(HEEL EVEN EEN) ROTPLAAT

Het verhaal van Animal Collective in drie r-woorden. Radicaal – anders kun je hun elektronische thrashfolkpsychedelica niet noemen. Radeloos – dat wordt menig luisteraar ervan. En rotplaat – dat lijkt het nieuwe Centipede Hz eerst alweer. ‘Proficiat, je bent de tienduizendste die dat zegt.’

Na zo’n tien jaar superrelaxed in het lommer van de experimentele indie te hebben vertoefd, tuimelde Animal Collective in 2009 rats de Amerikaanse top twintig binnen. De plaat die het ‘m deed: Merriweather Post Pavilion, en ze voerde behoorlijk wat – goeie – eindejaarslijstjes aan. Een bizar geval, want sporen van een compromis vielen niet of nauwelijks te bekennen in de onbesuisde folktronica, heftig dooreengeklutste Beach Boyskoortjes en tranceverwekkende productie. Maar wie had opgelet, zag er een teken van de tijd in: indie trok niet langer richting mainstream, het was de mainstream die over de brug kwam – zie ook MGMT, Dirty Projectors, Grizzly Bear.

Animal Collective reageerde verbaasd, maar smeedde het ijzer terwijl het heet was. Níét door naar een major over te stappen, als gekken te gaan toeren of in zeven haasten Merriweatherpart 2 in te blikken. Wél door samen met regisseur Danny Perez eindelijk die lang aanslepende ‘visuele plaat’ ODDSAC af te ronden: een knotse, avant-gardistische B-film die evenveel haat als bewondering oogstte. Eén blogger gewaagde van ‘een psychologische aanranding’. Dáág, mainstream!

‘Sommige mensen zagen er inderdaad een daad van agressie in: waarom zeggen jullie nu fuck you tegen ons?’, lacht zanger en duvelstoejager David Portner, alias Avey Tare. ‘Maar dat was nu eenmaal Danny’s esthetiek, de donkere aard van wat hij wilde creëren. Iets als My Girls – wat de meeste mensen toch als een van onze meest poppy momenten beschouwen – zou sowieso niet bij zijn visuals hebben gepast.’

Portner verschaft, samen met geluidsmanipulator Brian ‘Geologist’ Weitz, tekst en uitleg bij Centipede Hz, de tiende plaat van Animal Collective.

Een héle goeie, heren. Maar ik kon er aanvankelijk kop noch staart aan krijgen. Snertplaat, was de eerste indruk.

BRIAN WEITZ: ( glimlacht) Proficiat, je bent zo ongeveer de tienduizendste die dat zegt. Met élke plaat die wij uitbrengen, is het weer van dattum: mensen vinden de muziek ondoordringbaar, ze horen geen songs, ze denken dat we moeilijk doen om hen het leven zuur te maken. Terwijl ze gewoon enkele keren moeten luisteren om hun mening compleet te veranderen. Dat zal nu wel niet anders zijn.

Alleen die titel begrijp ik nog altijd niet.

WEITZ: Het draait om twee ideeën. Dat van de centipede – duizendpoot – kwam al bovendrijven nog voor we de songs begonnen te schrijven: een levensvorm die verschillende delen gebruikt om zich voort te bewegen, iets dat er als een alien uitziet met een veelheid aan ledematen, maar toch op aarde voorkomt. Iets complex en gedetailleerds. Our kinda songs, dus. Die ‘hertz’ slaat op radiosignalen: de hypothetische gedachte dat een band op een andere planeet die opvangt en vervolgens samplet. Hey, niks leukers dan jezelf door je eigen fantasie te laten kidnappen.

DAVID PORTNER: Gisteren hebben we hier in Amsterdam het Van Goghmuseum bezocht. Die periode in de kunstgeschiedenis, late negentiende eeuw, spreekt me wel aan. Grenzen werden doorbroken, dromen geïntroduceerd. Realiteit is een element om mee aan de slag te gaan, maar het vormt de kern niet. Waarom moeten muzikanten eigenlijk altijd een ‘song’ schrijven? Waarom geen landschap, of een zonnige dag?

Jullie hebben voor de tweede keer op rij samengewerkt met producer Ben Allen, die nog songs voor Christina Aguilera heeft geschreven. Gaf dat geen vonken in het begin?

WEITZ: Vonken zijn er altijd als je een plaat opneemt. Als we schreeuwen, doen we dat met respect voor elkaar. (lacht) Wel is het zo dat hij nooit de song uit het oog verloor, terwijl wij doorgaans aan de productie de meeste aandacht schenken – laag op laag stapelen, eigenlijk. Tja, we houden van de meest uiteenlopende dingen: horrorsoundtracks, musique concrète, abstract noise, Michael Jackson… Dat maakt het voor de luisteraar niet gemakkelijk. Anderzijds: zo’n initiatieproces is toch ook leuk? Vroege Pink Floydplaten bijvoorbeeld: heel hermetisch, maar als je erdoor raakt, zijn ze bijna een openbaring.

