Een zomer lang laten we radio- en tv-personaliteiten aan het woord voor wie de herfst helemaal anders wordt. – Ze was de weervrouw van De ideale wereld en verdween van het scherm om samen met haar lief Jonas Geirnaert een fictiereeks te schrijven. Maar Julie Mahieu is geen vrouw die lang stilstaat. ‘Soms ontdek je pas dat iets een droom is wanneer je ermee bezig bent. Bij mij gaat het meestal zo. Ik doe en zie wel waar het me brengt.’

Haar knieën zijn kapotgelopen. Ze zet beide voeten naast elkaar op de grond, als een zwemmer die zich klaarmaakt voor de afsprong, en perst haar knieën tegen elkaar. Terwijl ze door haar haren gaat en de papierlagen van een bierviltje scheurt, vertelt ze dat het door al dat schrijven komt. Om te schrijven, moet ze stilzitten, maar omdat ze niet kan stilzitten, rent ze zo vaak als ze kan. En nu zijn haar knieën kapot. Ze haalt haar handen door het haar, schuift de zonnebril op haar hoofd, haalt hem er weer af, legt hem op tafel, schudt met haar hoofd, schuift de zonnebril op haar hoofd. Zelfs als Julie Mahieu zit, is ze in beweging. Het verschil met haar lief Jonas Geirnaert kan nauwelijks groter zijn. Hij staat ’s morgens op, zet zich aan zijn computer en komt ’s avonds weer van zijn stoel. In die tijdspanne is Mahieu al minstens vier keer verhuisd. Van huis naar café, van café naar Woestijnvis, van Woestijnvis naar café.

Samen schrijven ze aan een tv-serie, een jaar lang hebben ze er alles voor opzijgeschoven, eind september moet het scenario er zijn. Het verhaal over een gijzeling sleept ze ondertussen al – Mahieu rekent het uit op haar vingers – zo’n zeven jaar met zich mee. ‘Ik heb er pas in 2010 met Jonas over gesproken. We zaten op café. Hij zei: “Ik wil een tv-reeks maken.” Ik zei: “Ik heb een idee.” We zijn erover blijven babbelen en zijn beginnen te schrijven, elk op zijn eigen manier. Het zijn echt twee geesten, twee hoofden die samen iets maken. Het moeilijkste voor mij is om dat ene idee vast te houden, om die personages steeds weer terug te vinden in mijn hoofd.’

Ze haalt de zonnebril uit haar haar en vouwt de benen ervan dicht. ‘Mijn hoofd is de meest ingewikkelde en onoverzichtelijke plek om in te wonen, vrees ik. Zelf begrijp ik alvast weinig van mijn hoofd. Schrijven helpt wel om jezelf te begrijpen. Er zit iets in je hoofd en dat moet eruit. Als het lukt, is het een zaligheid. Als het niet lukt, ja, dat is gewoon ambetant.’

Ze bestelt een kamillethee. ‘Het schijnt dat je daar rustig van wordt’, zegt ze. ‘Dat je er zelfs van in slaap valt. Ik ben benieuwd’, en ze lacht luider dan men in dit café op een maandagochtend gewend is. Maar haar gedachtetrein is alweer verder gedenderd. ‘Onlangs ging het geweldig goed, het schrijven. We waren op vakantie in Zweden, in Fjällbacka. Ken je dat?’ Ik schud mijn hoofd. Ze perst het warme water uit het theezakje. ‘Wacht,’ zegt ze, ‘dan moet ik eerst iets anders vertellen. Over mijn relatie met lezen. Dat zit zo: ik heb heel lang niet gelezen, ook al lees ik doodgraag. Maar ik had te veel slechte boeken gelezen. Telkens als iemand zei: ‘Dat boek moet je echt lezen’, moest ik vaststellen dat ik het maar niets vond. Ik dacht dat er gewoon geen goede boeken meer geschreven werden. Ik kan niet tegen verhalen die nergens over gaan. Een boek lezen voor de schrijfstijl, nee, dat is niets voor mij. Exact vijf jaar geleden ben ik opnieuw beginnen te lezen. Met de boeken van Camilla Läckberg. Op tien maanden tijd heb ik toen achttien boeken gelezen. Ik had er weer plezier in gekregen. Oh ja, ik weet best dat die boeken geen hoogstaande literatuur zijn, maar ze hebben iets in gang gezet. Läckberg is geboren in Fjällbacka, al haar boeken spelen er zich af. Ik moest er gewoon eens naartoe. Het wonderlijke was: ik heb daar als een razende zitten schrijven. Mijn vingers konden nauwelijks mijn gedachten volgen. Op Jonas had die plek een ander effect: hij had meer moeite iets op papier te krijgen. Maar dat had te maken met het feit dat hij zich daar moeilijker kon afzonderen van de wereld rondom hem. Bij hem lukt dat thuis blijkbaar goed. En bij mij op reis.’

