HUNDSTAGE *****

HUNDSTAGE. Welkom in het hondse suburbia van Ulrich Seidl, zonnefactor 50.

Zondag 18/8, 23.30 – Ned 2. Ulrich Seidl, Oostenrijk, 2001

Van nestbevuiler en mensenhater tot sociale pornograaf: aan labels geen gebrek voor regisseur en provocateur Ulrich Seidl, na Haneke de bekendste Oostenrijkse cineast dankzij grijnzende films als Import/Export en recent de Paradies-trilogie.

De sleutelfilm in zijn wrang oeuvre is Hundstage, een folterende gedragsstudie die in het intieme leven pookt van een aantal inwoners van een kille residentiële voorstad van Wenen. Het is net in dat onder een loden zon geobserveerd stukje suburbia – meer vagevuur dan eldorado – dat Seidl zowel hilarisch als teder meedogenloos naar zaken kijkt als het menselijke verlangen, sadomasochisme, burgerlijke bekrompenheid, geweld en vernedering. En ook al is dit zijn eerste fictiefilm, nooit negeert hij de erfenis van zijn documentair verleden. Daardoor gaat er een zekere Unheimlichkeit uit van zijn radicaal naturalistische maar altijd sterk gestileerde tableaus.

In Hundstage schotelt Seidl je een zestal – soms kruisende – verhalen voor over individuen of koppels die niet echt uitblinken in normaal sociaal gedrag: het zijn stuk voor stuk freaks die van de wereld vervreemd zijn of met een malaise worstelen.

Zo is er Herr Walter, een weduwnaar die in zijn kelder al de inkopen uit de winkel naweegt, zijn bejaarde huishoudster voor hem laat strippen in de peignoir van zijn vrouw, en bij een burenruzie de grasmaaier gewoon vrolijk laat draaien, terwijl hij weer binnen gaat zitten. Of de Griek Theodorakis en zijn vrouw, een gescheiden koppel dat niet meer met elkaar spreekt sinds de dood van hun dochter, maar wel nog blijft samenwonen. Ten slotte is er nog Anna, ‘die Verrückte‘, een ongeleid projectiel én een wandelende stoorzender annex liftster die iedereen op stang jaagt met haar vervelende vragen en opmerkingen.

De onbehaaglijke situaties die Seidl daaruit distilleert, balanceren voortdurend tussen het absurde en het gênante, tussen het tragische en het komische. Zo zingt iemand het Oostenrijkse volkslied met een brandende kaars in zijn anus. Of wordt een bezoek aan een parenclub in beeld gebracht als een apocalyptisch tafereel uit een schilderij van Jheronimus ‘Jeroen’ Bosch.

Maakt dat van deze voyeuristisch opgevatte vignetten ook moreel dubieuze uitlachcinema of eerder een misantropisch brouwsel, zoals sommigen beweren? Helemaal niet. Seidl houdt ons nogal ironisch een spiegel voor en kijkt confronterend achter de façade van de consumptiemaatschappij, waarin mensen nu eenmaal dwaze en mensonterende handelingen verrichten in hun wanhopige hunkering naar geluk.

LUC JORIS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content