GETEKENDE DICHTEN

Dat niemand ooit eerder op het idee gekomen is! Stripfestival Connecting the Dots koppelt dertig schrijvers aan dertig tekenaars met als opdracht samen een ‘graphic poem’ te schrijven. Twee van die duo’s vertellen hoe beeld en tekst tot pakkende poëzie samensmelten.

‘Welke schrijver is even prettig gestoord als Kim? En wie is het grafische evenbeeld van Stijn Meuris?’ Leuven Stript, de organisatie achter het festival Connecting the Dots, zocht en vond dertig schrijvers en tekenaars voor een grafisch-literair verbond. Bundels met getekende poëzie bestaan al een hele tijd. Alleen moeten tekenaars dan meestal aan de slag met bestaande gedichten, het liefst van goden uit het literaire pantheon, zoals Charles Baudelaire, Arthur Rimbaud of dichter bij huis J.J. Slauerhoff. Stripmakers raken bij zo’n opzet veelal verstrikt in de indrukwekkende verzen en verschuilen zich als slaafse illustratoren achter de tekst.

De ‘graphic poems’ van Connecting the Dots zijn anders. Ze mochten vertrekken van beeld of woord, zolang het resultaat maar beide bevatte. Dat de uitkomst geestverruimend verscheiden zou zijn, was te voorspellen aan de hand van de deelnemerslijst. Bij de schrijvers zitten volbloeddichters als Peter Verhelst, die eerder al de grafische dichtbundel Kers op tong liet verschijnen met beelden van het Bill-collectief. Ook romanauteurs krijgen een kans, zoals onze eigen PB Gronda en Saskia De Coster, met daarnaast eveneens jeugdschrijvers als Siska Goeminne, theateradepten als Dimitri Leue, stand-upcomedians als Wim Helsen of liedjesschrijvers als Frank Vander linden. Aan de beeldende kant vinden we gevestigde striptekenaars als Hanco Kolk, Luc Cromheecke, Serge Baeken en Jeroen Janssen, maar ook beginnend striptalent of zelfs illustratoren zonder stripervaring. De creativiteit van de duo’s kende weinig grenzen. Er doen zelfs geruchten de ronde over gedichten die zijn vormgegeven als standbeelden of pornografische installaties. Twee duo’s aan het woord.

JEF AERTS

JEF AERTS: ‘Toen het festival me voorstelde om een grafisch gedicht te maken, heb ik meteen toegehapt. Ik hou ervan om woorden met andere uitdrukkingsvormen te combineren. Zelf pas ik dat vooral toe in mijn muziek en mijn theaterteksten. Voorts vind ik het ook spannend om samen te werken met andere makers en te kijken wat de kruisbestuiving oplevert.’

‘Hoewel de organisatie Steven en mij aan elkaar heeft gekoppeld, hebben we achteraf gezien een heel vruchtbare samenwerking gehad. Ons grafische gedicht is ontstaan uit een pingpongspel: ik stuurde hem enkele flarden tekst, hij reageerde met beelden. Dat houdt in dat je af en toe moet bijsturen of herbeginnen, maar dat maakt het net boeiend. Mijn eerste verzen bevatten de frase ‘de aanraking van wolven’ – dat weekend was er een erg felle volle maan geweest. Gek genoeg zat Steven ook met het idee van een maan en wolven in zijn hoofd .’

‘Oorspronkelijk zag je een man en een vrouw in een kamer. De man speelde met het maanlicht en maakte met zijn handen wolvenschaduwen op de vrouw. Wat later stelde Steven voor om er een ballet van te maken. Dat vond ik fijn, omdat ik wel vaker dans in mijn teksten gebruik. In de nieuwe versie van ons gedicht zijn de tekeningen gestileerder, poëtischer. Je blijft in het ongewisse over wat er zich echt afspeelt en wat tot de verbeelding van de personages – of die van de kijker – behoort. Wat ik leuk vind in Stevens weergave, is het contrast tussen het afgemetene van klassiek ballet en het heel vleselijke dat hij in de lichamen en het kleurgebruik toont.’

Jef Aerts (39) schrijft proza, poëzie, theaterteksten en maakt muziek met zijn band Momomatique. Zijn recentste boeken zijn de dichtbundel Voor je er bent en de roman Rue Fontaine d’Amour. Dit jaar verschijnen zijn eerste twee kinderboeken bij Querido.

STEDHO

STEDHO: ‘Ik keek al lang uit naar een échte samenwerking met een schrijver. Ik had wel boeken van Marc de Bel verstript, maar toen was het materiaal al voorgekauwd. Ik moest het alleen nog zo goed mogelijk weergeven.’

‘Bij poëzie kunnen de woorden nogal fladderen en surreëel aandoen. Ik vond het net een uitdaging om de woorden in het beeld te verankeren. In mijn eerste versie waren de prenten letterlijker en daardoor rauwer. Maar ik vond dat er stilistisch te veel verschil was tussen de tekeningen. Toen ben ik, aangestuurd door Jefs woordje ‘balts’, op het idee gekomen van een paringsdans. De kleuren zijn vanzelf gekomen. Rood voor bloed en passie. Geel omdat ik het op geel papier getekend heb. Zo eenvoudig is het. Je ziet zelfs de structuur van het papier nog in het afgewerkte gedicht.’

