‘HET IS NIET ALTIJD FIJN OM EEN SURVIVOR TE ZIJN’

© © CORBIS

Ooit bestormde ze de hemel. Vandaag, zoveel jaren later, maakt ze nog eens een plaat: Banga. ‘Muzikanten zeggen mij vaak: zonder u hadden wij geen muziek gemaakt. Flauwekul, antwoord ik

dan altijd.’

Tot u spreekt Patti Smith, tot nader order nog altijd de veldmaarschalk van de rock.

L ondon Calling. The Scotch of St James Club is een club in Westminster. Eigenlijk is het niet meer dan een kleine kelder. Maar wel één met een verleden: ooit swingden de sixties hier hevig. John Lennon maakte er veel lawaai, The Stones waren vaste gasten. Jimi Hendrix speelde er zijn eerste concert op Engelse bodem.

VANAVOND HEEFT THE SCOTCH OF ST JAMES CLUB EEN NIEUW rendez-vous met de geschiedenis. Patti Smith heeft de plaats uitgekozen om er haar nieuwe plaat aan de wereld te laten horen – of tenminste toch al aan een paar Europese journalisten. Met wat vertraging weliswaar: acht jaar werkte ze aan nieuw materiaal. Ook vanavond is ze, geheel in overeenstemming met haar reputatie, en retard. Ze zit ergens vast in het Londense avondverkeer, zegt het meisje van de platenfirma. Hoewel The Scotch of St James Club wel wat gewoon is, hangt er elektriciteit in de lucht. Zoals altijd als Smith op komst is.

IK MOET PLOTS DENKEN AAN EEN CONCERT VAN SMITH, ELF JAAR geleden, in het Casino Kursaal van Oostende. Ook toen stapte ze met vertraging het podium op. Iemand riep: ‘Patti, wat een vreselijke zaal is dit. We kunnen hier niet roken en we moeten blijven zitten.’

Smith draaide zich om en riep terug: ‘Er sterven op dit moment revolutionairen, mensen die hun leven veil hebben voor een betere wereld. En jij , bitch, klaagt omdat je moet neerzitten en niet mag roken.’

Waarna ze in de coulissen een stoel ging halen, zich ostentatief neerzette en zei: ‘Patti Smith schreef deze song terwijl ze op een stoel zat.’ Free Money volgde, wellicht de meest verschroeiende versie die ze ooit gespeeld heeft. Na het concert donderde en bliksemde het boven Oostende. Geen concurrentie voor de Orkaan Patti die net in het Kursaal had gewoed.

VIJFENZESTIG IS ZE NU. MAAR DENK DIE SNOR WEG EN JE ZIET weer het meisje dat ooit de fabriek ontvluchtte, de bus nam en onderweg in haar notitieboekje schreef: ‘ Go to New York City, I’m gonna be so big, I’m gonna be a big star and I will never return, Never return no never return, to burn out in this piss factory, And I will travel light, Oh watch me now.’ De vrouw die geen compromissen kon sluiten met haar eigen dromen. Een neus zette naar de wereld, de hemel bestormde en onderweg Time is On My Side zong. Ze won, werd a big star.

Maar Patti Smith is ook de vrouw die, eind jaren zeventig, voor 70.000 mensen in Firenze riep: ‘Ik stop ermee.’ Omdat ze geen blasé rockster wou worden. Ze won, andermaal.

Haar oude geliefde, de fotograaf Robert Mapplethorpe, zei ooit over haar: ‘Ze leek op iemand die ik nooit ontmoet had. Ze was op het randje af psychotisch. Ze vertelde verhalen die zo waanzinnig waren, dat ik me afvroeg of ze die niet allemaal ter plekke verzon. Als ze de kunst niet had gehad, was ze zeker in een instelling beland. Maar ze had een uitstraling die niemand had. Pure magie. ‘

HALFZEVEN, IN THE SCOTCH OF ST JAMES CLUB. SMITH KOMT binnen. In slodderjeans en een T-shirt waarop ‘Electric Lady’ staat. De oude magie is intact.

