De Poolse veteraan Jerzy Skolimowski verkeert eindelijk nog eens in bloedvorm met Essential Killing, een woordenloze survivalthriller over een opgejaagde jihadi. Een gesprek over de war on terror, zijn zigeunerbestaan en het ego van Vincent Gallo. ‘Ik denk niet dat we straks samen op vakantie gaan.’

Roman Polanski, Andrzej Wajda, Krzysztof Kieslowski… aan grote regisseurs hebben ze in Polen nooit een gebrek gehad, zelfs niet toen het IJzeren gordijn het land nog hermetisch van het vrije westen afsloot. Wie de jongste jaren maar zelden meer in dat rijtje wordt genoemd, is Jerzy Skolimowski, nochtans een van de belangrijkste exponenten van de Poolse filmschool.

Niet alleen won de inmiddels 73-jarige schrijver, schilder, acteur en regisseur in 1967 al de Gouden Beer voor Le départ, een Belgische productie met Jean-Pierre Léaud in de hoofdrol. Net als zijn studie- en generatiegenoot Roman Polanski maakte Skolimowski daarna ook met succes de oversteek richting Engeland en Hollywood, waar hij ondermeer Deep End (1970), The Shout (1978) en Moonlighting (1982) draaide.

Dat hij ondanks dat boeiende cv de voorbije decennia toch wat de vergetelheid in sukkelde, heeft evenwel zijn redenen. Na het ontgoochelende Torrents of Spring (1989) en 30 Door Key (1991) hing Skolimowski zijn camera aan de haak, om zich in zijn adoptieheimat Amerika enkel nog te focussen op zijn schilderwerk en slechts af en toe eens een bijrolletje te vertolken in andermans films zoals David Cronenbergs Eastern Promises.

Groot was de verbazing toen de Poolse veteraan in 2008 na een retraite van achttien jaar het zonnige Los Angeles voor zijn Poolse geboortestad Lodz inruilde en weer aan het filmen sloeg. Na het matige Four Nights with Anna treedt hij nu weer echt op het voorplan met Essential Killing. In deze vorig jaar in Venetië bekroonde viriele actiethriller speelt de enigmatische Vincent Gallo een dierlijk driftige jihadi, die na zijn ontsnapping uit Amerikaanse handen op leven en dood wordt achtervolgd.

Hoewel de simpele plot een First Blood over de war on terror laat vermoeden, hoef je geen politiek traktaat over de oorlogen in Irak of Afghanistan te verwachten. Zoals steeds injecteert Skolimowski zijn premisse met een flinke shot poëzie en symboliek, terwijl er door de naamloze personages geen half woord wordt gezegd en het zelfs geeneens duidelijk is waar de film zich nu precies afspeelt.

‘Ik weet zelf niet of de film in Irak of Afghanistan begint’, legt Skolimowski uit. ‘Of de gevangene daarna naar Polen of een ander Europees land wordt verscheept, is evenmin belangrijk. De film moest een realistische en aardse achtergrond hebben, maar het verhaal zelf is tijdloos en universeel. Vandaar dat ik het van alle anekdotiek of concrete gegevens heb gestroopt. Het gaat over de dunne laag beschaving die wegsmelt zodra de mens in zijn bestaan wordt bedreigd en hij zijn dierlijke instincten moet aanspreken om te overleven.’

Waar heb je de film dan opgenomen?

Jerzy Skolimowski: De beginscènes – waarin het hoofdpersonage wordt gevangengenomen – hebben we in Israël gedraaid. Het was het enige land dat ons helikopters en ander legermaterieel ter beschikking wilde stellen. Het moest een land uit het Midden-Oosters zijn, aangezien mensen die regio nu eenmaal met terreur en oorlog associëren en die woestijnen, grotten en bergen in ons collectieve geheugen gegrift staan. Het grootste deel van de film is echter in Noorwegen en Polen gedraaid, preciezer: in de beboste streek waar ik woon.

Is dat een sneer naar de Poolse regering, die met de CIA samenwerkte en Talibanstrijders opving om ze daarna naar Guantanamo te verschepen?

Skolimowski: Dat niet, maar het nieuws over die geheime CIA-gevangenissen was wel het vertrekpunt voor de film. Toen ik in 2006 mijn huis in Californië verkocht, wilde ik niet meer in een stad wonen. Daarom heb ik in de bossen van het voormalige Oost-Pruisen een oud jachthuis gekocht. Mijn vorige film Four Nights with Anna heb ik in en rond dat huis gedraaid, en dat was zo’n aangename ervaring dat ik dat weer wilde doen. Toen uitlekte dat er hooguit twintig kilometer verderop een geheime militaire basis was, dacht ik: ‘Misschien kan ik daar iets rond doen.’ Alleen wilde ik er geen politieke film van maken. Ik heb geen mening over politiek, politiek is een vuile business. Mij boeien enkel schoonheid en poëzie.

