‘The Universe’, vermeldt hun platencontract, bij ’territory’. ‘Want je weet maar nooit dat er nog nieuwe planeten worden ontdekt.’ De Kortrijkse elektrorockers van Goose waren in 2007 overal. Van Londen over Berlijn tot Tokio en Sydney en weer terug. Focus Knack sprak met een fenomeen. ‘Wij werken ons te pletter.’

oday’s Wednesday, this must be Berlin. Zo zag 2007 er, kort samengevat, uit voor Goose. En zo zouden, met wat meeval, ook 2008 en 2009 er voor hen moeten uitzien.

De debuutplaat Bring It On van het Kortrijkse viertal oogstte goed een jaar geleden oorverdovend applaus op alle banken. Eerst – en nog het oorverdovendst van al – in Groot-Brittannië, waar het label van Fatboy Slim hen een contract aanbood. En vervolgens ook in de rest van Europa en Australië en zelfs Japan, waar de teller intussen al op meer dan 10.000 verkochte platen staat.

En ook Vlaanderen houdt van Goose. Zeker sinds hun twee verpletterende home coming concerts op Werchter en Pukkelpop, waarna 2007 door onze dagbladcollega’s werd uitgeroepen tot ‘Het Jaar van de Gans’.

‘Bring It On is an immense album’, jubelde het toonaangevende Britse muziekblad NME, dat zich voor één keer zelfs van flauwe Belgenmoppen onthield. ‘Goose is already Belgium’s most significant export behind Soulwax and chocolate.’

‘One of the most interesting dance releases in ages’, vonden ze bij The Sun.

‘ ‘, schreven ze zelfs in Japan.

En dan zouden we nog vergeten dat hun songs gevraagd werden door Coca-Cola, Nike en de UEFA, de wereldvoetbalbond. Dat ze remixes maakten voor Scissor Sisters, Martin Solveig en The Cribs. En dat ze optraden in hippe muziektempels als The Fabric en Canvas in Londen.

Goose in de Zoo

Maar vandaag is het gewoon een grijze vrijdag in oktober. Dus moet dit Kortrijk zijn. En het repetitiehok van Goose boven café Den Bras aan het Stationsplein. In betere tijden een statig hotel, vandaag een overdekte vuilnisbelt.

Aan de muur hangen een foto van een roze konijn en een flying V-gitaar. Een souvenir aan Humo’s Rock Rally van alweer vijf jaar geleden, toen Goose nog gewoon de Van Halen van het nieuwe millennium wilde worden.

Tussen de laptops ligt een Australisch tijdschrift met een fotoreportage van het viertal in de dierentuin van Sydney: ‘With Goose At The Zoo’.

En voor ons liggen, zitten, hangen en staan zanger Mickael ‘Mick’ Karkousse, gitarist/synthesizermens/parttime-Soulwaxer Dave Martijn, drummer Bert Libeert en bassist Tom Coghe.

‘Onze groepsnaam komt uit Top Gun‘, steekt Karkousse plagerig van wal, als ons dictafoontje aangaat. ‘Het was toch dat wat je wou weten, nee?’

Er wordt luid gelachen. En niet voor het laatst.

Ik wou eigenlijk meteen beginnen met de vraag der vragen. Wat hebben jullie dat zoveel andere groepen niet hebben die tevergeefs aan onze grenzen knabbelen? Branie? Visie? West-Vlaamse ondernemingszin? Geluk?

Mickael: Geduld, vooral, denk ik. Na de Rock Rally zijn we er niet meteen met de kop vooruit ingevlogen. Hoe hard iedereen ook riep dat we zo snel mogelijk een plaat moesten maken. We voelden dat we in Vlaanderen al heel snel aan ons plafond zouden zitten. Ook al durfden we dat toen nog niet hardop zeggen.

Dave: Van Kortrijk sta je al heel snel in Brussel, hé. En daar stopt het voor de meeste Vlaamse groepen. Daar spelen ze dan hun concert van het jaar, in de Ancienne Belgique. En in de zomer Rock Werchter en Pukkelpop. Maar wij wilden groter zijn dan Vlaanderen alléén.

Mick: En dus zeiden we vier jaar lang ‘nee’ tegen alles wat ons hier aangeboden werd. Hoe vaak ze ons ook zot verklaarden.

