HIJ: ‘DE HELFT VAN DE PLAAT GAAT OVER MIJN EX’ ZIJ: ‘DE HÉLFT?!’

© ATHOS BUREZ

Hij gaat een drukke festivalperiode tegemoet met Balthazar, zij met Soldier’s Heart. Maar u kunt hen deze zomer her en der ook samen aan het werk zien met Warhaus, zijn opvallend jazzy soloproject. Het eerste dubbelinterview met de muzikale geliefden Maarten Devoldere en Sylvie Kreusch, over perverse schrijvers, smartlappen en brutale romantiek. ‘Ik weet pas dat een song werkt als ik Sylvie erop heb zien dansen.’

‘Toen wij met Balthazar begonnen, waren we best wel hip, dachten we.’ Maarten Devoldere grijnst en neemt een hap van zijn kriekentaart met crumble. ‘Tot we dat frisse elektropopgeluid van Soldier’s Heart voor het eerst hoorden en beseften: shit, we zijn niet meer mee met de tijd. Sindsdien pretenderen we gewoon classic te zijn. (lacht) Ik wil maar zeggen: wij waren meteen vree onder de indruk van Soldier’s Heart.’

We spreken 2014, het jaar waarin de paden van Devoldere en Sylvie Kreusch elkaar voor het eerst kruisten. Soldier’s Heart – een jaar eerder gekroond tot laureaat van De Nieuwe Lichting – had net onderdak gekregen bij het management dat ook de belangen van Balthazar behartigt en mocht een maand lang als support-act op Europese doortocht met Maarten Devoldere, Jinte Deprez en co.

Kreusch danste zich tijdens die tournee in de kijker van de cofrontman van Balthazar, een beetje zoals ze dat ook doet in de nieuwe clip bij The Good Lie, de debuutsingle van Devolderes soloproject Warhaus, waarvan kort na de zomer een eerste langspeler verschijnt. Devoldere: ‘Al van bij de eerste Soldier’s Heart-show die ik zag, wist ik: die madam moet op mijn podium. Het kan me niet schelen hoeveel ze kost, de hoer. Ik boek haar!’ giert hij. Kreusch nipt van haar detox juice. ‘Dat heb je op een vrij goedkope manier kunnen fiksen.’ Ze lacht fijntjes.

SYLVIE KREUSCH woont in het hart van de Antwerpse Zurenborgwijk, Maarten Devoldere in het centrum van Gent, op twee minuten wandelafstand van onze plaats van afspraak, een zonovergoten terras nabij de Kouter. Samenwonen doen ze dus niet. Samen zingen sinds kort wel, Serge Gainsbourg en Jane Birkin achterna?

MAARTEN DEVOLDERE: Dat krijgen we wel vaker te horen, dat we als Gainsbourg en Birkin klinken. Sommigen herkennen in Warhaus ook Leonard Cohen, Lou Reed en Lee Hazlewood. Heel verschillende artiesten allemaal, daar kan ik alleen maar uit concluderen dat we een interessante mix gevonden hebben. De enige waarheid is natuurlijk: niemand heeft rechtstreeks model gestaan voor Warhaus.

SYLVIE KREUSCH: Behalve dan Danny Fabry en Silvy Melody, hé. (lacht)

Qua sound hebben Balthazar en Soldier’s Heart weinig met elkaar gemeen. Hoe komt het dat jullie stemmen wél complementair zijn?

DEVOLDERE: Sylvie heeft twee verschillende manieren van zingen. Ze kan heel laag gaan, een beetje zoals Nico. En ze kan…

KREUSCH: … als een baby’tje zingen.

DEVOLDERE: Als een kind, ja. En dat sprak mij heel erg aan. Ik heb altijd al eens met een kinderkoor willen werken. Als je Sylvies stem dubbelt, is dat exact wat je krijgt. Ikzelf zing bij Warhaus heel laag. Het contrast met haar haast onschuldige stemgeluid is heel mooi. Het heeft iets pervers, iets Lolita-achtigs. Ook de albumtitel, We Fucked a Flame into Being, een zin afkomstig uit de roman Lady Chatterley’s Lover van D.H. Lawrence, zit vol tegenstellingen. Hij heeft iets brutaals en iets romantisch tegelijk. Net als de muziek.

Je klinkt een beetje als een Française die zich aan het Engels waagt, Sylvie.

KREUSCH: Is dat zo? Ik ben opgegroeid met Gainsbourg, France Gall en aanverwanten. Die muziek heb ik van thuis uit meegekregen. Het is dus echt mijn ding, misschien vandaar.

DEVOLDERE: Ze heeft ook een Franse ‘r’, hè. En wat ze nog gemeen heeft met die Franse stemmen, is dat ze niet te perfect zingt.

