Zelf ziet hij zich eindigen als een oude zaag. Zo’n brompot op een bankjein het park. Tot dan doet Tomas De Soete (33) vooral waar hij naar eigen zeggen het meeste in uitblinkt: lullen. ‘Desnoods tegen mezelf.’

Baaldagen. Je hebt ze in soorten.Eindeloze files richting Gentomdat een straal zon op een late weekdag de mensen massaal eningeolied naar een te kleinestrook zee lokt.

Baaldagen. Nog meer filesrichting Gent, omdat de mensen die niet op de strook zee raken naar de Gentse Feesten willen.

Baaldagen. Tomas weet tegenwoordig net iets te goed wat dat zijn. Het ritme van de ochtendradio went niet zo maar. ‘Toen ik eraan begon, heb ik lang naar het plezier van de ochtend moeten zoeken. Ik heb echt gevreesd dat mijn hersenen gewoon niet functioneren tussen zes en negen.’

Of het ooit went? Hoe langer het duurt, hoe groter de aanslag op dat deel van de hersenen dat optimisme, verdraagzaamheid en geduld regelt. ‘En ik ben al niet de meest verdraagzame mens. Ik erger me heel makkelijk. Iets te makkelijk.’ Maar kom, hij wil niet zagen. Zagen is voor later. Als we op een bankje in het park zitten en zeer gericht oude, harde broodkorsten naar de eenden mikken. Bovendien wil hij niet zagen over een baan die hij de mooiste ter wereld noemt. ‘Een beetje klappen op de radio: wie wil dat niet doen?’

Man van het moment

Als Tomas het doet, lijkt het alsof het geen moeite kost. Wat leuteren, een plaatje draaien, een beetje telefoneren, en nog wat leuteren. Het bijzondere is dat dat leuteren zelden oeverloos wordt. Het blijft grappig, strak en net voldoende gedrenkt in ironie. Het is geleuter waar een mens graag naar luistert en misschien is het daarom net iets meer dan leuteren alleen. ‘We moeten dat allemaal niet overschatten’, schuift Tomas deze poging tot filosoferen vakkundig van tafel. ‘Ik weet dat ik perfect vervangbaar ben, maar ik weet ook wat ik goed kan. Van in het begin had ik door dat ik het best functioneer als ik me nauwelijks kan voorbereiden en als wat er rond me gebeurt totaal onvoorspelbaar is. Ik moet het hebben van het moment, van de inval, van de snelle reactie.’

Dit totale gebrek aan voorbereiding wordt soms geïnterpreteerd als een pathologische vorm van luiheid. Dat is het niet, meent Tomas. ‘Als ik me kan voorbereiden, ontstaat de angst dat ik me niet voldoende heb voorbereid en dan verkramp ik. Het slechtste wat ik op de radio heb gepresteerd, is het nieuws lezen. Telkens als dat rode lampje aansprong, brak het angstzweet me uit. ‘Komaan, Tomas, gewoon lezen wat er staat en doen alsof je weet wat je aan het zeggen bent’. Maar dat is nu net het probleem: ik kan niet gewoon lezen wat er staat. Dan begin ik die zinnen op het moment zelf aan te passen en lees ik de belachelijkste dingen voor. Dat nieuws ging bij mij volledig de mist in. Het werd een soort humoristische rubriek, wat niet echt de bedoeling kan zijn. Het was de eerste keer dat ik echt twijfelde en dat ik dacht dat radio misschien toch niets voor mij was. Ik kon niet eens het nieuws lezen, stel je voor. Waarmee ik niet wil zeggen dat nieuws lezen gemakkelijk is. Integendeel. Goed nieuws lezen is een kunst. Een kunst die ik niet beheers.’

Datzelfde jaar – 2000 – stuurde Marc Coenen (toen StuBru-producer, nu directeur marktstrategie) hem met een microfoon frontstage op Werchter. En daar praatte hij de boel aan elkaar. ‘Het idee was om met een bandopnemer te werken, zodat ze die stukjes achteraf konden verknippen. Maar uiteindelijk kreeg ik enkel een microfoon mee. ‘De Soete, jij kan dat’, zei Marc Coenen. Anderen zouden verstijven van de stress, ik niet. Ik babbelde met de mensen die er stonden, trachtte de sfeer te beschrijven. Gewoon lullen. Daar is het begonnen.’