Dave: ’t Was nochtans vaak een kwestie van gezond verstand. ‘Oké, jullie willen ons 25.000 euro geven om een plaat op te nemen. Maar wie gaat de promo dan betalen? En de tour?’ ’t Is niet omdat je een goeie plaat hebt, in een mooi hoesje, dat je er bent, natuurlijk. Dan begint het pas.

Vier jaar gek verklaard worden, is lang. Jullie hebben nooit getwijfeld aan jezelf?

Dave: O, jawel. De hele tijd, bijna. We waren nauwelijks twintig toen we eraan begonnen. En we kenden nog niets van de platenindustrie. Wisten wij veel of we de goeie keuzes maakten. Eigenlijk heeft het geduurd tot we Stephen en David (Dewaele) van Soulwax leerden kennen. Zij waren de eersten om ons te zeggen: ‘ Natuurlijk moeten jullie naar het buitenland.’

Mick: Achteraf bekeken was dat het moeilijkst van al. Die mentale knop omdraaien. Niet denken: ‘In Parijs, Londen of Berlijn zit niemand op een groepje uit Kortrijk te wachten.’ Maar: erin geloven, ervoor gaan.

Dave: Succes begint in je hoofd, hé.

Mick: En af en toe doet het pijn. We hebben al mensen moeten kwetsen. Omdat ze ons niet verder konden helpen. Mensen die goede vrienden geworden waren, zelfs. Maar dat hoort er allemaal bij, zeker?

All the way from Brighton

Uiteindelijk tekenden jullie bij het dancelabel Skint uit Brighton. Hoe kwamen jullie daar terecht?

Dave: Ik ontmoette Damien (Harris), een van de oprichters, toen ik met Soulwax in Tokio zat voor de tournee van Any Minute Now. Eerst durfde ik ‘m geen demootje geven. De mentale knop was nog niet omgedraaid. Maar tegen de tweede keer dat ik ‘m zag, in Brighton, hadden Stephen en David me overtuigd om dat wél te doen. (In imitatie-Gents) ‘Allez Dave. Die mens is platenbaas. Wat denkt ge? Dat die u dat kwalijk gaat nemen of zo?’(lacht)

Mick: Een dag nadat hij ons demootje had gekregen, belde hij ons al. Of hij eens naar Kortrijk mocht komen. Dat alleen al vonden we ongelooflijk chique. Dat hij, speciaal voor ons, all the way from Brighton… Hier had niemand ooit voorgesteld om zelfs maar vanuit Brussel een keer tot bij ons te komen.

Dave: Twee weken later stond hij hier al. In het Parkhotel hier tegenover, waar we een kamer voor hem geboekt hadden. En het klikte meteen. Het was helemaal geen fucked up platenbaas/muzikantgesprek. Niet van: ‘Jullie zijn the next big thing. Ik ga jullie Rijk & Beroemd maken!’ Hij wilde gewoon kennismaken. En zo kwam van het een het ander.

Hij zei toch wat hij zo geweldig aan jullie vond?

Mick:Tiens, nee. Dat zouden we hem dringend eens moeten vragen (lacht). Hij was alleen ontzettend enthousiast. We moesten onze demo’s zelfs niet eens opnieuw opnemen met een producer of zo. En we mochten zélf onze mixer kiezen.

Dat wou ik net vragen: hebben jullie als Kortrijkse snotapen inspraak in wat een Britse platenbaas met jullie muziek doet?

Mick: Absoluut, daar hebben we van meet af aan zeer duidelijke afspraken over gemaakt. Zowel met Skint als met Interceptor, ons (eveneens Brits; nvdr.) management. We werken samen aan Goose. ’t Is zeker niet zo dat zij de koers uitzetten en dat wij die dan braaf volgen. We doen ook onze eigen boekhouding en zo. We hebben alles zelf in handen.

Dave: Plus, ook heel belangrijk: we hebben over alles het laatste woord. Als – pakweg – Tiësto morgen voorstelt om een van onze nummers te remixen, kunnen we dat zonder problemen afschieten. Ook al lopen ze daardoor bij Skint veel geld mis.

The world is not enough

Groepen die hier nooit weggeraken, zeggen wel eens: ‘Goose heeft alles aan Skint te danken.’

Mick:(sarcastisch) Zo is dat. Met een Britse platenfirma is er absoluut geen kunst aan. Dat weet iedereen. Zo’n firma doet al het werk voor je.

