‘HAAT OORLOG, MAAR HOU VAN DE KRIJGER’

Met Hacksaw Ridge is Mel Gibson nu ook als regisseur terug. Het bloed druipt zelfs weer op gibsoniaanse wijze van het scherm.

Na zijn dronken tirades en gewelddadige vechtscheiding moest Mel Gibson een decennium lang op het strafbankje van Hollywood zitten in plaats van in de regisseursstoel. In het langverwachte oorlogsdrama Hacksaw Ridge brengt hij – tien jaar na Apocalypto, twaalf na The Passion of the Christ en eenentwintig na Braveheart – een hommage aan Desmond T. Doss, vertolkt door Andrew Garfield. Dat was een plattelandsjongen uit het zuiden van de VS die vanwege zijn christelijke geloofsovertuiging weigerde om tijdens WO II wapens te dragen, maar als hospik in dienst van Uncle Sam tientallen gewonde soldaten redde op het slagveld van Okinawa, onder wie ook enkele Japanners. Verwacht dus een pacifistisch pamflet waar niet alleen de ouderwetse Hollywoodheroïek, maar ook – zo kennen we Gibson – het bloed en de gruwel in dikke geuten af spat. Een gesprek over de film waarmee de gevallen Aussie – zestig inmiddels – zich hoopt te rehabiliteren.

Je hebt de regisseursstoel tien jaar moeten missen. Hoe heb je dat overleefd?

MEL GIBSON: Er zijn andere dingen die ik geen tien jaar zou kunnen missen zonder gek te worden. (lacht) Maar goed, je weet wat er gebeurd is, je leert ermee leven en je hoopt dat er nog een kans komt. Peter Weir, de regisseur met wie ik in het begin van mijn carrière Gallipoli (1979) heb gemaakt en die een van mijn leermeesters is, maakt ook soms tien jaar niets en wham, plots is hij daar weer. Ik bedoel maar: het is een vreemd vak. Producties komen en gaan, om allerlei redenen. Soms vind je zelf een film. Soms vindt een film jou, en dat is wat er met Hacksaw Ridge is gebeurd.

De film heeft jou gevonden?

GIBSON: Ik ben laat aan boord gekomen. Met dank aan producent Bill Mechanic, die dacht dat het een geknipte klus was voor mij. Ik heb altijd een zwak gehad voor projecten waar niemand anders zijn kont aan wil verbranden. Braveheart, The Passion of the Christ, Apocalypto: niemand zag die films zitten, hoewel ze allemaal succesvol zijn gebleken, en zo was ik de voorbije jaren opnieuw met enkele projecten aan het rondleuren. Ik was dat beu. Ik wilde werken en desnoods gun for hire zijn. Het script van Hacksaw Ridge was klaar toen Bill me vroeg en ik had maar drie maanden om de film voor te bereiden, wat gekkenwerk was. Dit is een grote oorlogsfilm, met veel figuranten en actiescènes, maar ook met een beperkt budget. Ik heb er flink aan moeten sleuren, maar ik ben tevreden met het resultaat. Ik denk niet dat je eraan kunt zien dat ik elke dollar heb moeten omdraaien, en hij heeft de ouderwetse, epische feel die ik zocht.

Wat zoek je nog als je een film maakt?

GIBSON: Wat telt, zijn de drie e’s waaraan een film moet voldoen: entertain, educate and elevate. In die volgorde. Ook al maakt Desmond vreselijke dingen mee aan het front, zijn verhaal moet entertainen. Er moet vaart in zitten, het moet opwindend en emotioneel zijn. Dat ben je aan je publiek verplicht. De volgende stap is educate, onderrichten. Je wilt de mensen iets bijbrengen over Wereldoorlog II. En stap drie is: verheffen. Er moet dus het liefst ook iets spiritueels in zitten, iets wat de menselijke conditie vat. Ik denk dat Hacksaw Ridge alle drie de e’s bevat.

Voor een ode aan een pacifist bevat de film wel érg veel bloederige scènes – uitpuilende ingewanden en rondspattende hersenen incluis. Zijn die ook educatief of spiritueel bedoeld?

GIBSON: Oorlog is geen pretje. Dit is geen documentaire, wel een op feiten gebaseerde fictiefilm. Maar je moet niet hypocriet doen, je moet durven te tonen wat de consequenties zijn van oorlog, van geweld. Dat ben je aan Desmond en alle veteranen verplicht. Het is een dualiteit die elke oorlogsfilm in zich draagt. Het is zoeken naar een balans. Daar bestaat geen objectieve graadmeter voor. Je kunt enkel afgaan op je instinct. Je wilt niet dat mensen overgeven of gillend de zaal uit rennen, maar je wilt ook niet dat ze er ongevoelig bij blijven, en denken dat het fake of vrijblijvend is. Het is nodig om mensen even bij het nekvel te grijpen en de gruwel onder de neus te wrijven. Alleen moet je dat geen twee uur aan een stuk doen.

Beschouw je Hacksaw Ridge dan als een antioorlogsfilm?

GIBSON: Je moet oorlog haten, maar je moet houden van de krijger. Dat is wat een goede oorlogsfilm hoort te doen. En dat doet Hacksaw Ridge. Ik heb bewondering voor Desmond en zijn makkers. Zelfs voor de Japanners, die ook maar hun land dienden en op het slagveld geworpen werden. In die zin zijn er al een paar goede antioorlogsfilms gemaakt. Ik denk aan Sands of Iwo Jima (1949). Of aan Objective, Burma! (1945) van Raoul Walsh, een van mijn favoriete regisseurs. Dat was een postoorlogsfilm, niet het typische heldendicht uit de jaren vijftig. Er zit geen enkele expliciete scène in die film, maar hij is eng in gedachten. Hij zit vol suggestieve horror.

De eerste reacties op Hacksaw Ridge zijn positief. Denk je dat je nu opnieuw vertrokken bent?

GIBSON: Ik hoop het. Maar in Hollywood telt uiteindelijk maar één ding: geld. Kwaliteit is niet voldoende. Dat volstond ten tijde van Braveheart wel nog. Als de film goed was, kwamen de mensen kijken. Nu zitten er vooral tieners in de zaal en die willen superhelden. Ik kan dus alleen maar hopen dat ze Desmond ook een superheld vinden, een van vlees en bloed, een die niet kan vliegen en geen spandexpakje draagt. Dat uitgerekend Andrew hem vertolkt (Garfield is vooral bekend van The Amazing Spider-Man, nvdr), vind ik best grappig. En hij gelukkig ook. (lacht)

– HACKSAW RIDGE

Vanaf 9/11 in de bioscoop.

door Dave Mestdach

‘Als je een oorlogsfilm maakt, wil je niet dat mensen overgeven, maar je moet ze wel de gruwel onder de neus wrijven.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content