‘Geen grotere klootzakken dan die van Metallica.’ Jeff Bridges alias The Dude zei het al in ‘The Big Lebowski’, maar om een of andere reden wil de groep ons daar nu met alle geweld ook zélf van overtuigen. Tijdens de opnames van hun jongste album ‘St. Anger’ mochten twee reportagemakers drie jaar lang ongestoord fly on the wall spelen: goed voor de lichtjes ontluisterende documentaire ‘Some Kind Of Monster’, over ego-oorlogen, groepstherapieën en ronduit obscene zelfingenomenheid. ‘Soms was het moeilijk om niet te walgen van onszelf.’ Door Wouter Van Driessche

Lars Ulrich: ‘Zullen camera’s onze intimiteit in de studio niet verstoren?’

‘SOME KIND OF MONSTER’ UIT OP DVD BIJ GLOBAL IMAGE

James Hetfield: ‘Intimiteit? Waar héb je het in godsnaam over?’

Het is januari 2001 en we zitten in een suite van het poepchique Carlton Ritz Hotel in San Francisco, waar de groepsleden van Metallica een voorstel van hun platenbonzen bespreken. Die willen de opnames van hun twaalfde studioalbum op film laten vastleggen om er achteraf een dvd’tje uit te trekken voor de fans. Aanwezig bij de discussie: zanger James Hetfield, drummer Lars Ulrich, gitarist Kirk Hammett en producer Bob Rock, die de inderhaast vertrokken bassist Jason Newsted vervangt. Ook present: reportagemakers Joe Berlinger en Bruce Sinofsky, die Metallica leerden kennen via hun spraakmakende reportage Paradise Lost, over drie hardrockfans die valselijk werden beschuldigd van een gruwelijke moord. En o ja: de ‘performance enhancement coach’(lees: psychiater) Phil Towle, die door Metallica’s management Q-Prime werd opgetrommeld om te verhinderen dat de groepsleden elkaar tijdens de opnamesessies de kop zouden inslaan.

Nieuw is het idee van psychologische bijstand voor muzikanten niet. Brian Wilson liet zich jarenlang mismeesteren door Dr. Eugene Landy, en eerder kropen ook Rage Against The Machine, Stone Temple Pilots en Aerosmith al bij een zielenknijper op de sofa. Voor Metallica is groepstherapie van 40.000 dollar per maand begin 2001 ook geen overbodige luxe. De groepsleden gebruiken interviews om elkaar het bloed van onder de nagels te pesten (Lars Ulrich in Playboy: ‘James is homofoob, maar volgens mij is hij zélf homo’), communiceren uitsluitend nog via hun advocaten, en hebben bassist Jason Newsted na jaren van psychologische terreur zo ver gekregen dat hij zélf uit de groep is gestapt. Bovendien zit ook muzikaal de mot flink in Metallica. Na The Black Album uit 1991 raakte de groep op onnavolgbare wijze de pedalen kwijt op Load, Reload en S&M – drie draken van platen, die hen hun laatste restje street credibility kostten. Het nieuwe album is er dan ook één van erop of eronder, zeker wanneer Lars Ulrich bij de politie een lijst indient van internetgebruikers die illegaal Metallica-songs downloaden, en fans van het eerste uur uit protest hun platen vernietigen.

Joe Berlinger en Bruce Sinofsky krijgen toestemming om de opnames te filmen en belanden zo op 24 april 2001 op de Presidio, een voormalige militaire basis waar Metallica inderhaast een studio heeft geïmproviseerd om het zichzelf ‘zo oncomfortabel mogelijk’ te maken. Van Phil Towle – een vijftiger met een bril en pastelkleurige sweaters die zijn uitgedunde haar over zijn kalende schedel kamt – hebben de groepsleden de opdracht gekregen om ‘naar hun gevoelens te luisteren’, hun ‘angsten onder ogen te zien’ en ’tijdig stoom af te laten’. Zanger James Hetfield doet dat door in zijn eentje een paar beren neer te knallen en wodka te gaan zuipen in Siberië (‘Ik begon met een liter ’s ochtends, het enige waar ik een beetje mee inzat, was dat ik niet thuis was voor de eerste verjaardag van mijn zoontje.’) Drummer Lars Ulrich trekt bij wijze van verzetje samen met zijn vrouw – anderhalve kop groter dan hem – naar Christie’s om zijn Basquiats en Karel Appels te laten veilen voor meer dan 10 miljoen euro (‘Sommige mensen parkeren hun geld op de bank, ik hang dat van mij liever aan de muur.’) En gitarist Kirk Hammett, veruit de meest beminnelijke van het drietal, trekt zich terug op zijn gigantische ranch om in een fuchsia hemdje paard te rijden, te surfen en zich in de leer van Boeddha te verdiepen (‘Ik probeer een voorbeeld te zijn voor de twee anderen, door mijn ego zoveel mogelijk te downsizen.’)

