HET LAND VAN KNUTSELSMURF

'Brussel lijkt één grote afwijking', zegt de Duitse fotograaf David Helbich, die eerder verwonderd kijkt naar wat hij 'Belgian solutions' heeft gedoopt dan dat hij er zich nog aan ergert. 'Ik woon liever in een land met veel losse eindjes.'

‘België is het lelijkste land ter wereld’, schreef architect Renaat Braem in 1968. Over smaak valt veel te twisten en weinig te zeggen, daarom trokken de makers van de driedelige documentaire Archibelge op roadtrip – van Brussel, kriskras over allerlei steenwegen naar de kust – en keken ze, soms bezorgd, vaak verwonderd maar vooral geamuseerd, naar het gebricoleerde leven van de Belg. ‘In ons hart zijn we allemaal klussers.’

Als de Duitse kunstenaar-fotograaf David Helbich aan zijn eettafel in Brussel zit, moet hij enkel het hoofd optillen om te weten in welk land hij zich bevindt. Voorbij zijn raam ontvouwt België zich in zakformaat. Gebouwen en functies weven zich door elkaar tot een structuurloze lappendeken. Een school zit gekneld tussen een kerk en een gloednieuw kantoorgebouw, een woontoren schuurt zich tegen de spoorwegberm aan en boven dat alles torent het Brusselse Justitiepaleis uit, als een bejaarde dame die zich kranig houdt achter haar looprek. ‘Het uitzicht is nog niet zo lang geleden vernieuwd’, vertelt Helbich alsof hij het over het behangpapier van zijn woonkamer heeft, alsof een uitzicht zich net zo makkelijk laat veranderen als een interieur.

In Archibelge doorkruist Helbich de Belgische hoofdstad op de fiets en maakt hij zich vrolijk over de bizarre details die hij her en der ziet. Een trap die naar nergens leidt. Een brievenbus uitgezaagd in een metalen rolluik. Overschilderde graffiti die nog meer de aandacht trekt dan de graffiti die er eerst stond. Hij wijst naar het kantoorgebouw met de ovalen terrassen. ‘Dat is een recente toevoeging.’ Hij houdt zijn hoofd schuin. ‘Het is een beetje een miskleun. Gekozen uit de catalogus. Maar het had erger kunnen zijn.’

Het is wat hem het meest verwonderde toen hij twaalf jaar geleden in Brussel neerstreek: de voortdurende veranderlijkheid van de stad, alsof voorlopig het uitgangspunt is en onafgewerkt een permanente status.

‘Ik ben opgegroeid in Bremen en mijn hele kindertijd lang dacht ik dat alles altijd zou blijven zoals het was. Ook al was de stad tijdens de Tweede Wereldoorlog voor de helft vernield, ze was weer opgebouwd alsof er nooit iets gebeurd was. Alles is er gepland. Voor iedere beslissing is er een reden te bedenken. Pas toen ik in Brussel kwam wonen, snapte ik dat de wereld in heel korte tijd compleet kan veranderen. De eerste keer dat ik er met de trein door reed, van Amsterdam naar Parijs, wist ik niet wat ik zag. Ik snapte het niet, die aaneenschakeling van gebouwen en achtertuinen en gevels die niets met elkaar te maken hebben. ‘Waar in Europa ben ik hier?’ dacht ik. Ik leek een soort time jump gemaakt te hebben naar een deel van Europa dat ik nog niet kende, een bizarre kruising tussen Oost- en Zuid-Europa, met een vleugje Maghreb. Het was vreemd om vanuit de geplande orde van Nederland, waar ieder element in een stedelijk interieur een relatie heeft tot het geheel, in deze structurele chaos te belanden. Maar hier (wijst uit het raam) kan alles van vandaag op morgen veranderen.

‘Dat idee van tijdelijkheid zie je in Brussel overal op straat liggen. Een gebroken paal is met tape weer aan elkaar gekleefd en blijft zo staan. Of de baas van de werkmannen is al naar huis vertrokken, en dus zijn de uitgebroken tegels van het fietspad weer teruggelegd zonder op de wegmarkeringen te letten die er al op stonden. En waarom zou ik een huisnummer kopen als ik het ook gewoon met viltstift op mijn deur kan schrijven? In Bremen is de hoogte van ieder raam bepaald. Je mag daar niet van afwijken. Brussel lijkt één grote afwijking.’

