‘Al die acteurs met een erectie zo groot als de Eiffeltoren: ik word daar echt ziek van.’ Arno is dit najaar te zien in de Franstalige film ‘Komma’, en dat zullen we geweten hebben. ‘Ik ben vervloekt.’

In Komma – Zweeds voor ‘geheugen’ – speelt Arno de mythomaan Peter De Wit, die op een dag wakker wordt in het mortuarium van een ziekenhuis. Hij valt voor de charmes van Lucie (co-scenariste Valérie Lemaître), een vrouw met geheugenverlies met wie hij een nieuw leven probeert op te bouwen.

De Wit is Arno’s eerste hoofdrol sinds hij in 1987 de motorfreak Chico speelde in Skin van Guido Henderickx. Aanvankelijk had hij geen zin in een nieuwe film, zegt hij: ‘Ik hou niet zo van het filmwereldje.’ Maar voor het langspeelfilmdebuut van zijn Brusselse kennis Martine Doyen maakte hij een uitzondering, en meteen tekende hij ook voor vier andere rollen.

Arno: Ik doe dat wel graag, hoor, acteren. Ik hou gewoon niet zo van de opgeklopte sfeer die rond films maken hangt. Voor Komma ging ik naar Cannes en daar lag ik elke avond om middernacht in mijn bed. Dat was nog nooit gebeurd. Maar al die acteurs die daar rondliepen met een erectie zo groot als de Eiffeltoren… Ik werd daar echt ziek van. Fuck the motherfuckers! Als een film goed is, is dat enkel en alleen de verdienste van de regisseur.

Het personage van Peter De Wit zit je als gegoten. Alsof het speciaal voor jou werd bedacht.

Arno: Mijn boekhoudster zei just hetzelfde, zij dacht zelfs dat Komma speciaal voor mij was geschreven. Maar ik zweer op mijn twee bonbons dat het niet zo was. En ik zweer bijna nooit op mijn bonbons, daarvoor zie ik ze te graag. Ik heb mezelf ook niet gespeeld, zoals ik na iedere film over mezelf moet lezen. Integendeel, ik heb mijn best gedaan om zo weinig mogelijk mijzelf te zijn. Martine zei dat ook altijd: ‘Speel vooral niet Arno!’ ‘Probeer zelfs niet te lopen zoals Arno.’

Martine Doyen: Dat was inderdaad mijn grootste zorg. Arno mocht zichzelf niet zijn, hij moest Peter De Wit worden. En dus liet ik de costumière een heel gecentreerd pak maken, en kamden we zijn haren heel strak achteruit, compleet on-Arno. Vind je niet dat hij doet denken aan de jonge…

Richard Gere?

Doyen: Jaaa! Het is ‘m echt helemaal, niet? (lacht)

Arno: Richard Gere, mon cul. Richard Gere is een homoseksueel, ik ben een lesbienne. Hoeveel keer moet ik dat nu nog zeggen?

In de openingsscène word je wakker in een mortuarium, geronnen bloed onder je neus. Is dat niet vreemd: je eigen dood spelen?

Arno: Nee, ik heb daar geen seconde bij stilgestaan. Ik heb iedere ochtend het gevoel dat ik opsta uit mijn graf. Alleen is het meestal niet mijn neus die bloedt, maar iets anders.

Je hart, bedoel je.

Arno: Dat ook, ja. (lacht)

Doyen: Ik kreeg die openingsscène cadeau van een clochard die een tijdlang aan mijn voordeur zat. We geraakten aan de praat, en op een dag vertelde hij me dat hij wakker geworden was in het lijkenhuisje van een hospitaal. Na een alcoholvergiftiging was hij blijkbaar per vergissing dood verklaard, en opgebaard in een laken. Na zijn ‘verrijzenis’ had hij in paniek een nachtwaker neergeslagen, en was hij weggevlucht in diens kleren. ‘Magnifiek begin voor een film’, dacht ik, ‘iemand die uit de doden opstaat.’ In grote lijnen is dat ook het verhaal van Komma geworden: sterven, maar toch herrijzen. Être au fond du trou, et rebondir.