Dave: Niet, dus. Enfin, ’t is te zeggen. Natúúrlijk heeft Skint veel deuren voor ons geopend. En natúúrlijk was het mooi meegenomen dat ze een wereldwijde distributiedeal hadden met Sony/BMG. Maar de Duitse, Japanse en Australische filialen hebben wel zélf beslist om onze plaat uit te brengen.

Tom: En Skint had evengoed ‘UK’ of ‘Europe only’ op ons contract kunnen zetten, in plaats van ‘The Universe’.

‘The world’, zal je bedoelen.

Tom: Neenee, ‘The Universe’, zo staat het er letterlijk. Je weet maar nooit dat er een platenwinkel op de maan komt. Of dat er nieuwe planeten worden ontdekt (lacht).

Kunnen jullie eigenlijk al van Goose leven?

Mick: Ja, maar zeker niet rijkelijk, of zo. Sinds deze zomer betalen we onszelf een soort minimumloon. Een absoluut minimumloon. Tot daarvoor lukte zelfs dát niet. Ik ben ook heel lang thuis blijven wonen. Alleen zo kon ik fulltime met muziek bezig zijn.

Ik heb jullie manager even gebeld in de aanloop naar dit interview.

Mick: De Grote Charlie Charlton?

Himself! ‘De jongens van Goose werken hard, maar ze zouden nog veel harder kunnen werken’, zei hij. Ze hebben dit jaar 200 concerten gespeeld. Ze hadden er dus 165 méér kunnen spelen.’

Mick: Charlie ten voeten uit! Ik denk niet dat hij ons het voorbije jaar al één complimentje heeft gegeven. Integendeel. Als we hem mogen geloven, staan we nog altijd nergens.

Bert: Voor we hem kenden, dachten we dat we onze voeten stevig op de grond hadden. De West-Vlaamse nuchterheid, weet je wel. Maar in vergelijking met hem zijn we één bende… zwevers.

Tom: Hij heeft nog met Suede en The Jesus And Mary Chain gewerkt. Hij heeft dus al wat watertjes doorzwommen.

Mick: Grappig. Toen hij de eerste keer bij ons langs ging komen, waren we alle vier zo zenuwachtig als de pest. Maar toen hij dan aanbelde… Hij zag er zo gewoon uit, zo compleet on-muziek. Dat zie je vaak, trouwens. Hoe onopvallender het personage, hoe groter de invloed.

Four white guys in a minibus

Vinden jullie zélf eigenlijk dat jullie hard werken?

Dave: We werken ons te pletter. Echt, dat meen ik. Het is nooit genoeg, hé.

Mick: In het begin was dat wennen. Toen we ieder weekend op de overzet naar Groot-Brittannië zaten. Tussen de scholieren. Op een dieet van slechte fastfood. Er bestaan leukere dingen, kan ik je verzekeren.

Dave: Intussen mogen we gelukkig de Eurostar nemen. Dat scheelt. Maar voor de rest toeren we nog altijd in onze camionette, hoor.

Mick: We hebben nog maar één keer een tourbus gebruikt. Afgelopen zomer. Omdat we in één weekend vier festivals moesten doen: Amsterdam, Sankt-Gallen, Werchter én Belfort. Maar zo’n bus kost je minstens 1250 euro per dag. Als je daarmee begint, zit je direct door je tourbudget.

Dave: Onze Highway Tiger – een omgebouwde Mercedes Sprinter – kost ons 125 euro per dag. ’t Is veel minder luxueus allemaal, maar zo doen we wel tien keer meer kilometers. Er zit zelfs een bedje in, waarin we om beurten wat kunnen slapen.

Je hoort wel eens dat dat een van de redenen is waarom zo weinig muzikanten uit Vlaanderen weg geraken. Omdat ze niet willen toeren in primitieve omstandigheden.

Mick: Eerlijk: in het begin hebben wij óók wel even moeten slikken, hoor. Drie dagen onderweg zijn naar een of andere club in Zweden… Dat soort dingen droom je er nooit bij als je van het buitenland droomt, natuurlijk. Ik herinner me dat we daar een keer van ons oren over maakten tegen Charlie. ‘Dertig uur in de camionette om één uur te spelen. Dat is gewoon slavenarbeid. Dat mág je ons niet aandoen.’

Dave: Géén goed idee (lacht).

Mick:Look‘, zei hij. ‘Ik ken minstens honderd groepen die hun ziel zouden verkopen voor de kansen die jullie krijgen. Groepen die het niet eens erg zouden vinden om dubbel zolang te rijden. En om na het concert op een vieze matras in de zaal te slapen, in plaats van in een proper motel. Dus stop met janken en get your asses in that van.’

