‘IK BEKEN: IK BEN EEN NERD’

HERBIE HANCOCK: 'Jazz is vitaal voor de ontwikkeling van de mensheid.'

Wie even geen zin heeft in een ondergeplaste festivaltent kan op 5 juli in ’s lands mooiste concertzaal naar twee grootheden van de jazzpiano: de oude maatjes Herbie Hancock en Chick Corea schurken er hun vleugels tegen elkaar aan. Herbie is er klaar voor: ‘Ik hou van apparaatjes.’

Já, Gent Jazz heeft met Tony Bennett en Lady Gaga (12 juli) the hottest ticket of the summer in huis, maar een week eerder wordt het in de Henry Le Boeufzaal van het Brusselse PSK minstens even heet. De bij leven al legendarische pianisten Herbie Hancock (75) en Chick Corea (74), al bijna een halve eeuw maatjes en muzikale partners, spelen er dan een dubbelconcert. De platen die ze in 1978 (An Evening with Herbie Hancock & Chick Corea) en 1979 (CoreaHancock) uitbrachten, behoren tot de canon. Maar uiteindelijk draait het maar om één ding: wat tierelieren die twee speelvogels die avond, op dát moment, samen uit hun piano’s. Want speels zijn ze nog altijd. En een gesprek met Herbie Hancock is even geestig als ’s mans pianospel, dat óók vol zit met (lacht) en (fezelt) en (springt op!). Kijk maar:

Wanneer het klikt tussen twee sterke muzikale persoonlijkheden, ligt dat ofwel aan hun overeenkomsten, ofwel aan hun verschillen. Hoe zit dat bij jou en Chick Corea?

HERBIE HANCOCK: Oh, we hebben veel gemeen, alleen al onze leeftijden en, daarmee samenhangend, onze grote voorbeelden: Oscar Peterson, Bill Evans… Los daarvan is er een fijn verhaal dat ons bindt. In 1962 had ik de kans om samen te werken met percussionist Mongo Santamaría. Ik mocht een weekend lang meespelen omdat zijn pianist op vrijdag was vertrokken en de nieuwe pas vanaf maandag vrij was. Nu moet je weten dat ik nog nóóit latin gespeeld had. Mongo stelde me gerust: ‘We leren je wel een paar knepen.’ Tijdens een van de shows in de Bronx hoorde ik trompettist Donald Byrd met Mongo praten over het verband tussen Afro-Cubaanse en Afro-Amerikaanse muziek. Mongo vermoedde dat er een diep verband was, maar kon niet meteen een overtuigend voorbeeld geven. Donald zei meteen: ‘Hé, Herbie, speel eens Watermelon Man(een standard van Hancocks debuutalbum uit 1962, nvdr.). Ik dacht: wat heeft die eenvoudige, funky jazztune ermee te maken? Ik begon te spelen, en Mongo ging aan de conga’s staan. (dolenthousiast) Het paste perfect! Een voor een pikten de muzikanten de baslijn en de harmonieën op, een voor een stonden de mensen op van hun tafel en ze begonnen te dansen en te schreeuwen: ‘Dit is een hit!’ Later vroeg Mongo me om het op te nemen. Het werd inderdaad een enorme hit. Nu moet je weten: de pianist die ik toen moest vervangen, was… Chick Corea! Hij heeft mijn leven veranderd, zonder het te weten. (lacht) Een beetje later gebeurde het omgekeerde, toen hij mij verving in de groep van Miles Davis, wat op zijn beurt zijn leven grondig veranderd heeft.

Toch klinken jullie heel anders. Jullie lijken op een heel andere manier met de piano om te gaan.

HANCOCK:(aarzelt) Ik hoor Chicks persoonlijkheid in zijn pianospel. En ik kan maar hopen dat het bij mij niet anders is. Met de jaren gaat zoiets natuurlijk doorwerken in je speelstijl. Maar zeg eens, hoe zie jij het?

Chick Corea is bovenal een pianist: wat hij improviseert, kun je niet op een ander instrument verzinnen. Jij lijkt toevallig op een piano muziek te maken. Klinkt dat zinnig?

HANCOCK: Precies! Chick wilde altijd al een virtuoos zijn, en dat is hij ook geworden. Jaren geleden wilde ik dat ook, maar op een goeie dag verloor ik mijn interesse in virtuositeit. Ik wilde gevoelens en emoties uitdrukken, ik was niet meer bezig met pianistiek. Je moet natuurlijk de techniek ontwikkelen om te kunnen spelen wat je wilt vertellen. Maar als ik moet kiezen tussen een trompetvirtuoos zoals Freddie Hubbard – die ik geweldig vind – of Miles Davis, dan weet ik het wel. Miles had een geweldige techniek, en toch heb ik hem nooit als een virtuoos beschouwd. De momenten waarop hij ‘foutjes’ maakt, zijn voor mij net de kiemen van iets fantastisch. Kleine diamanten zijn het. Saxofonist Wayne Shorter (met wie Hancock vorig jaar op Jazz Middelheim stond, nvdr.) heeft het dan weer allebei. Hij speelt altijd clean en doet alles bewust, en toch… hoor ik de saxofoon niet. Dat wil ik ook: boven de piano uitstijgen, zodat ze een stem wordt. Of een harp, of een cello…

Later maakte je van Watermelon Man een beroemde funkversie, op Head Hunters, een plaatwaarmee je je op synthesizers stortte. Je bent nog altijd een gear freak, niet?