Word je het met jouw onrustige hoofd niet beu om een heel jaar – en langer – aan dezelfde tv-reeks te schrijven?

MAHIEU: Of ik uitkijk naar het eindpunt? Soms wel, soms niet. Maar het wordt nooit saai, omdat het altijd evolueert en verandert. Er zit ook zo veel in mijn hoofd. Voortdurend borrelen er ideeën op waarvan ik denk: tof, tof, tof. Terwijl ik aan de reeks schrijf, schrijf ik ook allerlei andere dingen. Hele verhalen, halve verhalen, soms gewoon het midden van een verhaal of het slot. In een mapje op mijn computer verzamel ik ook alle soorten eindes. Het heet – euh – ‘einde’. Mijn hoofd bij de essentie houden, is de grootste uitdaging. Gisteren nog zei ik tegen Jonas: ‘Oh, ik heb een nieuw idee voor een reeks.’

Hoe reageerde hij?

MAHIEU: ‘Oké.’ Nu ik erover nadenk: hij zegt vrijwel altijd ‘oké’. Onlangs kwam ik thuis, helemaal opgewonden. Op de trein van Antwerpen naar Gent had ik een Amerikaan ontmoet. Hij was een schilder, fan van Axel Merckx en was op weg naar de Ronde van Vlaanderen. Uit zijn tas haalde hij twee foto’s, de ene van een schilderij dat hij gemaakt had van een vrouw met heldere ogen, de andere van een man met waterige ogen. ‘Mijn ouders’, zei hij. Ik vroeg hem waarom de ogen van zijn vader zo wazig waren. ‘Ik heb de man nooit begrepen.’ We hebben heel lang gebabbeld en toen we elkaar verlieten, zei hij me dat hij dacht dat Maui, een eiland in Hawaï, een fijne vakantiebestemming voor me zou zijn. Ze hebben daar een slinger waarmee je over het eiland kunt zwieren. Het gesprek met die man voelde zo fijn, zo goed, zo juist aan, dat ik besloten heb naar hem te luisteren, zijn advies op te volgen. ‘Dus nu wil ik ernaartoe’, zei ik tegen Jonas. ‘Oké’, was zijn antwoord. Bij ons is dat zo. Ik zeg van alles, ik wil van alles, Jonas zegt ‘oké’ en dan zien we wel weer.

‘Daar zo’, was het eerste wat hij tegen haar zei. Hij zat aan een tafel achter zijn computer op de set van Willy’s en Marjetten. Mahieu was de nieuwe stagiaire. ‘Waar mag ik mijn handtas zetten’, vroeg ik. ‘Daar zo’, antwoordde hij. ‘Baf, ik was verkocht. De avond voordien hadden mijn vader, mijn zus en ik thuis naar de eerste aflevering van Willy’s en Marjetten gekeken. Ik herinner me nog dat mijn vader op een bepaald moment naar de keuken is gelopen omdat hij dreigde te stikken in zijn eigen lach. Mij leek dat alvast een goed teken. Toen ik op de set kwam, merkte ik ook dadelijk: hier voel ik me thuis. Het probleem was: ik wist dat ik daar wilde zijn, dat ik bij Woestijnvis wilde werken, maar ik had geen idee wat ik er kon doen. Ik kon ook niets. Ik had een diploma biomedische wetenschappen op zak, weet je wel. In de televisiewereld was daar niet bijster veel vraag naar.’

Hoe kwam je erbij biomedische wetenschappen te studeren? Uit interesse?