Heb jij het gevoel dat je bij Studio Brussel een nieuwe toon hebt gezet?

De Soete: (Hij nipt van zijn glas wijn en staart naar de regen) Je mag dat niet overroepen of overdrijven. Om met zijn tijd mee te gaan, moest radio interactiever en sneller worden. Mensen sms’en en mailen. Zij breken direct in de studio in en jij breekt direct in de huiskamer in. Interactieve radio was niets nieuws, maar de toon en het ritme zijn wel veranderd. Jan Hautekiet was geweldig in Hallo Hautekiet en ik vind dat programma nog altijd een monument, maar ik zweer het: als je sommige stukken opnieuw hoort, krullen je tenen. Dat was een taalpuritein die uitspraakfouten zit te verbeteren bij zijn luisteraars – zij het dan op een heel charmante en geestige manier. Toen sloeg dat aan, maar ik ben er zeker van dat ik niet moet beginnen over ‘je heet zo’ en ‘je hebt gewonnen’. Mensen zullen snel zeggen: ‘Zeikerd, houd daarmee op.’ Trouwens, ik geloof niet dat ik tien jaar geleden zo bijzonder was. Mijn bewijsdrang was enorm groot, maar of ik daardoor goede radio maakte? Ik weet het niet. Ik denk dat ik net iets te veel de coole wilde zijn. Mijn ironie neigde nogal vaak naar cynisme.

En cynisme werkt niet op de radio?

De Soete: Toch niet op de radio die wij willen maken. Het was Wim Oosterlinck die me daarop wees. Hij was de producer van mijn laatavondprogramma Tomas en op een bepaald moment zei hij: ‘Tomas, ik ben gestopt met cynisch te doen. Ik heb besloten dat het niet werkt.’ Ik vond dat stom. Cynisch of niet, dacht ik, je bent jezelf. En als je een nummer draait dat je werkelijk om bij te huilen vindt, mag je dat gerust zeggen. ‘Neen’, zei hij. ‘Als je echt het vertrouwen wil winnen van pubers die met rode oren onder hun deken liggen te luisteren’ – want dat was zo’n beetje de doelgroep van dat programma – ‘dan mag je geen muur bouwen en mag je niet altijd je grappige haha-antwoord klaar hebben.’Tot dan had ik eigenlijk vooral radiogemaakt voor mijn eigen vrienden en wilde ik dat zij mij geweldig zouden vinden. Het heeft even geduurd, maar de dag waarop ik gestopt ben te proberen de coolste van de bende te zijn, ben ik een veel beter radio-maker geworden. Het is tegelijk de evolutiedie Studio Brussel heeft doorgemaakt. Van Parels voor de zwijnen – wat het vroeger was, naar Life is music.

Een grote muil

Het waren lef en liefde die hem bij de radio brachten. Liefde voor een medium waarbij je met twee keer niets een wereld kunt oproepen. ‘Dat is waarschijnlijk het meest fantastische. Ik herinner me nog goed een filmpje waarin je zag hoe Hugo Matthysen en Bart Peeters Het Leugenpaleis maakten. Peeters rolde met speelgoed van zijn kinderen over de tafel, Matthysen rinkelde met wat keukengerei of knisperde met aluminiumfolie over de microfoon. Als kind zat ik ook de hele tijd tapes en bandjes in elkaar te knutselen. Als we op reis gingen, maakte ik cassettes met muziek en interviewde ik mijn broer. Of ik bouwde een studio met weinig katholiek aan elkaar verbonden elektrische toestellen zodat de zekeringen in het hele huis sprongen. Het gekke is dat je die fascinaties uit je kindertijd plots vergeet als je voor een studiekeuze wordt geplaatst. ‘Ik zal maar universiteit doen’, dacht ik als achttienjarige, om dan te beseffen dat het dat vooral niet was.’ En dus werd het het Rits. Een wilde gok. En ook uit jeugdsentiment. Al beseft hij stilaan waar zijn talent mogelijk vandaan komt. ‘Mijn vader heeft een mooie stem en hoort zichzelf graag bezig. Hij luistert vaker dan ik denk en soms voel ik op een mooie manier een beetje afgunst in zijn stem – genre:’Dju, toch leuk dat je doet wat je graag doet.’ Hij moest thuis met die zever niet afkomen. Hij is psycholoog geworden, maar ik kan me inbeelden dat er een acteur of een ander entertainer in hem schuilt.’