Animal Collective bestaat uit vier jeugdvrienden. Zijn jullie nog in staat elkaar te verrassen?

PORTNER: Absoluut! Vooral omdat we live, als we nieuwe nummers testen, de andere drie meestal minder goed horen dan onszelf. Dan is het nadien in de studio van: ‘ O man, yóú do that? That’s awesome!’ Ik ben een grote fan van hoe zij hun instrumenten bespelen: Brian zijn keyboards en baspedalen, Noah (Lennox, oftewel Panda Bear) zijn drums, Josh (Dibb, alias Deakin, nvdr.) zijn gitaar. Het maakt dat ik me afvraag hoe lang ze mij nog in hun licht zullen verdragen. (lacht)

WEITZ: Ik ben vorig jaar met mijn ouders naar Crosby, Stills & Nash gaan kijken. Een van hen – Nash, geloof ik – had net een nieuwe song geschreven over de oorlog in Irak, en die vond ik maar beroerd. En dan hoorde je Crosby de introductie geven: dat hij al dertig jaar met deze lui samenspeelt en dat hij het nog altijd een onvoorstelbare eer vindt met de creativiteit van zijn collega’s geconfronteerd te worden. Ik dacht: met dát nummer? (lacht)

Nog even terug naar ODDSAC. De onderliggende gedachte bij de fragmenten die ik heb gezien, leek te luiden: drugs, probeer ze ook eens.

WEITZ:(lacht) Of net niét, natuurlijk. Danny is niet meteen het meest sociale wezen. Hij springt al uit zijn vel als hij de bus moet nemen. Die frustraties heeft hij geprobeerd te ventileren – dénk ik. Het zag er allemaal nogal verontrustend uit, maar de inhoud interesseerde ons niet echt. Van een plaat of schilderij verwacht niemand een storyline, waarom dan van een film wel?

PORTNER: Men heeft ons vanwege ODDSAC verweten dat we met ons hoofd in ons eigen achterste zitten. Maar ik vind: een song als My Girls kan toch evengoed iemand over zijn nek doen gaan? Iemand die ons al kende van onze vroegere platen, bedoel ik dan. Zet twee mensen die fan zijn van Animal Collective bij elkaar, en er komt geheid mot van. (lacht) Nochtans: wij geloven oprecht dat er een publiek bestaat voor wat wij doen. Al is ons klankenpalet intussen wel zo breed dat je ons niet meer op één stijl kunt vastpinnen. De ene keer klinken we licht, de andere keer donker. Het is maar als je tegenstellingen door elkaar gebruikt dat ze tot hun recht komen.

Tussen disturbia en euphoria, dat is Animal Collective in een notendop.

PORTNER:(knikt) Ik praat er liever niet te veel over, maar dat heb je nu eenmaal met drugs. In een vingerknip ben je van het ene extreem in het andere beland. Sommige van de meest beangstigende momenten heb ik meegemaakt toen de euforie zo ver doorschoot dat ze ontspoorde: van geen kanten nog kunnen stoppen met lachen, niet van de gedachtentrein kunnen springen, niet kunnen kalmeren… Dat heeft váák tot paniekaanvallen geleid, hoor.

In hoeverre speelt geestverruiming nog een rol bij de totstandkoming van Animal Collectiveplaten?

WEITZ: Het antwoord op die vraag zal voor elk van ons wel verschillen. Het is misschien een uitgewoond excuus, maar ik redeneer: als ik mijn kind vanavond naar het ziekenhuis zou moeten brengen, blijf ik maar beter van de drugs af. Het leven is kiezen, hé.

PORTNER: Zelf hou ik het tegenwoordig liever plantaardig, de chemische dingen zeggen me niet veel meer. Maar aangezien studiotijd doorgaans zo krap bemeten is – én elk van ons vieren nuchter al freaked out genoeg doet (lacht) – raak ik tijdens het opnemen liever niks aan. Als je er je concentratie bij wilt houden, heb je aan that sort of stuff geen bal. Hey, nog een cliché: er is een tijd en een plaats voor alles.

CENTIPEDE HZ

Op 3/9 uit bij Domino.

DOOR KURT BLONDEEL

‘WAAROM MOETEN MUZIKANTEN EIGENLIJK ALTIJD EEN ‘SONG’ SCHRIJVEN? WAAROM GEEN LANDSCHAP, OF EEN ZONNIGE DAG?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content