KREUSCH: Wij kunnen allebei redelijk makkelijk naast de toon zingen. En dat bedoel ik positief. Het geeft de muziek een bepaald karakter.

DEVOLDERE: Dat klopt. Mocht ik een conservatoriumzangeres vijf keer dezelfde zanglijn over elkaar laten zingen, dan zou dat als één stem klinken. Sylvie zingt die lijn vijf keer anders, waardoor je echt vijf verschillende mensen lijkt te horen. Dat is bij mij hetzelfde. Ik speel trompet op deze plaat. Ik ben er heel slecht in, meer dan drie noten ken ik niet. Maar door eenzelfde trompetlijn tien keer te spelen en die te loopen, klinkt het toch als een echt ensemble. Dat zijn de voordelen van…

KREUSCH: … je zwaktes.

Warhaus zakt met een liveband af naar de festivals, met naast Sylvie onder meer ook producer Jasper Maekelberg, bekend van Faces on TV, in de rangen. Voordien – Warhaus bestaat al eventjes, en heette ooit nog Anderlecht en Moreau – stond jij moederziel alleen op het podium, zonder je Balthazar-compagnons. Ben je op nog meer beperkingen gestoten?

DEVOLDERE: Eigenlijk is het omgekeerd. Bij Balthazar suck ik echt, precies omdat ik verwend ben door met zulke goeie muzikanten op het podium te staan. Als ik bij Balthazar drie akkoorden moet spelen, sla ik de bal gegarandeerd één keer mis. Dat is niet eens erg, want mijn gitaar staat toch nooit heel luid afgesteld, en de rest vangt het wel op. Bij Warhaus kan ik niet op die mannen terugvallen. Daardoor word ik uitgedaagd, ben ik meer gefocust en merk ik plots dat ik eigenlijk best wel een potje gitaar kan spelen. (lacht)

‘Het geluid van Balthazar zit in ons lijf, het stroomt door ons bloed’, zei je in een vorig Knack Focus-interview. Hoe schrijf je dan een niet-Balthazarsong?

DEVOLDERE: Het is een ander gegeven, een soloplaat maken. Bij Balthazar heb ik met Jinte een van de meest getalenteerde songschrijvers van het land aan mijn zijde staan. Het voordeel van een soloproject is dan weer dat je het veel conceptmatiger en persoonlijker kunt aanpakken, dat je één verhaal kunt vertellen, met één geest. Bob Dylan zou Blood on the Tracks toch onmogelijk met een songwriting companion geschreven kunnen hebben? En ik denk dat we er met z’n allen blij om mogen zijn dat John Lennon gewacht heeft met over Yoko Ono of zijn moeder te zingen tot The Beatles gestopt waren.

Als de plaat van Warhaus een persoonlijke is, betekent dat dan dat ze over jullie gaat?

DEVOLDERE: Nee, dat voor alle duidelijkheid niet.

Omdat sommige songs al dateren van voor je Sylvie kende?

DEVOLDERE: Ja. De helft ervan gaat over mijn ex.

KREUSCH: De hélft?!

DEVOLDERE:(lacht) De andere helft gaat over jou.

Zoals?

DEVOLDERE:The Good Lie. Laten we het daarop houden.

De zwart-witclip van dat nummer is très nouvelle vague. Zitten we hier tegenover filmkenners?

DEVOLDERE: Nee, niet echt. Het scenario was mijn idee, maar verder verdient regisseur Wouter Bouvijn alle krediet voor die clip. Er is een nummer dat de plaat niet heeft gehaald, I Brought You Popcorn When You Were Watching Your Arthouse Shit. Zo voel ik mij echt. Geef mij maar een goeie Disneyfilm.

KREUSCH: Ons dansje is wel gebaseerd op de tapdans uit die Godard-film, hé?

DEVOLDERE: Juist. Bande à part.

Nouvelle vague, dus. Jean-Luc Godard en de andere regisseurs uit die stroming bestudeerden in essentie Hollywoodfilms, met als doel bewust het omgekeerde te maken. Doen jullie dat met muziek ook wel eens, proberen af te wijken van een bepaalde norm, op zoek naar een soort eigenheid?

DEVOLDERE: Helemaal niet. Ik bestudeer smartlappen en probeer dan net hetzelfde te doen. Alleen draait het telkens weer anders uit. (lacht) Echt waar, het is al langer mijn doel om een smartlappenplaat te maken, een schlagerplaat in het Engels. Maar ik heb de maturiteit nog niet om het goed te doen. Ik hoop dat dat tegen mijn zestigste wel het geval zal zijn, dus verstop ik mij nu nog achter ‘koppige’ muziek. Pure maquillage.