Toch gaat het op de Presidio al vrij snel grondig fout. De inspiratie is ver zoek, James Hetfield en Lars Ulrich ruziën als een koppel dat al 25 jaar te lang getrouwd is, en Kirk Hammett bewerkt zijn gitaar met een vibrator in een verwoede poging om er toch maar iets uit te persen dat op een melodie lijkt. Vrij naar een discussie die de sfeer in de studio nogal goed typeert:

James Hetfield: Ik zou een drum willen die wat meer, euh, solide klinkt.

Lars Ulrich: Je bedoelt: wat regelmatiger?

James Hetfield: Eigenlijk wel, ja, maar ik doe mijn best om solide te zeggen, omdat ik weet dat je van het woord regelmatig gaat janken.

Kirk Hammett: Komaan, kerels, hou daarmee op. We hebben betere dingen te doen dan op elkaars kap te zitten.

Lars Ulrich: Weet je, James, ik vind dat je gitaarpartijen – en ik wik mijn woorden – een beetje belegen klinken. Daarom probeer ik gewoon wat anders met mijn drums.

James Hetfield: Fuckin’ bullshit, man! Dat zeg je alleen maar om niet in de maat te moeten drummen. En trouwens: drummers moeten alleen maar drummen, geen commentaar geven op gitaarpartijen.

Lars Ulrich: Kan best zijn, maar ik zeg je dat de gitaren belegen klinken. B-e-l-e-g-e-n, ken je dat woord? Of zal ik het even voor je opschrijven?

Kirk Hammett: In godsnaam, knock it off. Laten we er in de studio een lap op geven in plaats van hier constant op elkaar te zitten afgeven.

Lars Ulrich: We zouden ook kunnen vechten, natuurlijk.

James Hetfield: Ik wil niet vechten.

Lars Ulrich: Nee, da’s duidelijk, jij bent al tevreden als je hier gewoon de lul kan komen uithangen.

Kirk Hammett: (Slaat met de vlakke hand tegen het voorhoofd, staart wanhopig naar het plafond)

James Hetfield: Weet je, jij helpt ons écht vooruit, Lars, daar ben je geweldig goed in. (Stormt de studio uit)

Op dag 44 heeft James Hetfield er schoon genoeg van. Hij verlaat de Presidio met slaande deuren en laat zijn collega’s weten dat hij een sabbatical neemt om op een geheime locatie voor onbepaalde tijd af te kicken van ‘alcohol en andere verslavingen.’ Lars Ulrich denkt – uiteraard – uitsluitend aan zichzelf (‘Dit is zo unfair! Ik voel me compleet buitenspel gezet!’), maar bij de platenmaatschappij beginnen ze zich stilaan ook zorgen te maken over de twee reportagemakers, wiens promofilmpje iets te verhullend dreigt te worden. ‘Toen James de deur achter zich dichtsloeg, dachten we: Geweldig!’, noteert Joe Berlinger achteraf in zijn boek This Monster Lives. ‘We hadden een dramatisch moment zonder weerga vastgelegd – als documentairemaker lééf je daarvoor. Tegelijk zaten we ook met een ongelooflijk probleem, want het was duidelijk dat de platenfirma nooit zou willen dat Metallica zo’n modderfiguur zou slaan.’ Berlinger en Sinofsky besluiten het probleem voor te leggen aan Lars Ulrich, die hen tot hun grote verbazing voorstelt om de platenmaatschappij voor 2 miljoen dollar uit de film te kopen, en de rest van de opnames zelf te financieren. ‘Had ik in Lars’ positie gezeten, met mijn hele levenswerk dat naar de haaien dreigde te gaan, dan had ik ons meteen aan de deur gezet’, aldus nog Berlinger. ‘ No way dat ik twee kerels met een camera in mijn buurt had verdragen, laat staan dat ik er zelf voor had betaald. Maar Lars zag heel goed in dat er zich een fantastisch verhaal aan het ontwikkelen was, ook al zou het bij momenten bepaald onflatteus zijn voor hem en voor zijn groep.’

