaal aan.’ – ‘Je toekomstige kinderen hoeven dus niet te vrezen dat je om de haverklap naar Afrika vertrekt?’ – ‘Zeker niet.’

VERDWAALD

Verschijnt 23/9 bij Oog&Blik & De Bezige Bij.

DOOR GERT MEESTERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content