De 31-jarige Hendrik Willemyns van de Belgische wereldgroep Arsenal kwam als student naar onze hoofdstad, vanuit het West-Vlaamse Torhout. Wat niet zonder kleerscheuren verliep. ‘Mijn eerste nacht in Brussel werd ik bestolen. Maar nu ben ik ervan overtuigd dat hoe gevaarlijker een stad is, hoe interessanter.’ Door Tine Hens FOTO CHARLIE DE KEERSMAECKER

‘Ik voel Brussel als ik erdoor rijd. Een oranje licht betekent hier niet dat je moet stoppen. Zelfs een rood licht is een twijfelgeval. Ik ben een klootzak in het verkeer enkel en alleen omdat ik in Brussel heb leren rijden. Dit is meer dan andere steden in Vlaanderen een flexibele stad. De politie is minder aanwezig en fluit je niet dadelijk terug bij iedere verkeersinbreuk. Brussel is chaos, mooi en lelijk tegelijk, het trekt aan en stoot af waardoor je soms letterlijk en figuurlijk klappen krijgt.’

‘Mijn eerste nacht in Brussel werd ik bestolen. Mijn eerste jaar in Brussel heb ik enorm veel op mijn gezicht gekregen. Ik woonde in Molenbeek, had nog lang haar en dat werkte blijkbaar als een rode lap op een stier. Na een tijd ben ik gewoon uit Molenbeek verhuisd, richting Montgomery en werd ik nog zelden in elkaar geslagen. Veel mensen vonden dat het daar Brussel niet meer was of is. Voor mij was het voldoende Brussel. Ik kon er op mijn gemak ’s avonds buitenkomen, het was er ontspannen wonen met toch steeds het monotone geraas van die grootstad op de achtergrond.’

‘Ik kom uit het West-Vlaamse Torhout en ben als student aan het Rits op kot in Brussel beland. Het was geen schok, het was een openbaring. Ken je de videoclip van Blind Lemon waarin een meisje als een bij door de stad zwerft en andere bijen ontmoet? Dat gevoel had ik. De wereld ging open. Torhout is het typische ‘sympathiek Vlaams gat’ en ineens kwam ik hier allemaal mensen tegen die me boeiden, inspireerden en met wie ik op eenzelfde golflengte zat. Er was ook het gewelddadige waarmee ik geconfronteerd werd, maar dat betekende voor mij vooral dat er een andere kant aan de medaille was. Ik ben ervan overtuigd dat hoe meer gevaren men een stad toeschrijft, hoe interessanter en geweldiger ze is.’

‘Mijn muziek heb ik in Brussel gevonden. Door de vele invloeden om me heen, besloot ik wijselijk te stoppen met de gitaarrock die ik uit West-Vlaanderen had meegesleept. Ik concentreerde me op de elektronische muziek, bracht een eerste technoplaat uit. Het is niet toevallig dat die ommezwaai in Brussel heeft plaatsgevonden. Ik voelde gewoon dat ik moest proberen iets anders te brengen, gewoon om het verschil te maken. Veel mensen worden door Brussel in die richting gedreven. Brussel is daardoor een voedingsbodem van allerlei nieuwigheden.’

‘Zonder prominent aanwezig te zijn, zindert Brussel door in ons album. Voordat we begonnen met opnemen, gingen we altijd iets eten. Brussel is volgens mij de stad met de beste restaurants en de scherpste prijzen van de wereld. Pasta Basta is zo’n beetje ons stamrestaurant. Maar ook rond de Naamsepoort vind je sinds een paar jaar een schat aan fijne restaurants. Ik denk aan Mano e Mano en aan nog een stuk of vijf andere waarvan de naam me niet te binnen schiet. Het eten is er lekker, de inrichting is er fijn en de prijzen zijn meer dan betaalbaar. Brussel is een stad van golven. Op een paar jaar tijd kan een buurt van niets in iets veranderen. Zomaar. Zonder dat je er een beweging of reden achter vindt. Na het eten reden we vaak nog een beetje rond. De stad opsnuiven. Of we gingen iets drinken. Soms was het twee, drie uur voordat we in de studio kropen. We hadden het nodig om die stad even te beleven om ons daarna in de muziek te smijten.’

‘Nu woon ik sinds twee maanden in Antwerpen en ik merk dat ik Brussel mis. Als het niet lukt met de muziek, kijken John Roan en ik elkaar aan: In Brussel ging het zoveel beter. Wat natuurlijk onzin is. In Brussel hadden we evengoed momenten waarop het voor geen meter lukte. Maar die stad had iets dat ons constant voedde en beroerde. Neem nu de verschillende culturen die we samenbrengen op die plaat. We hebben er niet doelbewust voor gekozen, maar we kwamen ze gewoon tegen op straat. Soms toevallig, soms gezocht. We hadden Afrikaanse zangers nodig. We gingen naar Matonge en vroegen aan een barman in een café of hij geen fantastische zangers kende. Een half uur later stonden we met twee Afrikanen te rappen in onze huisstudio. “Geef me een uur en ik breng je een Braziliaanse zangeres”, zei ik tegen John. Ik stapte een bar binnen, vroeg het aan de vrouw achter de toog, ze verwees me door naar de toiletdame en die gaf me een telefoonnummer van een fantastische Braziliaanse zangeres. Uiteindelijk hebben we er niets mee gedaan, maar dat is Brussel.’

‘Als er al een muziekscène is in deze stad, hebben wij er nooit deel van uitgemaakt. In de tijd van de punkrock trokken we al eens naar de VK. Zes, zeven jaar geleden deden we vaak The Fuse aan, maar dat is alweer lang geleden. De AB blijft het orgelpunt. Ik ben nooit een actieve ontdekker geweest. Ik liet me liever meedrijven op de hippe flow, zonder zelf een hippe vogel te zijn. Ook dat is Brussel. Je kunt je laten meezuigen. Dat heb ik vooral gedaan toen ik nog studeerde. Uitgaan, drugs en alles wat erbij kwam kijken. Waarschijnlijk had ik dat elders ook gedaan, maar doordat de regels hier minder strak zijn, is er meer mogelijk.’

Door Tine Hens

‘We vroegen een barman IN MATONGE of hij geen zangers kende. Een halfuur later stonden ER twee Afrikanen in onze studio. Dat is Brussel.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content