Door het laken naar zich toe te trekken, verwerft Lars Ulrich in één klap het recht om de 1600 uren opname naar eigen goeddunken te sturen en te censureren, maar dat gebeurde volgens de documentairemakers niet. ‘Lars zei onmiddellijk: ôIk heb maar één regel: geen goedkope toestanden. Als het puur voyeurisme wordt of alleen maar dient om ons in verlegenheid te brengen bij onze echtgenotes, vliegen jullie er onmiddellijk uit. Maar voor het overige hebben jullie carte blanche.” Het enige taboe waren de verslavingen waarvoor James zich liet opnemen. We mochten zijn verblijf in de ontwenningskliniek wel vermelden, maar Kirk, Lars en Bob maakten ons van meet af aan duidelijk dat ze ons daar geen verder geen details over zouden geven.’

Terwijl James Hetfield zijn rehab eindeloos lijkt te rekken, blijven de reportagemakers de andere groepsleden volgen tijdens hun sessies bij Phil Towle. Zo draaien hun camera’s wanneer Lars Ulrich bij wijze van therapie de eerste ruwe demo’s aan zijn vader Torben Ulrich laat horen, een voormalig tenniskampioen én een dubbelganger van Gandalf uit The Lord Of The Rings (‘Als je ’t mij vraagt: deleten die troep. Precies een bende beginners die in een echokamer staan te roepen. Het slaat echt als een tang op een varken.’) Ook als Ulrich zijn ex-collega Jason Newsted belachelijk probeert te maken tijdens het optreden van diens nieuwe groepje Echobrain wordt alles genadeloos geregistreerd, net als bij de confrontatie tussen een ijzige Ulrich en een huilerige Dave Mustaine, die in 1983 uit Metallica werd getrapt wegens zijn alcoholmisbruik, en nadien Megadeth oprichtte. (‘Heb je je ooit eens in mijn plaats proberen stellen, Lars? Heb je je wel eens afgevraagd hoe ik me voelde? Dat zou ik nu wel eens willen weten, zie. Nu ben je wel Meneer De Drummer van het grote Metallica, maar wat is er met mijn kleine Deense vriend van vroeger gebeurd?’) Het beeld van de twee op de sofa is tragikomischer dan het meest tragikomische uit In De Gloria en Het Eiland samen.

Toch gaan de tenen pas écht krullen wanneer James Hetfield na bijna een jaar rehab in zijn monstertruck terugkeert naar het Metallica-hoofdkwartier. De onverbeterlijke macho heeft zich in de ontwenningskliniek getransformeerd tot een grote beer op sokken met een kort kapsel en een parmantig brilletje, die zijn tatoeages verbergt onder lange mouwen en zijn vierletterwoorden heeft vervangen door dure therapy speak. Om niet in zijn oude gewoontes te vervallen, wil de zanger meer tijd bij zijn familie doorbrengen en proberen ‘de best mogelijke vader’ te zijn. Opnamesessies worden teruggeschroefd tot vier uur per dag zodat Hetfield de balletlessen van zijn dochtertje kan bijwonen en tot groot ongenoegen van de andere groepsleden wordt beslist dat niemand anders langer mag werken (‘Ik wil niet dat jullie achter mijn rug dingen bespreken. Ik moet me nog een béétje betrokken voelen bij deze hele shit.’) De sfeer in de studio daalt weer snel beneden het vriespunt (Lars Ulrich: ‘ Fuck al die regels, dit is een rockband, weet je wel?’) waardoor Phil Towle zich genoodzaakt ziet om de plaats te behangen met goedkope zelfhulpwijsheden (‘Welcome To The Zone: Admission is believing!’, ‘Look the world in the eye’, ‘I am my own best friend.’) In de loop van het opnameproces begint de psychiater ook zonnebrillen te dragen en mee te schrijven aan songteksten, en wanneer hij aanstalten maakt om zijn huis in Kansas te verkopen om definitief naar San Francisco te verhuizen, krijgen de groepsleden – terecht – schrik dat hij zich allerlei illusies maakt. ‘Ik krijg de vervelende indruk dat Phil begint te denken dat hij deel uitmaakt van Metallica’, zucht Hetfield bloedserieus in een scène die uit een slechte komedie weggelopen lijkt. Maar het antwoord van de psychiater is zo mogelijk nog hilarischer: ‘Het feit dat jullie denken dat ik overbodig geworden ben, is een klassiek geval van ontkenning. Het bewijst alleen maar hoezeer jullie me hier nodig hebben.’