‘Hello everybody!’

Ze lijkt goed gehumd, gaat achter de microfoon staan. ‘Ik voel me precies een stand-up comedian.’ Ze vertelt dat haar hart en ingewanden in de nieuwe plaat zitten. Niet dat dat vroeger nooit het geval was, maar dit is wel de eerste plaat waarop ze zingt zoals het hoort. ‘Veertig jaar zit ik al in het vak. En dan zegt er plots iemand: ‘Patti, je gebruikt je stembanden op de verkeerde manier.” Normaal slaat ze dat soort goede raad in de wind, uit principe. Maar deze keer niet. ‘Daarvoor is mijn stem me te dierbaar. Ik verzorg ze, want ik voel ook wel dat alles slijt. Ik drink niet, rook niet, gebruik geen drugs.’

Na dit gezondheidsbulletin gaat ze op een bank zitten. De luistersessie begint. We horen mooie songs: over het Japan van na de tsunami, Amy Winehouse en de vorig jaar overleden Franse actrice Maria Schneider. Maar weinig autobiografische bliksems. Schreeuwen, zoals ze dat in de jaren zeventig zo mooi kon, doet ze blijkbaar alleen nog maar op het podium.

Niemand durft tijdens de luistersessie recht te staan of een sigaret op te steken. Tot Smith tijdens het laatste nummer – een cover van Neil Youngs After The Gold Rush – plots zelf opveert en in tranen uitbarst. ‘Sorry, dit is heel emotioneel voor mij.’ Ze gaat aan de bar staan, kijkt bedremmeld voor zich uit. En vertrekt dan, met een taxi, de Londense nacht in. The Scotch of St James Club blijft ietwat verbouwereerd achter.

DE VOLGENDE OCHTEND, DE ZON SCHIJNT. IN DE LOBBY VAN HET Covent Garden Hotel zit ik recht tegenover Smith. Ze zet haar zonnebril af. ‘Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik ben gelukkig.’

De tranen van gisteren lijken nog maar een vage herinnering. ‘Sorry voor dat gedoe’, zegt ze. ‘Het was niet de bedoeling dat ik daar begon te wenen. Maar het was de eerste keer dat ik de plaat liet horen aan onbekenden. Dat voelde heel vreemd.’

Maar er was ook iets anders. ‘Op de plaat spelen mijn zoon en dochter mee. Toen mijn man ( Fred ‘Sonic’ Smith, ooit lid van de groep MC5, nvdr) stierf, maakte ik me zorgen over hen. Veel praatten ze niet over hem. Maar een paar maanden na zijn dood zag ik plots dat mijn zoon Jackson de gitaar van Fred omgordde. Een heel emotioneel moment. Vandaag, zoveel jaren later, spelen ze allebei mee op de plaat. Als we met ons drieën muziek spelen, is het alsof Fred er terug is. Ik moet dan altijd huilen. Waarop Jackson dan steevast roept: ‘Oh nee, ma, niet wéér. Doe niet flauw.’ (Lacht) Maar ik kan het gewoon niet helpen.’

Wat betekent ‘Banga’ eigenlijk, mevrouw Smith?

PATTI SMITH: Niets. Het is de naam van een hond. In New York is het onmogelijk om een hond te houden. Bij wijze van compensatie heb ik mijn plaat dan maar een hondennaam gegeven. Heb je ooit The Master and Margarita van Mikhail Bulgakov gelezen?

Nee.

SMITH: Een prachtig boek met heel wat raamvertellingen. Een ervan gaat over Pontius Pilatus en zijn hond Banga. Hij sterft, gaat naar de hemel. Krijgt wroeging, klopt op de hemeldeur en roept: ‘Ik wil Jezus spreken.’ Maar ze zeggen hem: nee, je zult geduld moeten hebben. De volgende dag klopt hij opnieuw op de deur. En nog eens. En nog eens. Tweeduizend jaar aan een stuk. En dan mag hij binnen… Al die tijd blijft die hond hem trouw. ‘Wat een geweldige hond’, dacht ik. (Lacht) Ik zie dat verhaal vooral als een metafoor voor onze groep. Met mijn gitarist Lenny Kaye en drummer Jay Dee Daugherty speel ik al samen sinds de jaren zeventig, met mijn bassist Tony Shanahan sinds 1995. En als ik in het publiek kijk, zie ik gezichten die ik dertig jaar geleden ook al zag. Banga is een plaat van ons kamp.

