Verkijk u niet op de namen van gastzangers Jack White en Norah Jones op de hoes: de echte sterren van Rome zijn Danger Mouse en Daniele Luppi. Niet de zoveelste samenwerking, maar een liefdesverklaring van twee zielsgenoten aan de muziek waarmee het voor hen allemaal begon: Ennio Morricone en de Italiaanse soundtracks van de sixties. ‘Dit is de missing link in mijn carrière.’

Hij tilde de samplekunst naar een hoger niveau met The Grey Album, een mix van de witte van The Beatles en de zwarte van Jay-Z. Hij producete Demon Days, het genres doorbrekende meesterwerk van Gorillaz. Hij scoorde als Gnarls Barkley met Cee-Lo Green een wereldhit met Crazy. Hij bezorgde Beck zijn beste reviews in jaren. Hij zat achter de knoppen bij de doorbraak van The Black Keys. En ondertussen maakte hij bijzonder fijne plaatjes met de crème van de alternatieve hiphop en indie, van MF Doom (DangerDoom) tot The Shins’ James Mercer (Broken Bells) en het betreurde Sparklehorse ( Dark Night of The Soul). Kort samengevat: het is niet dat Danger Mouse, het alias van Brian Burton, sinds 2004 heeft stilgezeten.

Komt nog bij dat hij in het geniep al vijf jaar aan een eigen project bezig was: Rome. Geen idee waar hij de tijd vond, maar samen met de Italiaanse filmcomponist Daniele Luppi, het goed bewaarde geheim achter de fantastische arrangementen van Gnarls Barkley en Broken Bells, werkte hij aan een plaat op basis van hun gedeelde liefde: Italiaanse filmsoundtracks van de jaren 60. Zonder dat iemand er weet van had, trok het tweetal van tijd tot tijd naar Rome om er in de oude Forum Studios hun ding te doen met een klein leger muzikanten, onder wie gastzangers Jack White en Norah Jones. Resultaat van zoveel ijver: een rijk georkestreerde plaat met tijdloze allures, zo sferisch dat je de tumbleweeds voelt passeren. En verrassend: zónder de typische drumbeat waarmee Danger Mouse tot nu school heeft gemaakt.

De plaat is erg stijlvol, en dat is ook hoe Burton zich presenteert als we hem in het Londense Soho te spreken krijgen. Strak in een grijs pak met das gestoken, als een Marcello Mastroianni met krullenbol. Wellicht geen toevallige referentie: Danger Mouse stond in het verleden al op het podium in kostuums van de Tinnen Man uit The Wizard of Oz, Alex uit A Clockwork Orange of Yoda uit Star Wars. De man kent zijn filmklassiekers.

En een bijzonder beleefd heerschap is hij, van het soort dat zijn zonnebril afzet als hij een journalist te woord staat. Burton mag dan ’s werelds hotste producer zijn – hij heeft net de nieuwe U2 afgewerkt – hij blijft een gentleman, aimabel in de omgang , genuanceerd en beredeneerd in zijn antwoorden. Alleen: voor sappige quotes hoef je niet bij hem te zijn. Hij spreekt met de terughoudendheid van een man die zichzelf al een keer te veel gegoogeld heeft en gezien heeft hoe woorden op het web een eigen leven kunnen leiden – het nadeel van door de blogosfeer voortgestuwd te zijn wellicht.

‘Gelieve ons niet te veel als freaks af te schilderen’, zegt Burton als we aan tafel aanschuiven. ‘We zijn zo lang met deze plaat bezig geweest dat we onszelf soms verliezen in de details – eindeloze reeksjes namen van obscure soundtracks en stokoude Italiaanse muzikanten. Terwijl het niet noodzakelijk een plaat voor soundtrackfetisjisten is: het is een popplaat.’

Ik was van plan om te zeggen dat dit een nieuwe richting in je carrière was, tot ik je platen met Gnarls Barkley en Sparklehorse nog eens opzette. Italiaanse sixtiessoundtracks lopen als een rode draad door al je werk, alleen heeft niemand het ooit opgemerkt.

Brian Burton: Ik noem deze plaat wel eens de ‘missing link’ in mijn oeuvre. Jaren heb ik met hand en tand proberen uit te leggen aan journalisten dat ‘hiphop’ een vreemd woord was om op mijn muziek te plakken. Oké, The Grey Album was een sampleplaat, maar het was niet door hiphop dat ik muziek ben beginnen te maken. Daar zat pakweg Morricone voor veel meer tussen.

Toen ik achttien was, volgde ik een vak filmgeschiedenis op school. Vooral de Italiaanse westerns van Sergio Leone fascineerden me. Van daar was het maar een kleine stap naar het werk van Morricone – niet alleen zijn bekende westernsoundtracks, maar ook obscuurdere stuff als Il Giardino Delle Delizie. Meteen daarna ben ik zelf muziek beginnen te maken. Je zou mijn eerste opnames uit 1998 eens moeten horen: die klinken meer als Rome dan alles wat ik sindsdien gedaan heb. Op de meest kinderlijke manier probeer ik Morricone te imiteren. (Met een bemoederende stem) ‘Oh, kijk, wat hij met de akkoorden en de melodie probeert te doen, hoe schattig!’

Op een manier heb je je grote doorbraak aan de Italiaanse sixties te danken: ‘Crazy’ was gebaseerd op een sample van Gianfranco Reverberi’s soundtrack voor ‘Django’.

Burton: Hoe ben je dat te weten gekomen?

Whosampled.com.

