De comic strip, de misdaadroman van Hammett en Chandler, de screwball comedy en film noir van klassiek Hollywood, het flegma van het Noorden, het taalsap van het Diepe Zuiden. …

De comic strip, de misdaadroman van Hammett en Chandler, de screwball comedy en film noir van klassiek Hollywood, het flegma van het Noorden, het taalsap van het Diepe Zuiden. Kortom, het universum van ‘The Two-Headed Director’!

Blood Simple (1984)

‘The world is full of complainers’, begint de voice-over, ‘but the fact is, nothing comes with a guarantee.’ Zeker niet de privé-detective die door een Texaanse bareigenaar wordt ingehuurd om zijn vrouw en minnaar te bespieden en af te maken. Dit onvergetelijke, morbide debuut _ ook het eerste optreden van de ijzersterke Frances McDormand, Joel Coens vrouw _ is een visueel biologerende paring tussen noir en horror comic. De plot kronkelt als een ratelslang, en in de marge van Hollywood was een tweekoppig, immens schrijf- en filmtalent geboren.

Raising Arizona (1987)

De Coens en Sam Raimi zijn drie handen op één buik en in deze dolle, cartooneske komedie gaan ze verder op het elan van hun werk voor Raimi’s Crimewave. Nicolas Cage en Holly Hunter, een dief en een politieagente, blijven kinderloos en besluiten dan maar Arizona Jr., een vijfde van een Texaanse miljonairsvijfling te kidnappen. De hel barst los, onder meer in de vorm van een apocalyptische motorruiter.

Miller’s Crossing (1990)

Het eerste werk voor een major _ 20th Century Fox _ en de opening van een drieluik waarin de broers op een geraffineerde manier hun liefde voor het Hollywood van weleer betuigen. De inspiratie hier is noir-romancier Dashiell Hammet, de plot een bewerking van diens The Glass Key en Red Harvest. Gabriel Byrne en Albert Finney schitteren in een briljant gangsterdrama, gesitueerd in de era van drooglegging en ratelende tommy guns.

Barton Fink (1991)

Blood Simple schreven ze in amper drie weken, Miller’s Crossing bood meer weerstand. Tussen het zweten over Hammetts werk door, penden de Coens dan maar een film over het writer’s block van Barton Fink, een schuchtere, sociaal-kritische toneelschrijver uit New York die in het Hollywood van de jaren ’30 aan de slag mag. Uit zijn angst ontspruit een surrealistische, sardonische nachtmerrie, een soort Kafka-in-Hollywood. John Turturro geeft u that Barton Fink feeling, Cannes gaf de Coens een Gouden Palm.

The Hudsucker Proxy (1994)

Big budget, big movie, big bomb. Aan de kassa dook dit gemaniëreerde filmsprookje de dieperik in, net als de executives van het kapitalistische bolwerk waarin nitwit Tim Robbins als ‘proxy’ wordt aangesteld door opperbons Paul Newman. De oogverblindende, magische ode aan de screwball comedy _ met Jennifer Jason Leigh als praatzieke Katherine Hepburn-achtige reporter _ is hartverwarmend, maar ook het nec plus ultra van de Coen-stijl.

Fargo (1996)

En dan was er dit sober ogend, macaber meesterwerk, een grimmige reis door de Amerikaanse midwestern-cultuur, vreemde dialecten en desolate sneeuwvlakten. Tegenover enkele killers on the road staat een zwangere politievrouw, die met een bedrieglijk oh geez! het kreupele ontvoeringsplan van een wanhopige autohandelaar doorziet. Frances McDormand is weergaloos, maar het genie ligt bij de Coens, die met uitgestreken gezicht, vanachter een statische, eenzaam observerende camera, de horror laten voltrekken. Grote Amerikaanse kunst? Ya betcha!

The Big Lebowski (1998)

Het verhaal van bowling-fanaat en professionele nietsdoener Jeff ‘The Dude’ Lebowski (die maar liefst 144 maal ‘man’ zegt) is uitgelezen voer voor lachkickfanaten. Hij is een actuele Philip Marlowe, een held van onze tijd in een L.A. vol vreemde vogels. Jeff Bridges en John Goodman (als doordravende Vietnam-veteraan) bekvechten tot uw buik het begeeft, terwijl Steve Buscemi immer het zwijgen krijgt opgelegd. De Noorse affiche vermeldde: ‘anbefales av norsk bowling forbund’ (aanbevolen door de Noorse Bowlingbond).

O Brother, Where Art Thou? (2000)

Preston Sturges herleeft in deze muzikale, met gouden licht beladen transpositie van Homerus’ Odyssee naar The Deep South (de titel komt uit Sturges’ Sullivan’s Travels). Drie fugitives from the chaingang gaan op schattenjacht, nemen een hitversie van Woody Guthries I Am a Man of Constant Sorrow op en ontmaskeren de Ku Klux Klan. Een manische George Clooney is Odysseus, rad van tong _ dat accent, die woordenvloed! _ en sluw als een vos.

The Man Who Wasn’t There (2001)

Laconieke noir in bedwelmend zwart-wit, met Billy Bob Thornton als de kettingrokende barbier Ed Crane die zijn uitgebluste bestaan zin wil geven. Hoogtepunt is een death row-advocaat die in zijn verdediging Heisenbergs Onzekerheidsprincipe aanwendt! Wachten is het nu op Intolerable Cruelty, met George Clooney en Catherine Zeta-Jones.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content