Kinderen van zeven tot zevenenzeventig blaten nu al van enthousiasme: volgende week maakt Shaun the Sheep, ’s werelds beroemdste schaap sinds Dolly, zijn intrede in de bioscoop. Een exclusief gesprek met Nick Park, geestelijke vader van Shaun, Wallace & Gromit en andere onvergetelijke kleicreaties uit de Britse Aardman Studios. ‘Ik werk hier nu al dertig jaar en het succes verbaast me nog elke dag.’

Een industrieterrein in een buitenwijk van Bristol, in het zuidwesten van Engeland. Het is hier, in de Aardman Studios, dat de langverwachte Shaun the Sheep-film langzaam – héél langzaam – vorm krijgt. Wie kickt op snelle resultaten moet immers geen carrière in de stop-motionbusiness ambiëren. Op een vruchtbare werkdag levert een animator, die de poppen frame per frame beweegt en daarbij telkens fotografeert, hooguit twee à drie seconden film af. En als je weet dat de eerste langspeler over ’s werelds beroemdste schaap – de tv-serie is te zien in 170 landen! – dik tachtig minuten moet duren, dan kun je uitrekenen hoeveel manuren, hoeveel bloed, zweet en klei dat monnikenwerk vereist.

Bij Aardman Animations, waar niet alleen Shaun maar ook Wallace & Gromit onder contract liggen, zijn ze evenwel niet aan hun vakkundig geboetseerde – en de jongste jaren ook digitaal bijgeschaafde – proefstuk toe. Al veertig jaar staat de studio, die in 1972 boven de doopvont werd gehouden door Peter Lord en David Sproxton, garant voor het beste wat stop-motion te bieden heeft. En al helemaal sinds animator, regisseur, scenarist en producent Nick Park in 1985 de Aardmanrangen vervoegde. Niet alleen wekte hij Wallace & Gromit tot leven – de beste slapstickact sinds Laurel & Hardy, maar dan met een snuggere hond en zijn iets minder snuggere baasje uit plasticine; in 1991 bezorgde Park de studio ook zijn eerste Oscar – voor de kortfilm Creature Comforts – en daarna leidde hij de succesvolle langspelers Chicken Run (2000) en Wallace and Gromit: The Curse of the Were-Rabbit (2005) in goede banen.

Met Park aan het creatieve roer groeide Aardman – de naam komt van een van hun allereerste figuurtjes – dan ook uit tot een van ’s werelds succesvolste animatiefabrieken, tot het Britse antwoord op Disney en Pixar zo je wilt, al doe je met de term ‘fabriek’ haar vakmanschap en attitude oneer aan. Als je door de gangen, de ateliers en de opnamestudio’s van de Aardmanthuishaven in Bristol struint, waar zo’n 250 vaklieden voltijds aan Shaunthe Sheep aan het werk zijn en waar op dertig sets tegelijk wordt gedraaid, kun je de artistieke vibes en de losse sfeer haast ruiken, zoals Shaun die een lekker mals grasland bespeurt.

Het contrast met pakweg Pixar, de digitale conculega’s van over de Atlantische oceaan, kan alvast nauwelijks groter zijn. Hier géén blitse boardroom, géén uitpuilende gift shop, state-of-the-artbioscoopzaal of hipsters die over doelgroepen en zakencijfers lullen. Vergaderen gebeurt in een stoffig zaaltje dat met de nodige ironie ‘The War Room’ werd gedoopt en waar de Oscars en andere trofeeën in een vitrinekast naast de boterhammendozen staan. Test footage wordt bekeken in een eenvoudig maar knus screeningzaaltje. Bij de ingang vind je alleen wat Shaun the Sheep-spulletjes en een handvol posters. Richard Starzak – nom de plume van Richard Goleszowski – en Mark Butler, de regisseurs van de film én van de inmiddels 130 episodes van de hyperpopulaire serie die sinds 2007 wordt uitgezonden, blijken geen hippe marketeers, maar sympathieke lads die zo uit een lokale pub of desnoods uit een Shaun-sketch lijken geplukt.

Die laconieke flair en ongedwongenheid stralen van zowat alle Aardman-producties af, met hun levendige mix van puur fysieke, chaplineske slapstick, ouderwetse charme en typisch Britse silliness. Dat wordt in het langverwachte bioscoopdebuut van Shaun, die in 1995 voor het eerst zijn opwachting maakte als figurant in de Wallace & Gromit-kortfilm A Close Shave, niet anders. Daarin trekt de koddige kudde van het platteland naar de grote stad, om daar op zoek te gaan naar hun baasje The Farmer, die aan geheugenverlies lijdt. Het duurt evenwel niet lang vooraleer de wollige beestenboel een fanatieke medewerker van het dierenasiel achter zich aan krijgt.

‘Met deze film heb ik eigenlijk niet zoveel te maken’, bekent Park bescheiden. ‘Ik heb indertijd het personage bedacht en ik heb het project mee begeleid, maar het is Golly – Richard Goleszowski – die Shaun tot een volwaardig personage heeft gekneed en een heel universum rond hem heeft ontwikkeld. Het succes van de serie en de film is vooral zijn verdienste.