In het laatste jaar bood Tomas zichzelf met Bram Vandendriessche aan bij wat toen Frituur Victoria heette om reportages te maken. Ze dachten dat ze het konden. Meer nog: dat ze het goed konden, zelfs beter dan wat er gemaakt werd. Dat was het gedeelte lef – de lef die wel eens naar overmoed overhelde. ‘Ik heb altijd een iets te grote muil gehad voor het ei dat in mijn broek zat’, zegt hij. ‘Ik kan enorm veel schrik hebben om af te gaan, maar dat compenseer ik dan door gigantisch uit mijn nek te kletsen. Het heeft te maken met in je broek schijten op het podium, maar tegelijkertijd niet kunnen wachten om op dat podium te gaan staan. De eerste keer dat ik moest presenteren – Was het nu 70, 80 of 90? – was ik enorm zenuwachtig. Ik was ervan overtuigd dat ze heel snel zouden doorhebben dat ik me straffer had voorgedaan dan ik was. De eerste jaren had ik dat gevoel heel erg. Ik verwachtte dat ze me ieder moment zouden ontmaskeren, dat ze zouden ontdekken dat ik toch niet zo goed was als ik beweerde of liet uitschijnen.’

Maar het ging opvallend vlot. Tomas verhuisde van de late avond naar de middag en van de middag naar de vooravond. Radio leek zijn hoogstpersoonlijke speelterrein waarop hij naar hartenlust ronddolde. ‘Ondertussen weet ik wat ik kan, maar soms overvalt me nog steeds een soort onzekerheid. De vraag of ik goed genoeg ben, blijft actueel. Ik ben een enorme twijfelaar. Het nadeel is dat ik moeilijk kan beslissen, het voordeel is dat het me behoedt voor al te foute beslissingen. Als ik te lang wacht, weet ik dat ik het niet moet doen.’

En dus zien we jou slechts zelden als ster van het moment op de televisie?

De Soete: Iedere vraag om iets te doen, streelt je ego. Maar ik ben een te grote angsthaas om zo maar op alles ja te zeggen. Als iemand me voorstelt een zotte show te doen waarbij ik vooral op tijd in de studio moet zijn en verder niets, dan denk ik: neen, dankjewel. Ik wil het mee in de hand hebben. Het belangrijkste bij televisie is: met wie maak je het programma? Wie zit er achter de knoppen? Bij radio heb je het genoegen met mensen samen te werken, maar je hebt demachine zelf in de hand.Als je alle platen wegsmijten enkel nog ‘whaaa’ in de microfoon roept, dan is dat jouw beslissing. Waar ik wel watjaloers op ben, is de grotere tastbaarheid van televisie. Een radioprogramma zal niet snel opnieuw uitgezonden worden. Bij televisie zijnherhalingen geen uitzonderingen.

Radio is te vluchtig?

De Soete: Ik mis soms een concreet resultaat van een dag werk. Je praat, het gaat de ether in en komt al dan niet aan bij de mensen. Af en toe denk ik: ik was beter meubelmaker geworden. Dan staat er ten minste een kast op het einde van de dag en dat is dan het resultaat van noeste arbeid. Radio maken kun je bezwaarlijk noeste arbeid noemen. Bovendien is het zo vluchtig en relatief dat je denkt: even a monkey can do it. Je troost je dan met de gedachte dat je hier en daar een mens blij hebt gemaakt of dat je iemand van zijn pesthumeur hebt afgeholpen. Dan nog: het is allemaal snel weg. Een beetje zoals bij een chef-kok. Die staat uren in de keuken, zijn zaad is morsdood van de hitte van de bakplaten, de mensen eten zijn maaltijd op en al dat lekkers verandert in stront. Het is geen resultaat om trots op te zijn, maar de mensen hebben wel eenfijne tijd gehad. En dat isal heel wat.