De mooiste song op de plaat vind ik ‘Maria’…

SMITH:(Onderbreekt) Bedankt, het is ook mijn favoriet.

… over de vorig jaar overleden Maria Schneider, onvergetelijk in ‘Last Tango in Paris’. U zingt ergens: ‘I knew you when you were young, I knew you when you’re gone.’ Net als de rest van de plaat klinkt dat nummer erg nostalgisch.

SMITH: Nochtans ben ik niet echt een nostalgisch iemand. Ik heb er ook geen reden toe. Nog nooit in mijn leven was ik zo gelukkig. Maar toen Maria stierf, kreeg ik wel een klop. In de jaren zeventig waren we goede vriendinnen. Ze is toen nog mee geweest op tournee, maar daarna zijn we elkaar uit het oog verloren. Toen ik hoorde dat ze dood was, moest ik weer denken aan die periode: de periode van Horses en Radio Ethiopia… Toen we de wereld wilden veroveren met onze band. Op een bepaald moment kijk je in de spiegel en zie je een oud hoofd, iemand die haar jeugd verloren heeft. Het is iets wat iedereen overkomt.

U hebt tenminste uw jonge jaren overleefd. Wat niet kan worden gezegd van Amy Winehouse, voor wie u het mooie ‘This Is The Girl’ schreef.

SMITH: Ik was bijzonder geraakt door haar dood. Toen ik haar voor het eerst hoorde, dacht ik: ‘Wow, dit is bijzonder.’ De rock van mijn generatie, maar ook de jazzmuziek van de jaren veertig en vijftig: het zat allemaal in haar stem. Maanden na haar dood was ik in de Electric Ladystudio’s in New York, om een paar overdubs te doen voor de plaat. Op een stil moment schreef ik een gedicht voor Amy. Plots kwam Tony binnen en zei: ‘Patti, ik heb nog een melodie. Luister.’ ‘Nee Tony, ik wil geen muziek meer horen. De plaat is af.’ Ik werkte verder, maar hij begon toch de melodie te spelen. Opnieuw. En opnieuw. Tot ik plots besefte dat melodie en gedicht hetzelfde waren. Toen heb ik beslist: er moet nog een nummer bij.

Het is niet uw eerste rockdodensong. Op ‘Gone Again’ schreef u destijds het nummer ‘About A Boy’ over Kurt Cobain.

SMITH: Ik was kwaad op Kurt. Hij vergooide zijn leven, terwijl anderen er zo voor vechten. Maar het was wel helemaal zijn beslissing. Amy, dat was gewoon het zoveelste rock-‘n-rollaccident. Ik heb haar nooit ontmoet en daar heb ik nu wel spijt van. Ze was net even oud als mijn dochter – ik voelde me verantwoordelijk voor haar, als moeder.

Nochtans bent u geen ervaringsdeskundige. U bent nooit in de rock-‘n-rollval gestruikeld.

SMITH: Ik heb ook wel extreme dingen gedaan. Maar zelfdestructief ben ik inderdaad nooit geweest. Ik heb in de jaren zestig of zeventig ook geen ernstig drugprobleem gehad. Ik had dat niet nodig, vond mijn hersenen meer dan opwindend genoeg. (Lacht) Mijn werk was ook altijd een troost. Daarom ben ik na de dood van Fred en mijn broer Todd in 1994 weer gaan optreden. Het was een noodzaak.