Kijk, ik vind Into My Arms van Nick Cave oprecht veel interessanter dan zijn werk met The Birthday Party, en Perfect Day van Lou Reed veel interessanter dan pakweg Songs for Drella. Omdat die gasten erin slagen iets heel volks met veel attitude en persoonlijkheid te brengen. Van het omgekeerde, artyfarty willen doen of hip willen zijn, krijg ik echt het schijt.

KREUSCH: Zeker als je jezelf daarin te serieus neemt. De muziek van Soldier’s Heart klinkt misschien ook vrij hip, maar er zit tegelijk iets kitscherigs in. En op het podium is het bij ons altijd een beetje carnaval.

Mag Sylvie bij Warhaus pruiken dragen, Maarten?

DEVOLDERE: Zelfs in bed.

KREUSCH:(lacht) Warhaus is toch wat klassieker, dus de outfits zullen anders zijn. Wat ik wel leuk vind aan dit project, is dat ik mijn mystiek meer kan bewaren op het podium, en een performance kan neerzetten. Ik hoef het publiek namelijk niet aan te spreken, iets wat bij Soldier’s Heart wél van mij verwacht wordt. Moet ook wel, want we maken muziek die poppy en energiek is, en die betrokkenheid van de fans vereist.

De albumtitel van Warhaus is ontleend aan Lady Chatterley’s Lover, een schandaalroman uit 1928. Wisselen jullie leesvoer met elkaar uit?

KREUSCH: Maarten heeft mij eens een stapel boeken gegeven, ja.

DEVOLDERE: Daar ben je niet helemaal door geraakt, of wel?

KREUSCH: Toch wel, min of meer. Al jouw boeken zijn nogal mannelijk, soms zelfs op het seksistische af. In het begin vond ik dat heel interessant, eens in het hoofd van een man kruipen. Maar na een tijdje heb je het daar ook wel mee gehad. Altijd diezelfde trucjes. Jij hebt niet veel vrouwenboeken, hé?

DEVOLDERE: Nee, ik beken. Seksistisch vind ik een groot woord. Maar het was voor mij ook wel een eyeopener om te ontdekken dat Philip Roth, Milan Kundera en al die andere slimme jongens zo hun piet konden achternahollen.

KREUSCH: En zo heb ik Maarten dus beter leren kennen, via zijn boeken. (lacht)

Wat brengen jullie elkaar nog zoal bij?

DEVOLDERE: Zij heeft mij James Brown doen ontdekken, vooral Soul of a Black Man is fantastisch. Maar meer nog dan door haar muziekkennis of wat dan ook inspireert ze mij door te dansen. Ik weet vaak pas of een song werkt als ik Sylvie erop heb zien bewegen, met die typische, bezwerende stijl van haar.

KREUSCH: Maarten komt heel vaak naar onze shows kijken. Dan zegt hij altijd waar het op staat. Bij hem is het ofwel heel slecht, ofwel heel goed.

DEVOLDERE: Het is afhankelijk van Sylvies outfit, daar staat of valt alles mee. Nee, ik denk wel dat ik veel vaker bij jou aftoets of een song goed is dan jij bij mij.

KREUSCH: Dat komt omdat ik niet zo snel iets durf te laten horen. Jij wel.

DEVOLDERE: En omdat ik op je smaak vertrouw, hé. Ook al ben je misschien niet honderd procent onderlegd.

KREUSCH: Wij van Soldier’s Heart zijn geen geschoolde muzikanten, nee. Daarom hebben we het nodig om heel veel op te treden, onszelf de ruimte te geven om te groeien. Dat heeft Balthazar ook gedaan: zot veel gespeeld, te beginnen met de kleinere dorpsfestivalletjes. Die aanpak verkiezen wij ook. Liever traag groeien – en blijven groeien – dan te vroeg het hoogtepunt bereiken.

Sylvie, jullie doen voor het eerst de festivals aan met een plaat op zak, Night by Night. Wordt dit het moment van de waarheid?

KREUSCH: Dat is het altijd wel een beetje. Zodra de mensen je songs kennen, moet je jezelf eigenlijk nog harder bewijzen. We hebben veel gespeeld sinds de release van de plaat, en als er één ding is dat we gemerkt hebben, is het wel dat: er wordt, vooral op de eerste rijen, veel meer meegezongen. Bij deze ook een warme oproep aan de festivalbezoekers: kom voorbereid! (lacht)

Jinte Deprez vergeleek een plaat hier ooit met een spelletje Risk: ‘Een plaat is je pion of je leger, en dat verschuif je over het bord omdat je er alles mee wilt bereiken wat mogelijk is.’ Hoe ver heeft Balthazar het met Thin Walls (2015) geschopt in het risken?