HELBICH HAD ER ALTIJD AL FOTO’S VAN genomen, van die sporen van tijdelijke beslissingen en oplossingen. Niet uit ergernis of afkeuring, maar uit verwondering over de soms ongewilde schoonheid van die beelden. Aan de muur van zijn appartement hangt een uitvergrote foto van een vuilnisbak die overtrokken werd met een vuilniszak om duidelijk te maken dat hij buiten gebruik is, maar waar men dan toch een paar plastic zakken in heeft gepropt. Zo ingekaderd lijkt hij op een robot uit Star Wars. ‘Onbedoelde beelden’, noemt Helbich ze. Pas na een fietstocht langs het kanaal, naar Halle, bedacht hij er een naam voor: Belgian solutions. Hij postte drie foto’s onder die noemer op Facebook en duizenden likes later werd die naam een begrip. ‘Het gaat niet alleen om zaken die misgaan. Ik hou niet van geklaag. Dat wordt op de duur gewoon saai, maar ik beweer wel dat je in België een combinatie van dingen vindt die je elders niet hebt. Improvisatie heb je overal, maar hier heeft het een bepaalde kwaliteit. Al kun je daar natuurlijk over discussiëren.’

Hij bladert in het boekje waarin hij driehonderd van zijn en andermans foto’s verzamelde. Het is slechts een fractie van de Belgian solutions die hij op het internet archiveert. Elke dag sturen mensen hem foto’s op met de vraag ‘of dit er geen is’. ‘In het begin waren er nog mensen die schreven: ‘Kijk eens hier, vreselijk, je kunt hier niet parkeren.’ Meestal waren dat gewoon slechte beelden omdat iemand alleen maar zijn ergernis over dat ongeorganiseerde ventileerde. Nu is het een plek geworden waar mensen met humor en liefde een beeldobsessie delen. Ik krijg ook vaak Belgian solutions uit het buitenland toegestuurd. Mensen schrijven dan: ‘Je vindt er toch veel meer in Marokko?’ Ongetwijfeld, maar dat is niet hetzelfde. In Marokko of andere Maghreblanden verwacht je dat de architectuur nooit af is. Daar verwacht je een permanente staat van improvisatie. Het gaat niet enkel over improvisatie, maar over het contrast tussen het overbestuurde van een land dat in de praktijk onbestuurdheid oplevert. Een Belgian solution toont altijd een beslissing van een moment. Zoals dit hier – Brussels Puzzles noem ik het.’ Hij toont een foto van een tegelvloer waar vier tegels ooit zijn uitgebroken en zonder zin voor het patroon van de andere tegels zijn teruggeplaatst. ‘Hersteld is hersteld, heeft men gedacht. Als het niet goed is, moet men het maar zeggen.’

SOMMIGE BEELDEN ZIJN DAN WEER verhalen op zich. Een Villo-fiets die geparkeerd staat tegen de gevel van een hoerenkot, alsof iemand met een huurfiets een prostituee bezoekt. ‘Dat is zeer economisch gedacht’, vertelt Helbich. ‘Het eerste halfuur met de huurfiets is gratis, precies de tijd die je in een hoerenkot krijgt om je ding te doen.’ Hij lacht. ‘Die Belgian solutions zeggen minstens zoveel over het land waarin ik woon als over mezelf. Het is de obsessie van de fotograaf om dit allemaal te zien, zoals dit.’ Hij schuift me een andere foto toe, van een vrouw die uit het raam kijkt met het gordijn om haar hoofd gedrapeerd. ‘Waarschijnlijk een gesluierde vrouw die naar haar kinderen op straat roept dat het eten klaar is. Binnen draagt ze geen hoofddoek, maar hier hangt ze op de grens tussen binnen en buiten en gebruikt ze dan maar wat ze kan vinden om haar hoofd te bedekken: het gordijn. De perfecte Belgian solution.’

Of hij die ook kan omschrijven? Hij tuit de lippen en bladert verder in het fotoboek. ‘Soms droom ik ervan dat het begrip in Van Dale belandt, maar dan heb ik inderdaad een puntgave definitie nodig. Dat niet iedere oplossing een antwoord op een probleem is, volstaat dan niet.’ Hij denkt na. ‘Bij een Belgian solution moet je sporen zien van het werk en van de beslissing, dat kan van mensen zijn die er concreet gewerkt hebben of van een gekke planner. Ik heb ooit een uittreksel van de plattegrond van de Anneessenswijk gepost. De straatnamen veranderen er bij iedere bocht. Dat is historisch zo gegroeid, en op zich is dat mooi, maar het is ook onwaarschijnlijk onpraktisch.

‘Verder gaat het om improvisatie vanuit een nonchalante houding tegenover esthetiek. De snelle oplossing primeert boven het mogelijk definitieve karakter van die oplossing. We tapen snel een beetje – tape it till you make it, noem ik dat – in plaats van te zagen, te passen en te meten. We laten dat kabeltje gewoon hangen of trekken het door de brievenbus. Precies daardoor ontstaat er een toevallige esthetiek. Je kunt dat irritant vinden, en ik geef toe dat ik ook soms denk: kuis het eens op, denk eens na over de blik van buitenaf, hou op met dat permanente geklungel. Ik heb zo’n foto van het Administratief Centrum. De jaloezieën hangen er al jaren scheef en zijn altijd dicht omdat ze niet meer open kunnen. Mensen moeten daar behoorlijk lang wachten, waarom maak je er niet een beetje een aangename ruimte van? Maar tegelijk stel ik me dan een maatschappij voor waar onmiddellijk een kuisploeg opdraaft om op te ruimen wat kapot is. Hoe beangstigend is dat? Ik woon liever in een land met veel losse eindjes dan in een land waar alles af lijkt.’