Ik heb u in de loop der jaren een tiental keer zien optreden. Elke keer viert u iemands verjaardag op het podium. Ook gisteren, tijdens de luistersessie, meldde u terloops dat de plaat uitkomt op de verjaardag van García Lorca. U moet zowat de meest attente artieste ter wereld zijn.

SMITH: Het is een essentieel onderdeel van wat ik doe. Tot mijn dertiende was ik lid van de Getuigen van Jehova. Daar is het verboden om iemands verjaardag te vieren. En, zoals met alles: de dingen die verboden zijn, doe je later met des te meer overtuiging. Ik heb in de loop der jaren heel veel mensen verloren. Voor mij is het ook een manier om daarmee om te gaan, hen niet te vergeten. Maar ook om hun werk door te geven aan het publiek. Verjaardagen zorgen ook voor inspiratie. Een tijd geleden had Johnny Depp me uitgenodigd in Puerto Rico voor de opnames van The Rum Diary. De avond voor zijn verjaardag besefte ik dat ik geen verjaardagscadeau had. Toen heb ik op een paar uur tijd Nine geschreven. Johnny doet me vaak denken aan mijn broer: snugger, maar ook heel lief. Een paar jaar geleden was hij eens op een optreden van me. Sindsdien zijn we vrienden. Johnny is mijn onofficiële broer.

Gisteren op de luistersessie vertelde u dat een stuk van de plaat geschreven is op het onlangs verzopen cruiseschip Costa Concordia. Wat deed u in godsnaam op een cruise?

SMITH: Jean -Luc Godard, de cineast, belde me. Ik zing een paar lijnen op de soundtrack van zijn Film Socialisme. Bij wijze van dank wou hij me uitnodigen ‘op zijn bootje Costa Concordia’. ‘En neem uw gitarist ook maar mee’, had hij gezegd. ‘Super,’ dacht ik, ‘een paar dagen op zee met ons drieën in een klein bootje.’ Komen we daar aan: bleek die Costa Concordia een gigantisch cruiseschip te zijn. Tien dagen hebben we daarop gezeten tussen allemaal zatte Duitsers en diepvriespizza’s. Jean-Luc heeft altijd nogal een vreemd gevoel voor humor gehad. (Lacht) Nu goed, zijn film bleek zich daar af te spelen. Tegelijkertijd was het een ongelofelijke ervaring om langs de havens van Alexandrië en Cyprus te varen. Ik heb er een paar songs geschreven, waaronder Seneca.

Een paar jaar geleden hebt u een coverplaat uitgebracht. Wordt u eigenlijk vaak gecoverd?

SMITH: Eigenlijk zijn er niet eens zo veel. Ik denk dat we oncoverbaar zijn. (Lacht) Maar als iemand het doet, vind ik het altijd een grote eer.

Wat is uw favoriete Patti Smithcover?

SMITH: In China stootte ik toevallig op een bootleg, waar een cover op stond van Rock N Roll Nigger door een Chinese punkband. Ik ben hun naam vergeten, maar ze klonken echt alsof ze net gecastreerd waren. ( Zingt met een hoog stemmetje)‘Jimi Hendrix was a nigger. Jezus Christ and grandma too. Jackson Pollock was a nigger. Nigger Nigger Nigger.’ Hilarisch! Muzikanten zeggen mij vaak: ‘Patti, zonder u hadden we geen muziek gemaakt.’ ‘Flauwekul’, antwoord ik dan altijd. ‘Zonder mij had je net zo goed muziek gemaakt.’ Natuurlijk is iedereen wel door iemand beïnvloed. Wie heb ik allemaal niet willen zijn? Bob Dylan! Keith Richards! Rimbaud! Het heeft me niet belet naar mijn eigen stem te zoeken.

De laatste tijd ook meer als schrijver: ‘Just Kids’, het boek over uw relatie met Robert Mapplethorpe, won de National Book Award en werd wereldwijd een bestseller. Was dat een verrassing?