Misschien wel alles?

De Soete: Daarom moet je proberen jezelf iedere dag te verbeteren. Het is ook de reden waarom ik niet langer herhaal op de radio dat ik moe ben. Een mens heeft daar ’s ochtends geen boodschap aan. Die wil vrolijk aan het werk. Maar ik weet wat mijn zwakheden zijn: ik ben een enorm slordige radiomaker. Omdat ik zo weinig voorbereid, geraak ik vaak in tijdnood en is het fysiek onmogelijk om alles te doen wat ik hoop te doen. Het is een evenwicht zoeken tussen een zekere vorm van voorbereiding en een aanvaardbare dosis slordigheid en spontaneïteit. Ook op het vlak van ‘hoe presenteer ik op een goede manier de ochtend’, heb ik nog veel bij te leren.De dag waarop ik dat niet meer heb en ik niet het gevoel heb dat ik nog kan groeien,is het tijd voor iets anders.

Met de ochtend zit je pal in de concurrentiestrijd. Stimuleert je dat?

De Soete: Zoals steeds was ik in de eerste plaats bang. Peter Van de Veire is een enorm getalenteerd radioman. Hem opvolgen op Studio Brussel was iets waarvoor ik al redelijk hard in mijn broek deed en dan te mogen vaststellen dat hij met een nieuwe zender pal tegenover mij kwam te staan, dat was niet niks. Ik heb ook van in het begin beseft dat ik geen Grote Tomas De Soete Ochtendshow moest proberen te maken. Ik ben Peter niet. Ik ben dicht bij mezelf gebleven in de hoop dat de mensen niet massaal zouden afhaken. Dat ze dat niet gedaan hebben, heeft minder met mij dan met de muziek te maken. Want daar draait het toch om: Peter mag nog zo straf zijn, hij kan op MNM niet doen wat hij op Studio Brussel deed. Natuurlijk overlapt het vaak. De mensen die wij bellen, zijn ook de mensen die MNM of Q-Music belt, maar het gaat om het verschil in toon en vragen. Ik vind het ook boeiend te zien hoe fel die gasten bezig zijn met om ter hardst door de megafoon te brullen – ‘Ik ben in een pot choco gaan zitten!’ ‘Ik hang aan een ketting!’ – en ik? Ik draai gewoon plaatjes en vertel wat er gebeurt in de wereld, samen met Linde Merckpoel. Dat ligt in mijn aard. Als ik merk dat er twee tegenover elkaar staan te brullen, ga ik rustig in een hoekje wachten tot ze uitgebruld zijn. Nog harder brullen zou belachelijk zijn. Ik vind het een prettig gevoel dat ik niet hoef te schreeuwen.

Wat was er eigenlijk eerst: de liefde voor muziek of de liefde voor radio?

De Soete: Als ik aan radio van vroeger denk, denk ik vooral aan de Taalstrijd. Hoe die gasten met taal omgingen, zal wel inspirerend gewerkt hebben. Muziek is er in mijn herinneringen altijd geweest. Van de Brelcollectie van mijn vader tot de New Beat die ik op zolder bij een vriend beluisterde. Zoals iedere zeventienjarige heb ook ik in een groepje gespeeld. Autopilot, een kloon van de Portables. Dat was niets om werkelijk ernstig te nemen, zeker niet met mij als drummer. Ik kan geen noot muziek lezen en dat is volledig mijn eigen verdienste. Ik had van die ouders die hun kinderen altijd enorm steunden in om het even welke interesse die ze ontwikkelden. Mijn broer wilde ponyrijden en hop, hij kreeg een tok. Ik was geïnteresseerd in muziek en dus stuurde mijn moeder me naar de muziekschool. Dat was spijtig genoeg geen succes wegens een wel erg slechte muziekleraar. Hij verstond de kunst iedere interesse vakkundig dood de knijpen door alles wat misschien fijn zou kunnen zijn toch vervelend te maken. Nu vind ik het wel stom dat ik niet harder heb doorgebeten. Ik tokkel heel graag op instrumenten, maar ik kan enkel drum spelen omdat ik de basis van de muziek niet beheers. Het zijn zulke dingen waarbij je soms eens stilstaat. ‘Wat-als-dan-misschien’, zulke nutteloze gedachten. Wat als ik toch universiteit had gedaan? Misschien zat ik dan ook bij de radio en kon ik ten minste een deftig gesprek voeren over de Belgische politiek? Of had ik in plaats van naar gekke hoorspelen in het Scandinavisch te luisteren wat beter mijn best gedaan voor Frans of Engels, dan was ik nu een ware polyglot.