MAHIEU: Hmm, eerder na eliminatie. Thuis werd gezegd: ‘Haal een universitair diploma en dan kun je daarna alles doen wat je wil. Het probleem was dat ik geen duidelijk idee had van wat ik wilde. Ik had op school wel toneelgespeeld en dat deed ik graag, dus ik dacht: ‘Misschien is toneelschool iets voor mij.’ Maar wanneer ik dan in de Pallieter rondhing, of in een van die andere acteurscafés en ik praatte met de acteurs over de lessen en de school, dan hoorde ik hen verhalen vertellen die voor mij niet juist aanvoelden. Ook wanneer ik naar het theater ging, zag ik vaak dingen waarvan ik dacht: Nee, dat zie ik mezelf niet doen. Ik ben uiteindelijk aan die biomedische studie begonnen omdat ik eens wilde testen of wetenschappen iets voor mij waren. Ik kwam uit een talenrichting, had bitter weinig fysica en chemie gekregen en het leek me zonde om pakweg op mijn tachtigste pas te ontdekken dat mijn werkelijke talent in de zuivere wetenschappen lag. Ik heb pijnlijk snel vastgesteld dat dat niet het geval is. Van dag een was duidelijk dat die studierichting mij niet lag. Ik heb ze afgemaakt, dat wel. Maar ook omdat ik op mijn laatste examen de prof plechtig beloofd heb om nooit, maar dan ook nooit, iets met dat diploma te doen. Soms vraag ik me nog af hoe ik dat vier jaar heb volgehouden. ‘Waarom heb je toen niet tegen me gezegd: doe je dat wel graag?’, heb ik onlangs aan mijn vader gevraagd. Hij antwoordde: ‘Alsof je zou geluisterd hebben.’ Ik vrees dat hij gelijk heeft. Mensen vinden het straf dat ik dat diploma behaald heb. Ik zie dat zo niet. Ik weet niet of het zo slim is iets te blijven doen wat je niet graag doet.

Het schijnt dat het je hardt in het leven, dat je er karakter van krijgt, dat het je leert om tegen je zin in door te bijten. Heb je daar iets van gemerkt?

MAHIEU: Weet je wat het is? Ik heb een hekel aan het idee dat iets moet. Moeten is echt een probleem. Als je mensen het gevoel geeft dat ze de keuze hebben, en als je hen uitlegt wat de opties zijn in plaats van hen iets op te leggen, dan nemen ze een beslissing waar ze zelf achter staan. De wereld draait gewoon te veel rond het woordje moeten. Op school is dat extreem. Ik lette nooit op, tekende heel veel op mijn lessenaar. ‘Stop daarmee’, kreeg ik voortdurend te horen. ‘Rot toch op’, dacht ik. Altijd dat dirigeren: wandel in het gareel, daar is de bel, naar de klas. En dan ineens, als je 17 bent, word je voldoende waardig geacht om een gesprek mee te voeren. Wat een onzin! Eerst zeggen ze zeventien jaar lang dat je moet zwijgen, dat wat je te zeggen hebt niet interessant is, en dan willen ze ineens weten wat je denkt. Je kunt niet tien jaar lang iemand op de kop kloppen en van alles in de strot rammen en verwachten dat men dankbaar is als je er eindelijk mee stopt. Nee, mijn goesting was toen wel over.

Enige koppigheid is jou niet vreemd?

MAHIEU: Mijn moeder heeft dat wel vaak tegen mij gezegd: ‘gij contrair kind’. Als de zaken niet juist aanvoelen, waarom zou je ze dan aanvaarden? Waarom zou je je daarbij neerleggen? Ik heb het moeilijk met verwachtingen waar ik zelf niet achter sta. Ik heb nog even bij Technopolis gewerkt. Ik was edutainer. Ik mocht wetenschappelijke shows geven – wat leuk was – maar ik moest ook de hele tijd tegen kinderen zeggen dat ze niet mochten lopen of dat ze geen kauwgum mochten eten. Wat een onzin! Ik rende zelf rond en ik at zelf kauwgum. Moet ik nu echt zeggen wat ze niet mogen, dacht ik, laat die gewoon spelen. Of neem die drie maanden dat ik wiskunde en biologie heb gegeven aan de meisjes van haartooi, manicure en pedicure.

Je hebt nog lesgegeven?

