Na haar mislukte passage door Hollywood gaat The Piano-regisseuse Jane Campion (55) opnieuw de klassieke toer op met Bright Star, een mooie liefdesballade over poëet John Keats en diens muze. ‘Misschien heb ik eindelijk eens een film gemaakt voor beide seksen, ook al zit er dan geen seks in.’

A thing of beauty is a joy forever.’ Het is niet alleen de beroemdste versregel die de Engelse dichter John Keats (1795-1821) in zijn korte, maar woelige leven heeft neergepend; het zou ook het credo van Jane Campion kunnen zijn. De Nieuw-Zeelandse arthousematrone heeft altijd al iets gehad met klassieke, literair geïnspireerde films over tragische liefdes en de troost van de schoonheid. Denk aan het smachtende liefdesdrama The Piano (1993) met Holly Hunter en Harvey Keitel. Of aan de Henry Jamesverfilming The Portrait of a Lady (1996), waarin Nicole Kidman zich in de schoot van John Malkovich vleit.

Aan dat succesvolle rijtje mag nu ook de kostuumromance Bright Star worden toegevoegd, waarbij we Campions geflopte Hollywoodavonturen Holy Smoke! (1999) en In The Cut (2003) graag onder de mantel der liefde bedekken. Campion keert terug naar haar vertrouwde territorium van getroebleerde amants in kostuum en korset, in casu: de zowel fysiek als psychisch teergevoelige verzensmid John Keats (Ben Whishaw) en de mooie en vrijmoedige Fanny Brawne (Abbie Cornish), het meisje dat hem tot allerlei hunkerende liefdesverzen inspireert.

Ironische knipogen of blitse cameracapriolen hoef je – conform het Campioncanon – niet te verwachten. Je krijgt een oerklassiek en elegant uitgedost kostuumdrama vol discrete passie en beheerste tragiek, gedrapeerd rond de dichter die nu te boek staat als een van dé boegbeelden van de Romantiek. En dan te zeggen dat hij in zijn tijd chronisch werd miskend, literaire parels als Endymion, Hyperion én Bright Star, would I were steadfast as thou art haast aan de straatstenen kwijtraakte, en op amper 25-jarige leeftijd in Rome aan tuberculose overleed. Een gesprek met de enige regisseuse die ooit een Gouden Palm wist te winnen (in 1993 met The Piano) over het lijden van de jonge John Keats.

Was je een groot poëzieliefhebber voor je aan ‘Bright Star’ begon?

Jane Campion: Eigenlijk niet. De meeste poëzie begrijp ik zelfs niet. (Lacht) Ik ben niet aan de film begonnen omdat ik Keats’ werk zo goed vond, maar wel omdat zijn leven me fascineerde. Zijn moeizame affaire met Fanny Brawne, zijn zwakke gezondheid en zijn armoedige leefomstandigheden: je zou bijna denken dat Keats een pathetische zwakkeling was. Tót je zijn brieven leest. Die bruisen van passie en vitaliteit en zijn volstrekt antiromantisch, bijna alsof ze door zijn macho alter ego werden neergepend. Dat – samen met zijn hang naar mystiek – deed me besluiten een film over hem te maken. Bovendien heeft zijn werk iets heel herkenbaars, hoe complex of diffuus het soms ook is. Iedereen die ooit jong is geweest en een beetje artistiek is aangelegd, kan zich herkennen in zijn naïeve, maar eerlijke ambitie om onmogelijk grote concepten als God en de Ware Liefde te willen doorgronden. Je kent het gevoel wel: je staat als student aan de toog te filosoferen en je denkt dat je de zin of onzin van het leven bijna te pakken hebt. En de dag nadien besef je dat je gewoon flink doorzopen was. (Lacht) Ook Keats kan je het gevoel geven heel dicht bij een grotere waarheid te zitten.

‘Bright Star’ is meer een sfeervolle evocatie van zijn laatste drie levensjaren dan een strakke aaneenschakeling van feiten. Het lijkt alsof je naar een bewegend impressionistisch schilderij zit te kijken.

Campion: Dat was de bedoeling. Als je enkel de feiten wil, moet je maar een van de talloze biografieën lezen. Keats’ filosofie draaide om het belang van zintuiglijke ervaringen en dat wilde ik visueel vertalen. Vandaar de discrete toon waarbij je de camera amper kunt voelen. Keats was geen blitse opschepper, maar veeleer iemand die slechts bij vlagen zijn bravoure toonde. En hij was ook geen Lord Byron – hij behoorde niet tot het literaire establishment en diende de meest brutale kritieken te incasseren. Ik heb zelf een en ander mogen slikken bij Holy Smoke! en In The Cut, maar wat Keats naar zijn hoofd geslingerd kreeg, was nog wat anders. Misschien daarom dat ik zo veel sympathie voor hem heb. (Lacht)

Keats’ leven had een hoog rock-‘n-rollgehalte, maar dat lijkt je niet echt te interesseren.