‘WE ZIJN ALLEMAAL KLUSSERS’, MERKT Archibelge-regisseuse Sofie Benoot op. ‘En we houden van ons geklus. Neem bijvoorbeeld de man in onze reeks die in een scheef huis woont – het is letterlijk een huis met een hoek af. ‘Wat is er nog recht tegenwoordig?’ merkt hij droogjes op. ‘Mag het een beetje krom zijn?’ Dat is de Belgische architectuur in een notendop. We creëren onze eigen paradijsjes zonder veel rekening te houden met wat errond gebouwd wordt. Zo lang wij maar vrij zicht op de omgeving hebben. Dat is dan weer het voordeel van onze lintbebouwing: de straten zijn een samenraapsel van stijlen, een haciënda staat naast de Matrassenkoning en daarnaast ligt alweer een Colruyt, maar vanuit zijn tuin kan een mens wel van het landschap erachter genieten.’

Eerder maakte Benoot documentaire verhalen over Amerika, over het desolate landschap van de Far West waar haast alle menselijke aanwezigheid uit gezeefd is (in Desert Haze), of volgde ze daar het spoor van de Mississippi (in Blue Meridian). Voor Archibelge reed ze de betonnen kustlijn van België af en bracht ze dagen door op om het even welke denkbare steenweg. Niet zozeer om de schreeuwerige lelijkheid van beide uit te vergroten, wel om te onderzoeken waarom België eruitziet zoals het eruitziet. Waarom er hier ruimtelijke wanorde in plaats van orde heerst. ‘Ik probeer mensen op een andere manier naar hun omgeving te laten kijken. Ik speel met de herkenning en de verrassing’, vertelt ze. ‘Iedereen kent de kust, vanaf het strand botst je blik op die wand van gebouwen. Maar hoe is het om vanuit die appartementsblokken naar het strand en de zee en de horizon te kijken? Het is zoals Eric De Kuyper zegt in de aflevering over de kust: “Als je eenmaal in het gebouw zit, besef je niet hoe lelijk het is. Het zicht is prachtig. Het beste wat je kunt doen om het te negeren, is erin gaan wonen.”

‘Want’, voegt ze eraan toe, ‘hoe afzichtelijk ook, onze kustlijn is ontzettend democratisch. Men doet hier trouwens niet aan eeuwigheid. Er wordt nergens zo veel afgebroken en weer opgebouwd als aan de kust. Dat heeft met economische factoren te maken – hoogbouw brengt meer op – maar ook met de natuur: de zeelucht vreet aan de gebouwen. Dat idee vond ik wel boeiend. Hoe alles hier als een zandkasteel bij eb en vloed verschijnt en weer verdwijnt.’

TERWIJL ZESTIG KILOMETER KUSTLIJN NOG overzichtelijk is – hoe groot ook de ratatouille van vergeten villa’s die platgedrukt worden door megalomane appartementsblokken – het spinnenweb aan Belgische steenwegen leek op het eerste gezicht een groot doolhof. ‘Uren, dagen hebben we rondgereden op zoek naar de juiste plekken. De absurditeit en de schoonheid van steenwegen is overal aanwezig, maar je moet ze kunnen vatten. Je hebt de juiste gebouwen nodig, de juiste mensen, de juiste details. Na een dag in de auto reisde ik ’s avonds verder op Google Maps. Ik vermoed dat ik ondertussen iedere uithoek van België gezien heb, in het echt of op het scherm.’

Ooit was het een droom. Een vrijstaand huis langs de steenweg. Tussen stad en platteland, met winkels op rijafstand. Het was de droom van de samenleving die wandelen verving door de auto en die meende dat er ruimte in overvloed was om iedereen in zijn behoefte aan een huis met tuin te voldoen. Ondertussen lopen de huizen langs steenwegen leeg en wie er wel nog woont, heeft zich achterin teruggetrokken. Of heeft van de nood een deugd gemaakt. ‘Een dag lang hebben we een familie gevolgd die ingesloten woont op een bedrijventerrein langs de N4 in de buurt van Namen. Ze wonen op hun kleine eiland in een zee van commerciële gebouwen. De man heeft ervan geprofiteerd om naast zijn huis een caravanwinkel te openen. Hij trekt iedere dag de voordeur achter zich dicht en wandelt naar zijn werk,’s middags komt hij langs de achterdeur binnen om zijn boterhammen thuis op te eten en via de voordeur gaat hij opnieuw naar zijn werk. Ik vind dat mooi, die kleine rituelen van mensen die daar wonen. De vrouw zegt ook: “Ik kijk nooit door het raam aan de voorkant. Ik richt me op het landschap aan de achterkant.”‘