Er zit ook veel België in het scenario. Alle personages worstelen met hun nationale identiteit, ook in taalkundig opzicht. Of zoek ik het te ver?

Doyen: Nee, dat heb ik er heel bewust in gestopt. Een Waal met een Vlaams accent die zich uitgeeft voor een Zweed – c’est assez évident, non? Maar grappig genoeg zijn het vooral buitenlandse journalisten die dat oppikken. Omdat de meeste Belgen daar allang niet meer bij stilstaan, zeker?

Maar jij dus wel.

Doyen: Ik heb het daar verschrikkelijk lastig mee, ja. Ik heb een Vlaamse moeder en een Waalse vader, en ik heb dat altijd als iets verschrikkelijk schizofreens ervaren. In het gezelschap van Walen voel ik me een Vlaamse, en omgekeerd. Ik voel me in geen van de twee gemeenschappen compleet thuis. Het zal wel geen toeval zijn dat ik in Brussel woon, zeker?

Arno: Ik word daar echt triestig van, van al die communautaire bullshit. Allez, op de filmbeurs in Cannes zag ik dat elk land een promotiestandje had: Frankrijk, Engeland, Spanje, Duitsland, China, Japan… Maar nergens zag ik een bordje met ‘België’, dat was opgesplitst in ‘Vlaanderen’ en ‘Wallonië’. What the fuck? Voor een land dat zo klein is, is dat toch ronduit belachelijk? Eendracht maakt macht, l’union fait la force. In Vlaanderen hebben we geen Gebroeders Dardenne en geen Jaco Van Dormael. En in Wallonië hebben ze geen Chris Lomme en geen Jan Decleir. Waarom werken we dan godverdomme niet samen? Als we zo onnozel blijven doen, hebben we binnenkort tien promotiestandjes in Cannes: Oostende, Brugge, Gent, Antwerpen, Brussel, Namen, Luik…

‘Komma’ werd gedraaid in Brussel, jullie beider thuisstad. Onvermoede locaties ontdekt?

Arno: Nee, ik kende alles, zelfs die stripteasebar waar we gingen filmen. In de jaren 80 had ik in de Galerie Ravenstein al eens een documentaire gemaakt, samen met een vriend. We volgden een week lang alle habitués, meestal ambtenaren. ’s Ochtends gingen de meeste van hen rechtstreeks van de toog naar hun bureau. Of naar huis, ‘op ziekteverlof’, om hun roes uit te slapen. Dat stopte daar echt nooit, behalve in het weekend. Dan was alles potdicht.

In de jaren 80 deed je ook je eerste grote filmrol, in ‘Skin’ – ‘Een oerend harde film’. Hoe kijk je daar nu op terug?

Arno: Dat was een complete mislukking, hé. Guido Henderickx heeft nadien nog een paar heel mooie films gemaakt, maar met Skin zat hij er echt compleet naast. Vooral het scenario klopte naar mijn gevoel van geen kanten. Ik begreep er alleszins geen kloten van, terwijl het gewoon in het Nederlands was. Achteraf gezien was het misschien ook niet echt verstandig om mij het hoofdpersonage te laten spelen, zeker als je bedenkt wie er nog allemaal in die film zat. Chris Lomme, Josse De Pauw, Gene Bervoets, Frank Aendenboom, Luc Perceval, Hilde Van Mieghem… Al wie ooit twee lessen had gevolgd bij Herman Teirlinck, speelde mee.

En dan vragen ze uitgerekend jou voor de hoofdrol.

Arno: En ze blijven me maar vragen, ik krijg minstens tien aanbiedingen per jaar. Ik ben nochtans duidelijk vervloekt, hé. Alle films met mij floppen, zelfs als ik alleen nog maar de soundtrack maak. Sinds Skin waarschuw ik de regisseurs die met me willen werken altijd: ‘Begin er niet aan, er gaat geen hond naar komen kijken.’ Tegen Michel Piccoli heb ik zelfs nog letterlijk gezegd dat hij zijn carrière op het spel zette door mij te vragen. Maar als ze niet willen luisteren, is het hun probleem, nee?

Door Wouter Van Driessche

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content