MAHIEU: Ja, ik heb uiteindelijk toch iets met mijn diploma gedaan. Ik kwam in een klas die hopeloos achterophinkte met wiskunde en ik wilde die leerlingen tijdens de middagpauze bijlessen geven. Dat mocht niet volgens het schoolreglement. Nee, want leerlingen moesten hun boterhammen opeten in de refter en de verzekering deed er om de een of andere bizarre reden ook moeilijk over. Uiteindelijk is het me toch nog gelukt om die bijlessen te geven, maar van dat onderwijssysteem werd ik zot. Altijd maar dat moeten, moeten, moeten. Nee, je moet niets. Als je die leerlingen benadert op een manier die zij fijn vinden, dan zullen ze graag naar je luisteren. Ik vind het belangrijk mensen het gevoel te geven dat ze ertoe doen.

Heb jij jezelf ervan moeten overtuigen dat je er wel toe doet?

MAHIEU: Ik zeg dat tegen mezelf. En voor de rest… Het is ongetwijfeld boeiend om bij de dingen stil te staan, en soms doe ik dat ook, maar niet altijd. Soms laat ik dingen gewoon passeren. Want als je te vaak stilstaat, blijf je gewoon staan. Trouwens, als iemand tegen jou zegt dat je niet interessant bent, dan is dat niet waar. Iedereen is interessant op zijn manier. Toen ik uiteindelijk terugkwam bij Woestijnvis – deze keer voor een echte job – was dat om mee te werken aan Het dorp in Man bijt hond. Daar heb ik ontdekt dat iedere mens het fijn vindt dat je hem naar zijn of haar leven vraagt. Het is alsof we allemaal wachten op het moment waarop er iemand voorbijkomt die ons echt ziet en die ons vervolgens oprecht vraagt naar onze dromen en bekommernissen.

Bij De ideale wereld was die oprechtheid eerder ironisch gekruid.

MAHIEU: Dat vond ik soms wel moeilijk, hoewel ik het heel fijn vond om die reportages te maken. Maar als ik er nu op terugkijk, heb ik vooral het gevoel dat ik op die redactie rondliep als een kip zonder kop. Die dagelijkse deadline vond ik loodzwaar. Iedere ochtend begon ik er met goede moed aan, tegen de avond kon ik enkel vaststellen dat ik mezelf weer aan het voorbijhollen was. Niet dat ik panikeerde, maar de chaos in mijn hoofd versterkte de chaos om me heen. Ook op de dagen waarop ik niet echt iets te doen had, draaide ik helemaal dol. Ik werd er chronisch zenuwachtig van. Alleen de weervrouw spelen, bracht me tot rust. Dat was een klein onderdeel. De opnames duurden amper anderhalf uur per maand, maar die rol klopte. Het was een uitvergroting van mezelf.

Ze schraapt met de koffielepel over de bodem van het kopje thee en tuurt er enigszins verbijsterd in. ‘Echt rustiger word je daar niet van’, zegt ze met een scheve glimlach. ‘Of ik ben een hopeloos geval.’ Ze houdt haar hoofd schuin, schuift de zonnebril weer in het haar en vraagt: ‘Ken je dat nummer van Baz Luhrmann, Everybody’s Free (to Wear Sunscreen)?’ Ik knik. ‘Ergens halverwege zegt hij: ‘The race is long, and in the end, it’s only with yourself.‘ Volgens mij is dat waar. Je bent de enige mens waar je voor de rest van je leven aan vasthangt, daar kun je niet omheen. Dan kun je je maar beter amuseren met jezelf. Soms lukt dat, soms niet. Soms denk ik: ‘Aargh, mens, wat ben jij vermoeiend.’ Soms heb ik energie. Soms niet. Weet je waar ik soms van droom? Dat je je hoofd kunt loskoppelen van je lichaam en dat je erin slaagt om voor even helemaal onbezorgd te zijn. Want ik weet één ding: dat hoofd van mij ga ik nooit helemaal begrijpen.’

VOLGENDE KEER WIM LYBAERT

DOOR TINE HENS – FOTO’S JEF BOES

Julie Mahieu ‘IK HEB MIJN STUDIES AFGEMAAKT, OOK OMDAT IK DE PROF BELOOFD HEB NOOIT IETS MET DAT DIPLOMA TE DOEN.’

Julie Mahieu ‘JE BENT DE ENIGE MENS WAAR JE VOOR DE REST VAN JE LEVEN AAN VASTHANGT. DAN KUN JE JE MAAR BETER AMUSEREN MET JEZELF.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content