‘De gezichten van de personages heb ik niet meteen verborgen. Dat begon toevallig, bij de eerste twee tekeningen van de vrouw. Ik heb het doorgetrokken omdat ik de expressie van de lichamen wilde laten uitgaan. Zelf heb ik geen specifieke danservaring, behalve dat mijn dochter van vier balletlessen krijgt. (Lacht) Na al die jaren als tekenaar ken ik wel iets van menselijke anatomie. Toch heb ik nog research gedaan voor de specifieke poses. De lezers moesten direct kunnen zien dat het om dans ging. Uiteindelijk heb ik de verzen er in een handschrift op gezet. Misschien associeer ik poëzie met geschreven teksten omdat ik als puber zelf met pen en papier probeerde te dichten. Plus: een handschrift maakt de woorden vanzelf persoonlijker.’

Steven Dhondt (38) tekende stripreeksen als De Kriegels en Pit en Puf naar de boeken van zijn oud-onderwijzer Marc de Bel, maar publiceert persoonlijker werk onder het pseudoniem Stedho. De woordeloze strip Ooievarken uit 2005 is zijn belangrijkste wapenfeit.

JOHANNA SPAEY

JOHANNA SPAEY: ‘Van nature ben ik een einzelgänger. Ik heb niet de gewoonte om te overleggen en pas in een laat stadium laat ik mijn projecten aan iemand anders lezen. Ik zag het graphicpoemproject dus als een sociale oefening. Ik heb ook meegedaan uit pure nieuwsgierigheid: het is een medium dat ik totaal niet ken.’

‘Over het thema waren Gerolf en ik het snel eens: WO I in Leuven. Ik heb hem meegetroond naar een grafkelder waar gesneuvelden uit de oorlog liggen. Dat leverde ons allebei genoeg ideeën voor beelden en woorden op, zodat we daarna weer beperkt ons eigen ding konden doen. Toch hebben we ook veel over het onderwerp gepraat. Ik heb een deel van mijn bibliotheek over de oorlog naar Gerolf versleept, zodat hij zich ook met fotomateriaal kon voeden. Ik vond het fascinerend om dat gade te slaan, omdat ik absoluut niet visueel ingesteld ben. Ik kan zelfs geen schilderij bekijken zonder eerst de titel te lezen. Ik heb het houvast van de woorden nodig.’

‘De teksten die we in de grafkelder vonden, hebben mij geïnspireerd voor mijn eigen korte teksten. Natuurlijk heb ik ook gebruikt wat ik al over de oorlog had geschreven. We hebben bijvoorbeeld Léon Schreurs – een soldaat die sneuvelde bij de verdediging van Leuven – erin verwerkt. Uiteindelijk hebben we de teksten samen op de juiste plaatsen in het beeld geplakt. Dat heeft er zelfs toe geleid dat ik sommige woorden nog heb aangepast.’

‘Voor mij was het belangrijk dat dit graphic poem geen eenrichtingsverkeer bleef. Het was van in het begin teamwork. En tot mijn verbazing moet ik het toegeven: deze ervaring smaakt naar meer.’

Johanna Spaey (46) debuteerde in 2005 met de literaire thriller Dood van een soldaat en won daar prompt de Gouden Strop en de Hercule Poirotprijs mee. In haar drie romans tot nu toe speelde WO I een belangrijke rol.

GEROLF VAN DE PERRE

GEROLF VAN DE PERRE: ‘Uit mezelf zou ik voor de tekst van zo’n opdracht nooit een schrijver zoeken. Ik begon de uitdaging te zien toen ik bedacht dat het misschien spannend zou kunnen worden om met een levende auteur samen te werken. Een dode, zoals Slauerhoff of Rilke, kan je niet tegenspreken. Johanna en ik vonden snel een onderwerp omdat haar thema de Eerste Wereldoorlog is en mijn Rilkeboek zich in 1910 afspeelde. Ik zat dus al in de juiste periode.’

‘Op een dag rond Allerheiligen ben ik met Johanna in een grafkelder afgedaald. Het grote beeld in ons grafische gedicht is een blik binnen in de kelder. De graven zijn er bedekt met medaillons en versjes, meestal heel gewoontjes. Eentje ervan inspireerde ons voor de rest van de tekst door de frase ‘in dezen killen grond’. Die zinsnede geldt immers evenzeer voor de doden in de graven als voor de soldaten in de loopgraven. Van ‘graven’ naar ‘loopgraven’ is in het Nederlands maar een kleine stap. Daarom hebben we beelden uit de loopgraven geïntegreerd in de muur van de kelder. Zo lijkt het alsof het personage zich mentaal steeds beter kan inbeelden wie er begraven ligt. Sommige mensen worden voorgesteld door een tekst, andere door een afbeelding. Elk vakje is een levensverhaal.’

‘De onderverdeling in vakjes is gedicteerd door de architecturale structuur van de kelder. In mijn schilderijen heb ik een voorkeur voor zo’n structuur, maar in strips hou ik net niet van de verdeling van een pagina in plaatjes. Dat heb ik al een tijd achter me gelaten. Toch zal een striplezer dit gedicht door de vakjesstructuur als eenvoudig leesbaar ervaren.’

Gerolf Van de Perre (47) is kunstschilder en maakte drie strips over China. Zijn eerste,

Steenstof, werd in 2004 bekroond met de VPRO Debuutprijs. Zijn vierde en recentste boek, Dichter in de massa, is een grafische interpretatie van R.M. Rilkes enige roman.

LEUVEN STRIPT – CONNECTING THE DOTS

Nog tot 30/5, Bibliotheek Tweebronnen, Leuven.

Alle info: leuvenstript.be.

Coverbeeld: Maarten de Saeger, bij ‘Meer neutraal weer’ van Stijn Meuris.

DOOR GERT MEESTERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content