Grumpy old man

Maar kom, we zouden niet zagen. Zagen is voor later. Al heeft Tomas er een natuurlijke aanleg voor. Voor zagen en ergernissen. ‘Ik moet een filter inbouwen, mezelf kalmeren. Ik kan me werkelijk aan allesergeren. Aan bomma’s die op oudejaar aan de kassa van de supermarkt staan en er mee voor zorgen dat het niet vooruitgaat! In het verkeer ook. Ik ben in staat iemand in de middenberm te knallen, ook al ben ik zelf niet de meest hoffelijke chauffeur. Ik ben op veel vlakken een egoïst.’

Hij grinnikt en vraagt of ik het programma Grumpy Old Men ken? Veertigers en vijftigers die over alles een mening hebben en daar op meestal humoristische wijze over mekkeren. ‘Ik kan me daar voor een jonge dertiger iets te veel mee associëren. Waarschijnlijk eindig ik als zo’n oude zaag. De grens tussen zagen en je op een grappige manier ergeren is soms erg dun.’

Werkt het vaderschap als antigif tegen te veel ergernis?

De Soete: Het komt in ieder geval je emotionaliteit ten goede. Je wordt een beetje een week ei dat begint te snotteren bij een film als Bambi. Je doet ook minder snel lacherig over zieke kinderen. Vroeger had dat minder impact, nu kan ik daar echt geen grap over maken. Je denkt gewoon wat dieper na. Ik heb lange tijd gedacht: het leven is als een mand vol appelen en je kunt twee dingen doen. Elke dag een mooi blinkende appel nemen of de appel eten die al een beetje geblutst is. In het laatste geval eet je misschien meer appels, maar zijn ze al een beetje rot. In het eerste geval is elke appel een belevenis. Ik hoef niet oud te worden, dacht ik, zo lang ik me maar amuseer en in tussentijd niet te veel mensen kwaad berokken. Dan word je vader en verandert alles. Vanaf de eerste minuut wil je dat dat kind niets overkomt en wil je ervoor zorgen dat het al het beste kan meemaken. Plots ontdek je wat bezorgdheid en mededogen zijn. En je denkt: ik moet nu echt stoppen met roken want ik wil mijn kinderen zien opgroeien.

Zijn lief komt binnen. De tijd dat ze elkaar zien is zeer afgemeten en beperkt. ‘Meestal moet ik naar bed.’ Hij grijnst en nipt van zijn glas. ‘Nog iets waarvan ik dacht dat het anders zou lopen: in tegenstelling tot mijn ouders zou ik niet scheiden. Ik wilde aantonen dat het wel mogelijk was. Niet dus.’ En dan? ‘Daar krijg je gigantische schuldgevoelens van. Tegenover je ex, maar vooral tegenover je kinderen. Daarom vind ik het belangrijk te beseffen dat ik zelf uit een gelukkig gescheiden gezin kom. Ik heb er geen nareervaring aan overgehouden. Het heeft me geleerd dat er altijd iets onverwachts kangebeuren en dat het belangrijk is vooral je eigen weg te zoeken en te volgen.’

Volgende weekTrixie Whitley

Door Tine Hens / Foto’s Jurgen Rogiers

‘Vroeger maakte ik cassettes met muziek en interviewde ik mijn broer. Of ik bouwdeeen studio met weinig katholiek aan elkaar verbonden elektrische toestellen zodat de zekeringen in het hele huis sprongen.’

‘Radio is zo vluchtigen relatief dat je denkt: even a monkey can do it. Je troost je dan metde gedachte dat je hier en daar iemand blij hebtgemaakt.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content