Burton: (Lacht) Dan zal het wel kloppen. Neen, serieus: tot Rome was dat de enige manier om die fantastische Italiaanse soundtracks in mijn muziek te verwerken. Je moet weten: ik ben niet klassiek geschoold, ik kan geen noten lezen. Voor ik Daniele leerde kennen, kon ik de dingen die ik in mijn hoofd hoorde niet eens op papier zetten. Dus moest ik wel samplen. Toen ik Daniele’s debuut hoorde, An Italian Story, dacht ik meteen: ‘Dát is de man met wie ik moet samenwerken.’

Ergens was dat ook een grote motivatie voor deze plaat. Iedereen ziet me als de sampler/dj-muzikant. Ik wilde absoluut bewijzen dat áls ik de middelen had, ik de dingen op een heel andere manier zou aanpakken. Geen samples meer, maar echte strijkers en blazers. Zo van: ‘Zie je wel dat ik het kan.’

Je ging er wel erg ver in: je nam ‘Rome’ volledig analoog op in de oude Forum Studios, gesticht door Morricone, en met de originele bezetting die de soundtrack van ‘The Good, The Bad and The Ugly’ inspeelde. Gewoon om te bewijzen dat je het kón?

Burton: Dat was zeker een van de redenen. De rebel in mij, zeker? Ik weet dat het niet zou mogen, maar ik heb me altijd gestoord aan de mensen die zeiden dat The Grey Album niet ‘origineel’ was. Ik zou me niet mogen laten leiden door wat andere mensen van mijn muziek denken – en zeker journalisten niet. Maar dat lukt me maar half. Ik ben een grote muziekfan en door de aard van mijn beroep zijn de meeste andere muziekfans met wie ik praat nu eenmaal journalisten. Dat is wellicht waarom ik het me zo hard aantrek.

Was het ook voor een stuk een eerbetoon om het zo te doen?

Burton: Rome is geen hommage, als je dat bedoelt. We wilden niet de soundtracks van voorheen imiteren om te tonen dat we precies hetzelfde konden doen. We wilden echt iets nieuws maken – daarom ook dat ik Jack en Norah erbij heb gehaald.

Weet je, je kunt niet ontkomen aan de muziek waarmee je bent opgegroeid. Als je in je jeugd verslingerd bent aan The Beatles, zal in alles wat je daarna maakt de invloed van The Beatles te horen zijn. Dat wil niet zeggen dat alles wat je maakt een hommage aan de Fab Four is, maar die invloed krijg je er nooit meer uit.

Toevallig dat je net over die groep begint: net als The Beatles ben je niet echt tuk op toeren. Je zit liever in de studio dan op een festivalpodium – een uitzondering in de hedendaagse muziekwereld.

Burton: Ik kan een paar maanden live spelen, maar daarna wil ik weer iets nieuws maken. Op dat vlak spiegel ik me wel aan hen, ja. Ze waren de grootste band in de wereld en toch bleven ze zichzelf pushen, gaven ze het toeren op om te experimenteren met geluid. Dat is bewonderenswaardig.

‘Muzikaal heeft niemand de carrière waarnaar ik naar op zoek ben, daarom spiegel ik me aan filmregisseurs’, zei je in het begin van je carrière. Herinner je je die quote?

Burton: Zeker. Dat was zes jaar geleden in The New York Times. Hij blijft me achtervolgen: journalisten halen hem altijd uit zijn context. (Lacht) Maar ik sta er nog altijd achter. Het ding is: als je jezelf een ‘auteur’ noemt, denken mensen dat je jezelf op een piëdestal plaatst. Alsof ik een poppenspeler ben die zijn muzikanten als marionetten bestuurt. Dat is niet wat ik bedoel: voor mij betekent het dat ik een bepaalde visie in mijn producties wil steken en dat er dus altijd een stuk van mezelf in zit – van The Black Keys tot Beck.

Plus: ik heb geen behoefte om in een band te zitten die plaat na plaat uitbrengt. Dat is prima voor wie dat wil, maar het is niet mijn ding. Ga mijn carrière er maar op na: er zijn een paar mensen met wie ik twee platen heb gemaakt, maar ik zal nooit dezelfde artiesten opnieuw en opnieuw produceren. Te veel hetzelfde doen interesseert me niet. Ik ga liever van project naar project – als een regisseur, dus.

Je volgende is U2, een samenwerking die me compleet verraste, eerlijk gezegd. Was het voor jou een voor de hand liggende keuze?

Burton: (Kurkdroog) Dat is een iets te persoonlijke vraag om op te antwoorden. Ik ben geflatteerd dat ze het gevraagd hebben: dat is alles wat ik erover wil zeggen. Ik praat pas over de dingen als ze klaar zijn.

Laat me het dan anders verwoorden: kun je een auteur blijven als je een reusachtige machine als U2 producet?

Burton: Dat is misschien niet het woord dat ik daar zou gebruiken. Ik denk dat ik altijd wel een invloed heb als ik een groep produceer, maar ik denk dat je aan hen moet vragen hoe groot die dan is. Of vraag het me opnieuw als ik 65, humeurig en veel te eerlijk ben: misschien krijg je dan een antwoord. (Lacht) Tot dan zal ik over zulke dingen heel politiek correct blijven.

ROME

Nu uit bij EMI.

DOOR GEERT ZAGERS

‘Iedereen ziet me als de sampler/dj-muzikant. Ik wilde absoluut bewijzen dat ik het ook met echte strijkers en blazers kan.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content