Tureluurs werd ze ervan, vertelt Benoot, van die dagen op steenwegen. Van het geraas van de auto’s, de knallende billboards. ‘”Voor mij lijkt het alsof ik naast de zee woon”, hoorde ik mensen vertellen die er wonen. Maar het is niet alleen die chaos van geluid, het is evengoed de veelheid aan beelden. Iedereen doet zijn best om op te vallen. Langs een steenweg kun je niets in het klein doen. Het moet groot en bombastisch. Anders bestaat het niet. Zo hebben we een man gevonden die elke keer weer zijn uiterste best doet om in de etalage van een verlaten autogarage nieuwe taferelen te plaatsen. Hij maakt landschappen, poppetjes. “Maar,” vertelde hij treurig, “niemand ziet het. Iedereen jakkert gewoon voorbij.” Het is een tragiek die aandoenlijk wordt. Langs de steenweg is het contact met anderen minimaal. Toch snakt een mens daarnaar. En dus zet men een grote plastic bulldog in de voortuin.’

Of bouwt men een huis als uitdrukking van zijn unieke smaak en persoonlijkheid. Ugly Belgian Houses, noemt Hannes Coudenys ze onomwonden. Huizen waarvan je je niet kunt voorstellen dat een architect ze ooit op papier heeft gezet. Huizen met vier torens, huizen die op wasmachines lijken, huizen met ramen op foute plaatsen. Coudenys begon ze te fotograferen, postte ze op Facebook en op zijn eigen blog en kreeg er meteen veel reacties op. Recent heeft hij de beelden in een boek gebundeld en hij hoopt het project zo stilaan af te sluiten. Maar mensen blijven hem berichten sturen met signalementen van vreselijke architecturale expressievormen. ‘Het is een haat-liefdeverhouding’, vertelt hij. ‘Ik ben zelf opgegroeid in de buurt van de Torhoutsesteenweg en het heeft me altijd gefascineerd, die vreemde aaneenschakeling van discotheken, woningen, decoratiezaken en benzinestations. We vinden allemaal dat het vreselijk lelijk is en toch zijn we er in stilte ook fan van. We mogen er niet aan denken dat België zou worden als Nederland. Al is er nog een verschil tussen een zekere vrijheid in bouwstijl en eigen smaak eerst. Ik blijf het bizar vinden dat een architect geen moeite doet om de wat uitzinnige eisen van een bouwheer niet bij te sturen. “De klanten willen dat en wij moeten ook eten”, zeggen de meeste architecten van de huizen die ik heb gefotografeerd. Dat is waarschijnlijk de realiteit. Maar het is ook een beetje flauw, niet?’

Misschien heeft het ook te maken met wat Benoot eerder zei. De Belg kijkt niet naar zijn huis, zijn huis is een raam om naar de wereld te kijken: het is het uitzicht dat telt, niet het zicht op de eigen woning. Het doet me denken aan de verkleurde foto die bij Helbich aan de muur hangt: een pas gebouwde fermettewoning vanuit de lucht. Helbich kocht hem voor 5 euro op de rommelmarkt. ‘Heliocolor’ staat op de achterkant. Het is een bedrijf dat zich ooit specialiseerde in het maken van luchtfoto’s van nieuwe huizen die ze dan verkochten aan de kersverse en trotse bewoners, zodat die in hun huis naar hun eigen huis konden kijken. ‘Waarschijnlijk hing de foto naast de televisie’, had Helbich gezegd. ‘Het ene raam op de werkelijkheid naast het andere.’

ARCHIBELGE, HET LELIJKSTE LAND

Vanaf 6/5 om 21.30 op Canvas. En kijk ook eens op belgian-solutions.be en uglybelgianhouses.tumblr.com.

DOOR TINE HENS

DAVID HELBICH – ‘DIE AANEENSCHAKELING VAN GEBOUWEN, ACHTERTUINEN EN GEVELS DIE NIETS MET ELKAAR TE MAKEN HEBBEN… DE EERSTE KEER DAT IK DOOR BRUSSEL REED, DACHT IK: WAAR IN EUROPA BEN IK HIER?’

SOFIE BENOOT – ‘HOE IS HET OM VANUIT DIE APPARTEMENTSBLOKKEN NAAR DE ZEE EN DE HORIZON TE KIJKEN? ZOALS ERIC DE KUYPER IN ARCHIBELGE ZEGT: ALS JE EENMAAL IN ZO’N GEBOUW ZIT, BESEF JE NIET MEER HOE LELIJK HET IS.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content