Na The Wrong Trousers (1993) wilden we nog een Wallace & Gromit-kortfilm maken,’ legt hij uit, ‘en ik bedacht toen een verhaal over schapendiefstal en de wolhandel waarin Shaun een rolletje had. Hij was een onschuldig slachtoffer dat tot held uitgroeide. Maar het was nooit de bedoeling dat hij zijn eigen serie zou krijgen. Het was een periode waarin er relatief weinig werk was in de studio – de plannen voor een langspeler waren in het water gevallen – en het was een kwestie van snel ideeën verzinnen om iedereen aan het werk te kunnen houden. Een van die vage ideeën was een serie creëren rond Shaun. Golly was meteen enthousiast en ging ermee aan de slag. En kijk: vier seizoenen en vijftien jaar later blijkt Shaun het populairste kinderpersonage uit de geschiedenis van de BBC te zijn.

Je vindt het dus niet erg als iemand met jouw creaties aan de slag gaat?

NICK PARK: Het blijven je kinderen, en daarvan wil je weten waar ze ’s avonds uithangen. (lacht) Maar Golly werkt al langer voor Aardman dan ik en we zijn al jaren vrienden. Dan weet je dat je kind in goede handen is: het blijft in de familie. Ik ben altijd bij Shaun betrokken gebleven, als script doctor en producent. Waar ik me minder comfortabel bij voel, is de gedachte dat Shaun of Wallace & Gromit eventueel zouden verdergaan na mijn dood, maar aan dergelijke morbide gedachten besteed ik best niet te veel aandacht. Volgens mijn dokter heb ik daar voorlopig ook geen reden toe.

Een aflevering van Shaun the Sheep duurt acht minuten. Hoe lastig was het om uit dat format een langspeelfilm te puren?

PARK: De grote uitdaging was een verhaal met een dramatische spanningsboog te creëren dat niet als een losse verzameling sketches aanvoelt. Niet simpel als je weet dat het om fysieke comedy gaat – zonder woorden dus. Even dachten we daarom aan tussentitels, zoals in de stomme films van vroeger, maar uiteindelijk hebben we dat idee laten varen. De personages zijn op zich rijk genoeg, de situaties vloeien organisch in elkaar over en in de beperking toont zich de meester. Het is wel afwachten of de kinderen er tachtig minuten lang hun aandacht bij kunnen houden, al heb ik daar wel goede hoop op.

Naar verluidt heb je een cameo in de film?

PARK: Klopt. Al weet ik nog altijd niet of ik me geflatteerd moet voelen. Er zit een scène in de film waarin een caravan een veld passeert waarin een vogelspotter verscholen zit. Die vogelspotter ben ik. Ik ben gek op vogels. Van kindsbeen af. De caravan rukt mijn schuilplaats weg, waarop ik word aangevallen door de vogels. Heel erg hitchcockiaans allemaal. (lacht)

Zitten er nog knipogen in de film?

PARK: Een paar, maar het is geen opeenstapeling. Daar hebben de kleinsten niks aan, en Tarantino werkt niet bij Aardman. Er zitten parodieën op Taxi Driver (1976) en The Silence of the Lambs (1991) in die elke filmliefhebber zo zal herkennen, en ik zou durven te zweren dat ik Philip Seymour Hoffman op de achtergrond zag passeren. Alles speelt zich ook af op een en dezelfde dag. Het is 24, maar dan met schapen. (lacht)

Alles wat je met je handen kneedt, lijkt haast in goud te veranderen. Hoe verklaar je dat succes?

PARK: Ik werk nu dertig jaar bij Aardman en het succes verbaast me nog elke dag. Toen ik begon, waren we met vijf. Nu werken hier 120 mensen, ruim 300 tijdens productiepieken. Ik denk dat het succes een mix van factoren is. Je kunt zeggen dat we talent in huis hebben en goede dingen maken die het publiek weet te appreciëren, maar ook de timing moet meezitten. Toen ik begon, zat de Britse film- en animatiewereld in het slop. Het was het donkere Thatcher-tijdperk, en wie weet, brachten we voor veel mensen een beetje kleur en optimisme. Dat optimisme zit nog steeds in ons DNA. Toen iedereen op tv in de ban was van zwart, donker en koud, pakten wij uit met die kleurrijke en speelse Sledgehammer-videoclip voor Peter Gabriel. Die sloeg in als een bom. Meteen waren we hip. Stop-motion was plots cool. Op MTV nog wel! Daarna is het medium dankzij Tim Burton, Henry Selick, Wes Anderson, de Laika-studio’s en alle anderen eigenlijk altijd cool gebleven. In golven weliswaar, maar toch.

Soms is succes ook gewoon een toevalstreffer. Shaun is natuurlijk een geestige creatie die van in het begin al succes had, maar het is Emma Bunton – Baby Spice van de Spice Girls – die hem indertijd mee in de spotlights hielp duwen. In de tabloids stond plots een foto van haar met een Shaun-rugzakje, en iedereen vond dat zo schattig dat Shaun ineens een vedette werd. Dat soort dingen moet ook meezitten.