SMITH: Absoluut. Zeker omdat mijn andere boeken niet bijster veel verkocht hebben. Just Kids heeft veel meer impact gehad dan eender welke plaat die ik ooit gemaakt heb. Robert wilde altijd dat ik eens een hit zou schrijven, succesvol zou worden. Net voor hij stierf, heeft hij mij gevraagd om ons verhaal te schrijven. Het heeft lang geduurd eer ik daar klaar voor was. Het ironische is dat ik met een boek over hem mijn eerste echte hit scoor.

U schrijft ergens in ‘Just Kids’: ‘In periodes van neerslachtigheid vroeg ik me af wat het voor zin had om kunst te scheppen. Voor wie? Brengen we God tot leven? Praten we met onszelf? En wat is het uiteindelijke doel? Om je werk gekooid te zien in de grote dierentuinen van het MoMA, het Metropolitan en het Louvre?’ U bent intussen 65. Hebt u een antwoord op die queeste?

SMITH: In de jaren zeventig was het evident. Er stierven mensen in Vietnam, we wilden een tegenkracht vormen. In die periode brachten we zowat elk jaar een plaat uit. Dat doe ik niet meer. Nochtans werk ik nog altijd hard – er liggen zeker vijftig songs en vijf boeken op de plank. Maar steeds meer vraag ik me af: heeft de wereld daar nog nood aan? Als ik vandaag iets uitbreng, moet het waarde hebben. Er is al meer dan genoeg muziek op de wereld.

Maar de drijfveer is nog steeds dezelfde.

SMITH: Absoluut. De tijden zijn er niet vrolijker op geworden. Regeringen gebruiken alles om toch maar angst te creëren. Onder het mom van terrorismebestrijding verliezen mensen essentiële vrijheden. Grote ondernemingen en regeringen hebben maar angst van één ding: de macht van het getal, het volk dat massaal op straat komt. Muziek was en is voor mij een manier om mensen samen te brengen.

U toert de laatste jaren vooral in Europa. Is dat toeval?

SMITH: Nee. Eigenlijk kunnen we alleen aan de West- en de Oostkust van Amerika toeren zoals we dat ook in Europa doen. Het heeft vast te maken met mijn opvattingen, die wat te extreem zijn voor Amerika. Maar ook met het feit dat ik zowel zing, poëzie schrijf als schilder. Dat is iets wat ze in Amerika niet kunnen vatten. In Europa wordt er ook veel meer naar mijn muziek geluisterd – ook al zing ik dan in een taal die niet hun moedertaal is. Het is nooit anders geweest. Ik herinner me nog heel goed mijn eerste Europese concerten in 1976. Vooral het eerste in Brussel, in het Koninklijk Circus. Het enige wat ik van die stad wist, was dat Arthur Rimbaud er ooit Season in Hell gepubliceerd had. Weken heb ik me toen zitten verdiepen in Brussel. De stad was opwindender dan ik me in mijn stoutste dromen had kunnen voorstellen. De ontvangst van het Belgische publiek was onvergetelijk. Toen is het eigenlijk allemaal begonnen.

U draagt nog altijd dezelfde kleren als toen. U bent intussen een stijlicoon.

SMITH:(Lacht) Man, je bent echt de eerste die zoiets zegt. Ik zie er altijd uit als een slons, daar is nu toch echt iedereen het over eens. Allez, je zag mij gisteren en je ziet me vandaag: ik heb hetzelfde T-shirt van de Electric Ladystudio’s aan. De waarheid is dat ik er vannacht in geslapen heb. Eigenlijk draag ik het al acht maanden het grootste deel van de tijd.

Euh…?

SMITH:(Grijnst) Af en toe steek ik het wel in de wasmachine. We hebben er twee exemplaren van. Het andere had ik aan mijn bassist Tony gegeven. Een paar maanden geleden liepen we over straat en we kwamen een paar fans tegen. Die riepen heel verontwaardigd: ‘Oh, nee, jij draagt het vuile shirt van Patti.’ (Lacht) Gelukkig zegt Ann Demeulemeester me af en toe: ‘Patti toch, je hebt dringend weer wat nieuwe kleren nodig.’ En dan stuurt ze me een doos: een vest en een paar goede schoenen, meer heb je niet nodig.