Uiteindelijk mag Towle blijven en wordt Some Kind Of Monster een tragikomische en bij momenten surrealistische blik achter de schermen van een corporate rock band vol man-kinderen in hun midlifecrisis die compleet vervreemd zijn van de gewone wereld. Naarmate de film vordert wordt het ook steeds moeilijker om niét aan Spinal Tap te denken, de onvolprezen heavy metalparodie van Rob Reiner die enkele maanden geleden zijn twintigste verjaardag vierde. Lars Ulrich citeert letterlijk uit de mockumentary wanneer hij de nieuwe songs vergelijkt met een ‘shit sandwich’. James Hetfield windt zich op over het feit dat een roadie een microfoon foutief gelabeld heeft met ‘Metllica’ (zie: ‘Spinal Pap’). Kirk Hammett vertelt bloedserieus dat hij ‘een voorbeeld van egoloosheid’ probeert te zijn voor zijn twee kompanen (Tap-bassist Derek Albion: ‘Ik zit tussen ijs en vuur, ik voel me net lauw water.’) En wanneer Bob Rock stelt dat Metallica nooit een permanente bassist zal vinden, zie je onwillekeurig de eindeloze reeks drummers van Spinal Tap de revue passeren (‘De eerste stikte in de kots van iemand anders, de tweede ontplofte spontaan, de derde…’)

Na goed tweeënhalf uur is niet helemaal duidelijk wàt Some Kind Of Monster nu precies zo ontluisterend maakt. De vaststelling dat uitgerekend Metallica – ooit de meest compromisloze groep ter wereld – een psychiater raadpleegt om de miljardenmachine draaiende te houden? Het feit dat Lars Ulrich zichzelf met zichtbaar genoegen een glas inschenkt terwijl James Hetfield – ooit zijn beste vriend – wanhopige pogingen onderneemt om nuchter te blijven? Het idee dat James Hetfield zijn teksten over Dood, Vernieling & Verderf inzingt met zijn éénjarig zoontje op zijn schoot? Het feit dat James Hetfield, Lars Ulrich en Kirk Hammett hun eigen action figures in de kerstboom hangen? De vaststelling dat zich halverwege de opnames twee vliegtuigen in de WTC-torens boren, zonder dat dat ook maar enigszins tot het drietal lijkt door te dringen? Lars Ulrich die roept dat hij geen ‘ fucking karikatuur’ van een rockster wil worden, maar al te veel karikatuur geworden is om te beseffen hoe de zaken ervoor staan? James Hetfield die uitgerekend een minkukel als Phil Towle zonder de minste ironie zijn ‘engel’ noemt? Nieuw aangenomen bassist Robert Trujillo die meteen na zijn auditie een miljoen dollar in de hand gedrukt krijgt, als ‘voorschot’ en ‘extra motivatie’? Manager Cliff Burnstein die het nieuwe materiaal komt beluisteren maar al na de derde song verveeld op zijn uurwerk begint te kijken? Niemand die de moed lijkt te hebben om de groep te vertellen dat St. Anger genadeloos werd neergesabeld in de pers? Het stuitende gebrek aan zelfrelativering van de Metallica-entourage? Of – nogmaals – Lars Ulrich die op het einde van de film stelt dat Metallica ‘getoond heeft dat het mogelijk is om negatieve muziek te maken met positieve emoties’, terwijl de documentaire krék het tegendeel bewijst?

‘Soms was het moeilijk om niet te wal-gen van onszelf’, bekende James Hetfield toen Some Kind Of Monster in première ging op het Sundance filmfestival. ‘Persoonlijk hou ik van geen enkele scène waar ik zelf in voorkom, maar dat doet me beseffen dat ik nog een lange weg te gaan heb.’ We wensen hem bij deze veel sterkte en – vooral – een nieuwe psychiater. l

Door Wouter Van Driessche

Bij de opnames is al vrij snel de inspiratie zoek, James Hetfield en Lars Ulrich ruziën als een koppel dat al 25 jaar te lang getrouwd is, en Kirk Hammett bewerkt zijn gitaar met een vibrator.

Naarmate de film vordert wordt het steeds moeilijker om niét aan Spinal Tap te denken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content