Veel minder succesvol was jullie samenwerking met Steven Spielbergs DreamWorks, die na het tegenvallende Flushed Away (2006) eindigde in een pijnlijke breuk. Wat liep er mis?

PARK: ‘Creatieve meningsverschillen’, zou dat in rock-‘n-rolltermen heten. (lacht) We blijven DreamWorks dankbaar voor de kansen die ze ons gaven en zonder hen hadden we met Chicken Run en Flushed Away nooit de internationale markt kunnen bespelen, maar het bleef altijd een beetje schipperen tussen de Europese en de Amerikaanse aanpak. Bij Aardman waren we het alvast niet gewoon om rekening te houden met enquêtes over hoe een film zou scoren in pakweg Oklahoma of Nevada. We weten geeneens hoe onze films zullen scoren in Londen of hier om de hoek. We mikken niet op een bepaald publiek. We werken vóór een publiek. Dat is heel wat anders. Voor Shaun the Sheep werken we voor het eerst samen met het Franse StudioCanal, en dat loopt uitstekend. Je voelt aan alles dat ze ook van het oude continent zijn. Dat ze Chaplin kennen, Tati, Monty Python, de Ealing-komedies, Jan Svankmajer… alle dingen die ons al die jaren beïnvloed hebben.

Sinds Flushed Away mixen jullie klassieke stop-motion met digitale technieken, ook in Shaun the Sheep trouwens. Is dat uit noodzaak of uit artistieke overtuiging?

PARK: Beide. We komen allemaal uit de klassieke animatiehoek en we zouden het ambachtelijke niet kunnen missen. Dat onvoltooide, die imperfecties zijn vintage Aardman. Onze ziel zit in die blutsen en builen. Maar digitaal biedt je wel meer mogelijkheden en bespaart je ook heel wat tijd. De Shaun-film is volledig met de hand gemaakt, behalve de achtergrondfiguren. Die zijn met de computer geanimeerd. En verschillende props komen uit een digitale printer. Zo kun je complexere scènes draaien aan een hoger tempo, wat hopelijk het naturel ten goede komt. Het is ook de bedoeling om de productie in de nabije toekomst een beetje op te drijven. Nu leveren we om de vier, vijf jaar één film af. Dat wordt er hopelijk één om de twee jaar. Niet omdat we een villa en een Porsche willen, wel omdat de ideeën, de middelen en de goesting er zijn.

Je zei dat je als kind vogelspotter was. Wist je toen al dat je voor de kost met plasticinepoppen wilde spelen?

PARK: Als kind tekende ik vooral. Het was het enige waar ik goed in was. Ik was gek op The Beano, een populaire Britse kinderstrip die sinds 1938 wekelijks in de rekken ligt, en het was mijn droom om ooit voor hen te tekenen. Mijn vader was architectuurfotograaf en op mijn dertiende kreeg ik van hem een camera cadeau waarmee je single frames kon maken. Ik tekende achtergronden uit karton en maakte figuurtjes uit lappen vilt die ik van mijn ma kreeg, die kleermaakster was. Mijn eerste filmpjes gingen over Walter the Rat en waren heel erg geïnspireerd door The Beano, Tom & Jerry, Laurel & Hardy en door Ray Harryhausen, de grote stop-motionmeester uit de sixties en seventies. Eerst was het een hobby, daarna ook een beetje een obsessie. Maar het is pas toen ik al aan de National Film and Television School zat dat ik durfde te dromen van een animatiecarrière.

Daar zijn toen Wallace & Gromit geboren, niet?

PARK: Klopt. Wallace & Gromit was mijn laatstejaarsproject, maar het lukte me niet om de kortfilm in mijn eentje af te werken. Gelukkig heb ik toen, in 1985 was dat, Peter Lord en David Sproxton ontmoet op een animatiebeurs. Zij boden me aan om voor Aardman te komen werken, om deeltijds Morph mee te animeren, een Aardman-figuurtje dat indertijd in tal van BBC-programma’s opdraafde, en ondertussen mijn kortfilm af te werken. In totaal heb ik zeven jaar over dat eerste Wallace & Gromit-filmpje gedaan. Er zijn bevallingen van vijflingen die soepeler verlopen. (lacht)

Wat volgt er na Shaun the Sheep?

PARK: Ik werk aan een nieuwe film, een die ik zelf schrijf en regisseer, maar daar ben ik al een tijdje mee bezig. Als ik niet uitkijk, doe ik er weer zeven jaar over. Maar het script is stilaan af en ik hoop er binnenkort eindelijk aan te kunnen beginnen.

Werk vooral vlijtig voort.

SHAUN THE SHEEP

Vanaf 8/4 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

Nick Park : ‘DE FILM VAN SHAUN THE SHEEP SPEELT ZICH AF OP ÉÉN DAG. HET IS DUS 24, MAAR DAN MET SCHAPEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content