Dat iconische beeld van uw klassieker ‘Horses’, daar is toch over nagedacht?

SMITH: Totaal niet. Ik ben altijd dol geweest op uniformen. Ik was niet katholiek, maar wou wel naar de katholieke school omdat ze daar uniformen droegen. Later geraakte ik in de ban van Baudelaire, werd verliefd op die Franse look. Ik wou er ook zo uitzien: met een das en lange witte hemden. Op een dag fotografeerde Robert me zoals ik was. Toen de mensen van de platenfirma die foto’s voor het eerst zagen, waren ze woest. Ik was niet opgemaakt en mijn haren lagen in de war. Vandaag is dat zogezegd een iconische foto. Tja.

Time is on your side, mevrouw Smith.

SMITH: Het is niet altijd even fijn om een survivor te zijn. Op een dag in 1986 was ik aardappelen aan het schillen. Fred kwam de keuken binnen en riep: ‘People have the power. Schrijf dat op, Patti, maak er een song over.’ Ik liet de aardappelen vallen en ben direct beginnen schrijven. Het was Freds grote droom dat de mensen dat ooit zouden scanderen. Maar toen het nummer uitkwam, gebeurde er niet veel. Vorig jaar traden we op in Barcelona. De dag na ons concert hoor ik vanuit mijn hotelkamer dat er een betoging aan de gang is. Ik wandel er naartoe, sluit aan en zie een groot spandoek waarop staat ‘People have the power’. Ik dacht: Fred zou zo ongelofelijk trots geweest zijn. Maar…

UREN NA HET INTERVIEW. OP DE BUS NAAR ST PANCRAS STATION lees ik nog wat in Just Kids. Over haar andere grote liefde Robert Mapplethorpe. Toen ze allebei jong waren, honger hadden en door de straten van New York dwaalden. Fools in love – hij had de herenliefde nog niet ontdekt. Een toevallig passerende vrouw riep naar haar man: ‘Maak een foto van hen, want het zijn kunstenaars.’ Waarop de man zei: ‘Nee, nee, het zijn just kids.’

De bus stokt, ik zit op mijn beurt vast in het Londense avondverkeer. Denk aan een anekdote die Smith vertelde toen ze een onleesbare krabbel in mijn exemplaar van Just Kids zette. Onlangs moest ze optreden in Rome. Net voor het concert was ze nog wat gaan wandelen in de stad. Stapte een pizzabar binnen. Toen ze wou afrekenen, besefte ze plots dat ze geen geld bij zich had. Op dat moment kwamen een paar fans de bar binnen. ‘Maar dat is hier Patti Smith! Mogen wij een foto van u nemen?’ De zangeres zonk vijf meter onder de grond. Tot ze een lumineuze ingeving kreeg. Ze zong, live in de pizzabar, een paar van haar klassiekers. In ruil voor een foto, wat pizzageld en een lift naar haar optreden.

De bus vertrekt weer. Geloof niet wat Patti Smith in dit interview zei over ouder worden. Ze heeft dan wel de hemel bestormd en gewonnen, haar meisjesboek is nog lang niet dichtgeklapt: ze blijft just a kid. Niemand anders maakt op haar vijfenzestigste een plaat die Banga heet.BANGA

Uit bij Columbia/Sony op 4 juni.

Het concert van Patti Smith in het Rivierenhof in Antwerpen is uitverkocht.

Door Stijn Tormans

PATTI SMITH

‘IN NEW YORK IS HET ONMOGELIJK OM EEN HOND TE HOUDEN. TER COMPENSATIE HEB IK MIJN PLAAT DAN MAAR EEN HONDENNAAM GEGEVEN.’

PATTI SMITH

‘ZELFDESTRUCTIEF BEN IK NOOIT GEWEEST. MIJN HERSENEN WAREN ALTIJD VEEL OPWINDENDER DAN DRUGS.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content