Dave: We mogen ons gelukkig prijzen dat we dit mogen doen. En dat het zo goed gaat.

Bert: In het begin speelden we in Groot-Brittannië in veredelde toiletten voor drie man en een paardenkop. Maar intussen zijn ze daar echt méé, zeker in de grote steden.

Mick: In King Tuts in Glasgow – de legendarische zaal waar Oasis ooit begon – heeft de promotor ons intussen al drie keer teruggevraagd. De eerste keer stond er tien man, de laatste keer driehonderd.

Volgens Charlie speelden jullie al voor zo’n kwart miljoen mensen. Van Dudzele tot Sydney. Wat was voor jullie het hoogtepunt?

Mick:(Zonder nadenken) Japan. Nog voor we daar gingen spelen, hadden al zesduizend mensen daar onze plaat gekocht. We werden er als koningen onthaald, en tijdens onze concerten stonden honderden Japanners onze nummers woord voor woord mee te zingen. Dat was gewoon… surrealistisch.

Bert: Tom werd daar zelfs herkend op straat.

Tom: In Osaka was dat. (Droog) Ik ben toen een middagje gaan shoppen met mijn Japanse fans.

Fuck rock, let’s dance

Opvallend: de Britse pers lacht zich blijkbaar een kriek om jullie. Er verschijnen maar weinig recensies waarin ze jullie niét ‘hilarious’, ‘exhilarating’ of ‘completely bonkers’ noemen.

Mick: O, maar in Groot-Brittannië ben je al snel ‘completely bonkers’, hoor. De meeste groepen staan daar te spelen alsof hun leven ervan afhangt. En ze zien er ook allemaal als rocksterren uit. Zelfs voor ze een plaat uit hebben. Het juiste kapsel, de juiste zonnebril, de juiste kleren… Dat is daar allemaal even belangrijk als de juiste songs.

Tom: Een groep die zich gewoon staat te amuseren – en die wel eens lacht op een podium – vinden ze daar heel raar.

Bijna al jullie teksten gaan daar ook over: je amuseren, lachen, feestjes bouwen. Jullie hadden geen zin om iets méér te vertellen?

Mick: Niet echt, nee. Ik wilde ze juist bewust heel simpel houden. Een paar catchy slagzinnen, niks meer. Onze muziek is ook zo. Basic. Direct. ’t Heeft geen zin om daar dan filosofisch of pseudopoëtisch bij te doen. Ik denk trouwens niet dat ik dat zou kunnen. Ik heb nooit een favoriete songschrijver gehad. Ik vond songteksten die niet meer waren dan wat simpele slogans net chique.

Op 10 november spelen jullie op ‘I Love Techno’. ‘We voelen ons veel meer op ons gemak in een dance- dan in een rockomgeving’, zeiden jullie onlangs. Waarom?

Mick: De sfeer, vooral. In de dance zijn de ego’s toch veel minder opgefokt dan in de rock. En er is veel minder naijver en concurrentie. Iedereen zit in de kleedkamer bij iedereen. We maken constant remixes voor elkaar en zo.

Bert: ’t Is ook veel leuker om in dancings op te treden dan in rockclubs. Mensen dansen en amuseren zich. Ze staan niet anderhalf uur gewoon naar je te staren.

Jullie hebben de afgelopen twaalf maanden constant op elkaars lip geleefd. Zijn jullie nog vrienden?

Bert: O ja. Meer dan ooit zelfs. Als er eens een avond geen optreden is, zijn we binnen de kortste keren aan het sms’en. ‘Iemand een goed plan voor vanavond?’

Dave: We beleven echt the time of our lives. Dat zouden we nog vergeten zeggen, met al die serieuze vragen.

Mick: Mijn hoogtepunt van het afgelopen jaar was: een nacht doorzakken met Tom in Berlijn. Legendarisch was dat.

Tom: ‘Tom, wie zijt gij eigenlijk?’, vroeg hij me plots. ‘Niet als bassist, bedoel ik, maar als mens.’ (lacht)

Mick: Een hele nacht heeft hij zitten vertellen. Terwijl ik eigenlijk gewoon een grapje maakte. Maar ik heb me zelden zo geamuseerd.

Door Wouter Van Driessche Foto’s: Koen Bauters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content