HANCOCK: Ik pleit schuldig. Ik speel piano van toen ik zeven was, maar lang voordien al haalde ik graag dingen uit elkaar om te zien hoe ze werkten. En soms kreeg ik ze ook weer in elkaar. (lacht) Zo heb ik mijn elektrische trein helemaal uiteengeschroefd – en er van mijn vader een flink pak rammel voor gekregen. Door die nieuwsgierigheid ben ik na de middelbare school voor ingenieur gaan studeren. Ik hield van wetenschap én van muziek, en het leek me geen slecht idee om naast de muziek ook werk te kunnen vinden. Onderweg ben ik van gedachte veranderd: ik stak simpelweg veel meer tijd in jazz. Toen de synthesizers kwamen, sloop er weer een beetje ingenieursgeest in het musiceren. Tegenwoordig amuseer ik me rot met al die software. Ik beken, ik hou van apparaatjes, ik ben een nerd. ‘Zei hij, terwijl hij op zijn Apple Watch keek.’ (schatert)

Je hebt vanuit de jazzwereld vaak kritiek gekregen op je funk- en rockprojecten. Steekt dat?

HANCOCK: Ach, toen ik jong was, hield ik ook niet zo van funk en rock. Mensen associëren die genres met commercie. Als je voor het ‘gemakkelijke geld’ kiest, verkoop je je ziel aan de duivel, nietwaar? Sommigen zetten de jazz op een piëdestal, als het hoogste schavotje in de ontwikkeling van de muziek. Wie daarvan afstapt, valt uit de gratie. Maar eerlijk: collega’s en echte fans zijn altijd aardig voor me gebleven na mijn uitstapjes in andere stijlen. De critici… (grimast) Van hen heb ik veel te verduren gekregen. Ze zijn vaak bezig met wat er niet is, in plaats van te luisteren naar wat er wél is. Al zijn critici soms goed voor je ontwikkeling. Ze kunnen je soms dingen over je muziek vertellen die je zelf zo niet had gezien.

Je kunt spelen met wie je maar wilt, en toch kies je er vaak voor om met jong talent samen te werken. Zit dat mentorschap er ingebakken?

HANCOCK: Het is onlosmakelijk verbonden met de jazztraditie. Als jonge muzikant in Chicago – en ik weet dat ik voor heel veel jazzmusici spreek – ben ik gevoed en aangemoedigd door mensen met meer ervaring en kennis. Een simpel voorbeeld. Toen ik Donald Byrd ontmoette, was ik heel slecht in snel spelen en ik probeerde het te vermijden. Daar heeft Donald me van afgeholpen. In één nacht heb ik dat probleem met zijn raad opgelost. Daarop nam Donald me in dienst, hij nam me mee naar New York.

En nu is het al lang mijn beurt om die rol te spelen. Zo eenvoudig is dat. Jonge gasten zijn zo onbevangen, en ik kan op mijn beurt veel van hen leren. Ik wil met mijn voeten in het nu staan.

Dat ‘in het nu zijn’ lijkt me cruciaal voor een improvisator.

HANCOCK: Dat is het moeilijkste aspect ervan. (denkt na) Je kunt niet met je vingers knippen en verwachten dat ‘het’ zomaar zal komen. Je moet echt een zoekende geest hebben als je wilt improviseren. Je moet willen exploreren, niet zomaar in het algemeen, maar daar en dan! Maar hoe vaker je het doet, hoe vaker je die toestand kunt bereiken. Het wordt een deel van de opwinding van het leven. Zoals Wayne Shorter het zegt: je voelt je steeds comfortabeler bij dat oncomfortabele gevoel. (lacht)

Jazz is een niche, heet het, maar het voorbije decennium gaat het hem in Europa opvallend goed. Zie je dat ook zo?

HANCOCK: Jazz trekt de grote massa niet, maar is heel wendbaar. Jazz is lenig, hij ontvangt en plooit zich makkelijk naar invloeden uit andere culturen. De grote media laten hem links liggen, maar volgens mij is jazz vitaal voor de ontwikkeling van de mensheid. Dat klinkt misschien zwaar op de hand, maar ik meen het: het hele idee van improviseren heeft een helend karakter. In het moment leven, niet bang zijn om nieuwe dingen te proberen, dáár gaat het om. Improviseren is moed hebben: een prachtig symbool van wat mensen in het leven kunnen roepen. Wayne Shorter – hij weer – vat het mooi samen: jazz is vrijheid. Jazz werd gebannen door Hitler en de Sovjets. Het was undergroundmuziek die verborgen moest worden, of je ging de bak in – of erger.

Onderhuids! Bevrijdend! Oncontroleerbaar!

HANCOCK: Ha! Heel zeker! Dat is het ‘m nu net. Ze waren er bang van! (lacht) Dat is voor mij de essentie van jazz. En daarom zeg ik: we moeten hem goed soigneren, we moeten jazz levend houden, want de mensen hebben hem nodig. En daarom denk ik dat hij niet zal verdwijnen. Ik zie veel jonge mensen die de jazz ontdekken. En meer en meer klassieke muzikanten die hun schrik overwinnen om te improviseren. Als ik daar nog toe kan bijdragen, aan de heropleving van die kunst, dan zal ik erg blij zijn.

VOLGENDE WEEK PERFUME GENIUS

DOOR RUDY TAMBUYSER

Herbie Hancock ‘IK WIL BOVEN DE PIANO UITSTIJGEN,ZODAT ZE EEN STEM WORDT. OF EEN HARP, OF EEN CELLO.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content