Campion: Hij is jong gestorven, was een rebel, schreef mooie teksten en leverde commentaar op zijn tijd, zoals Kurt Cobain of Jim Morrison dat op hun manier ook hebben gedaan. Misschien is Nick Drake, die Engelse singer-songwriter die begin jaren 70 zelfmoord pleegde, nog wel het meest een moderne Keats. Mijn productieassistente heeft me trouwens diens cd’s gegeven ter inspiratie en je hoort dezelfde kwetsbaarheid en authenticiteit.

Heeft de mythe van de jong gestorven artiest in deze materialistische tijden niet stilaan zijn vervaldatum bereikt?

Campion: Die mythes vervullen blijkbaar een universele behoefte. Ze blijven fascineren en prikkelen. Zoals de glimlach van de Mona Lisa. Waarom ze dat doen, is ook mij niet helemaal duidelijk, maar ik heb toch ook liever een poster van Keats op mijn kamer dan een van Bill Gates. (Lacht)

Lijnrecht tegenover de kokette romantiek van John en Fanny staat het aardse personage van Mister Brown, Keats’ literaire vriend en huisbaas.

Campion: (Knikt) Brown (Paul Schneider) maakt er een ménage à trois van. Hij aanbidt Keats, maar voelt ook iets voor Fanny. Tegelijk zie je dat hij de emoties van Keats wel begrijpt, maar dat hij simpelweg te rationeel en te beperkt is als dichter om ze te beleven. In dat opzicht lijkt Brown op de meesten van ons, alsof hij een kijker is die in de film meespeelt. Toeschouwers die de affaire tussen Keats en Fanny maar pathetisch gewauwel vinden, zullen zich wellicht makkelijker met Brown identificeren. Op het einde van de film ziet Brown echter in dat openstaan voor romantiek en mystiek misschien niet eens zo’n dwaas idee is. Hopelijk kan hij op die manier de sceptici tot hetzelfde inzicht brengen, zonder dat die daarvoor eerst hun meid moeten bezwangeren zoals Brown. (Lacht)

Over seks gesproken: in vergelijking met ‘The Piano’ en ‘The Portrait of a Lady’ is ‘Bright Star’ wel heel erg kuis.

Campion: Omdat de relatie tussen Keats en Fanny ook kuis was. Het is duidelijk dat ze nooit seks hebben gehad, maar dat maakt hun liefde er niet minder intens op. De mooiste liefdesgeschiedenissen zijn vaak de ongeconsumeerde. Het zijn net die puurheid en onschuld die me in het verhaal zo ontroerden.

Klopt het dat de film op een non-fictieboek is gebaseerd?

Campion: Mijn scenario is gebaseerd op het boek Keats van dichter en biograaf Andrew Motion. Verder heb ik ook Keats’ brieven en de meeste van zijn gedichten gelezen, maar daar hield het op. Ik ben een filmmaakster, geen literatuurhistorica. Uit die bronnen heb ik enkel de feiten, anekdotes en gedichten geplukt die ik nodig had om mijn verhaal rond te schrijven. Het is geen traditionele biopic van de geboorte tot het graf – waaraan ik een hekel heb – maar veeleer een Romeo en Julia-achtige liefdesballade gebaseerd op het leven van Keats.

Je focust even vaak op Fanny als op Keats, hoewel de toon minder feministisch is dan in je vorige films.

Campion: Klopt. Vrouwen zullen zich misschien meer aangesproken voelen door de romantische teneur, maar ik merk dat de film mannen minder afstoot dan pakweg The Portrait of A Lady. Misschien heb ik dan toch eindelijk eens een film gemaakt voor beide seksen, ook al zit er dan geen seks in. (Lacht)

Ben je een feministe?

Campion: Ja, maar ik ben geen militante die alle boeken van Germaine Greer gelezen heeft. Ik ben een vrouw en dus is het logisch dat ik mijn verhalen vanuit een vrouwelijk perspectief vertel. Eigenlijk is het treurig dat zoiets nog steeds ongewoon is binnen het filmwereldje, want vrouwen vertegenwoordigen toch vijftig procent van de wereldbevolking. Het is een misverstand dat het er beter op geworden is sinds ik dertig jaar geleden begon. De stereotiepe rollenpatronen zitten nog altijd diep in de maatschappij verankerd, ook in vrouwen zelf. En blijkbaar heeft ooit iemand beslist dat regisseren – wat naar verluidt een dominant beroep is – meer iets voor mannen is. Dat is bullshit natuurlijk, maar helaas zullen er nog heel wat Sofia Coppola’s en Andrea Arnolds nodig zijn voor men dat beseft.

Bright Star

Vanaf 9/12 in de bioscoop.

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content