DEVOLDERE: Verder dan verwacht. Een van onze laatste tournees was in Oost-Europa, waar we nog nooit geweest waren. We hadden gedacht dat we het daar stap voor stap zouden moeten doen: keihard werken, heel veel spelen, zoals we dat bijvoorbeeld in Frankrijk hebben gedaan. Tot we daar aankwamen en bleek dat al die Russen onze songs al vanbuiten kenden. Héél hartverwarmend.

En hoe verging het jullie vorig najaar in de VS?

DEVOLDERE: Dat was van nul beginnen. Heel rock-‘n-roll wel, echt tof. We hebben shows gespeeld voor veertig man en shows voor driehonderd man. Dat wisten we op voorhand, dus gedesillusioneerd waren we niet. Tenzij je een radiohit scoort – wat in ons geval niet gauw zal gebeuren, denk ik – of door een major label met een gigantische promomachine onder de arm genomen wordt, is het echt wel hard werken om ginder voet aan de grond te kunnen krijgen. Dan moet je er, zoals Black Box Revelation indertijd, acht maanden op een jaar gaan toeren. Dat is op dit moment geen optie voor ons. We zien in Europa al genoeg af, toch wat aantal concertdata betreft.

In België was Vorst Nationaal het orgelpunt. Voelde dat podium niet wat groot aan?

DEVOLDERE: Vooraf had ik er niet zo veel zin in, moet ik zeggen. We hebben nooit een fucking stadionband willen zijn. Maar achteraf waren we wel heel blij dat we het gedaan hebben. Het was vree wijs. En zo hebben we de lat voor onszelf toch weer wat hoger gelegd. Want hoe tof het ook is, je kunt niet élke keer het Koninklijk Circus blijven aandoen. Dan zouden we het onszelf te makkelijk maken.

Ook je Balthazar-maats Jinte Deprez en Simon Casier komen dit najaar met eigen soloplaten, respectievelijk als J. Bernardt en Zimmerman.

DEVOLDERE: Ja.Het wordt tijd dat Balthazar zijn publiek eens even met rust laat en honger creëert naar de volgende plaat. In heel ons bestaan hebben we nog nooit een half jaar níét live gespeeld, denk ik. Na de zomer gaan we dat wel doen, wat ons de gelegenheid gaf onze solospullen van stal te halen. Al zullen we ook in stilte aan de vierde plaat beginnen.

Dat doet wat denken aan Kiss, waarvan vier leden ooit op dezelfde dag een soloplaat uitbrachten. Drummer Peter Criss verkocht het slechtst, raakte gefrustreerd en verliet de band. Niet bang dat jullie elkaar ook als concurrenten gaan zien?

KREUSCH: Rare reactie van die Peter Criss.

DEVOLDERE: Ik kan dat ergens wel begrijpen. Die man zal in zijn eer gekrenkt zijn. Maar bij Balthazar zijn we allemaal enorme fans van elkaar, dus ik zie het ons niet snel overkomen. Ik vind succes ook zo moeilijk te definiëren. Commercieel succes kun je meten, dat wel, maar iets dat het minder goed doet in de hitlijsten is misschien gewoon alternatiever, en beter.

KREUSCH: Jij maakt deze plaat ook niet om succes na te streven, hè. Je maakt ze voor jezelf.

DEVOLDERE: Een Balthazar-plaat ook, hoor. Ik bedoel gewoon: laat de Milows van deze wereld maar hun gang gaan, ik ben niet jaloers op hen omdat zij meer platen verkopen dan ik. I’m the hero of my own shit.

BALTHAZAR

Deze zomer te bezichtigen op meer dan twintig Europese festivals, waaronder (in ons land) Gent Jazz (10/7), Suikerrock (30/7), Dranouter (6/8), de Lokerse Feesten (10/8) en het Brussels Summer Festival (11/8).

SOLDIER’S HEART

Komt onder meer naar Grensrock (24/6), Les Ardentes (7/7), de Gentse Feesten (21/7), de Lokerse Feesten (11/8) en Pukkelpop (18/8).

WARHAUS

Te zien op Boomtown (20/7) en Pukkelpop (18/8). Debuutalbum We Fucked a Flame into Being verschijnt op 2/9 bij PIAS.

Op Into the Great Wide Open, van 1 tot 4/9 in het Nederlandse Vlieland, staan Balthazar, Warhaus, Zimmerman én J. Bernardt samen op de affiche.

DOOR MICHAEL ILEGEMS – FOTO’S ATHOS BUREZ

‘Bij Balthazar suck ik echt. Als ik drie akkoorden moet spelen, sla ik de bal gegarandeerd één keer mis. Bij Warhaus kan dat niet.’ Maarten Devoldere

‘De boeken die Maarten leest, zijn nogal mannelijk, soms zelfs seksistisch. Heel interessant, zo eens in het hoofd van een man kruipen. In het begin toch.’ Sylvie Kreusch

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content