Toch gaat ‘Essential Killing’ over een jihadi die er alles aan doet om aan zijn belagers te ontsnappen. Hoe ben je daartoe gekomen?

Skolimowski: Tijdens een ijzige winterdag ben ik met mijn wagen bijna over de kop gegaan. Ik dacht: ‘Als mij dat overkomt, dan kan het ook gebeuren bij het militaire konvooi dat hier dagelijks passeert. Misschien kan een gevangene van zo’n ongeval gebruikmaken om te ontsnappen en in de bossen wegvluchten.’ Met dat idee eindigde de politieke anekdote en begon mijn universele verhaal over overleven. Mijn held – blootsvoets, hongerig en klaar om te doden – was geboren.

Skolimowski: Ik laat in het midden wie mijn held precies is, waar hij vandaan komt en waarom hij de wapens opneemt. Hij kan een terrorist zijn, maar hij kan ook een huisvader zijn die toevallig op het verkeerde moment op de verkeerde plek is. Vandaar dat ik er een paar flashbacks over zijn gezinsleven aan toegevoegd heb. Aangezien hij een moslim is, leek het me logisch dat hij bidt en de Koran leest. Daarom heb ik een paar citaten gekozen die me relevant leken voor het verhaal, zoals: ‘Het is niet jij die doodt, maar Allah.’ Dat is geen politiek statement, maar extra pigment om het personage te kleuren.

Toch lijkt de film soms een symbolische clash der religies: het verhaal speelt zich af op Kerstmis en gaat om een moslim die een christelijke gemeenschap binnendringt.

Skolimowski: Ik weet hoe gevoelig die dingen liggen. Je moet maar een slechte cartoon tekenen en je hebt een kruistocht aan je been. (Lacht) Voor moslims is deze film ongetwijfeld des duivels – je ziet een moslim zelfs aan de tepel van een christelijke vrouw zuigen. Van een provocatie gesproken! Ik verwacht trouwens niet alleen kritiek uit die hoek. De Poolse regering zal niet erg gelukkig zijn met het feit dat ik die geheime CIA-gevangenissen nog eens onder de aandacht breng. Dat is misschien nog een grotere provocatie, aangezien onze regering daarover altijd is blijven liegen. Toch blijf ik erop hameren: dit is een actiesprookje dat niets met de politieke realiteit te maken heeft.

Waarom heb je een Amerikaan – in casu Vincent Gallo – gecast als moslimstrijder: een sarcastisch geintje?

Skolimowski: Oorspronkelijk wilde ik een klein filmpje bij mij in de buurt draaien, tot mijn producent me zei: ‘Niet zo bescheiden. Dit is sterk materiaal. Laat ons internationaal gaan met een groter budget.’ Toen besefte ik dat ik een bekende acteur nodig had, maar dan wel iemand die je ernstig kunt nemen als voortvluchtige moslim. Ik heb Gallo in 2008 voor het eerst ontmoet in Cannes, en zag meteen dat zijn uiterlijk iets universeels heeft. Hij is een Amerikaan met Siciliaanse roots, maar hij heeft ook iets Joods, Arabisch en zelfs buitenaards. Laat zijn baard en haar groeien en hij lijkt zo uit de grotten van Bora Bora te komen. Bovendien beweegt hij instinctief, als een roofdier dat je op elk moment kan bespringen. Toen ik hem het script liet lezen, belde hij me na twee uur. ‘Ik ben fit. Ik ben klaar. Plus: ik kom uit Buffalo’, zei hij. ‘Daar kan het ook erg koud zijn.’ (Lacht)

Gallo heeft de reputatie een onhandelbare egomaniak te zijn. Was het gemakkelijk om hem te regisseren?

Skolimowski: Neen. (Grijnst) Ik ben erg tevreden met zijn werk en kan me de film zonder hem niet voorstellen. Maar ik denk niet dat we samen op vakantie gaan. We hebben flinke discussies gehad en soms had ik zin om hem écht blootsvoets midden in de bossen te droppen. Fantastisch acteur, onmogelijke vent.

Je hebt zowel in Polen als in België, Frankrijk, Duitsland, Engeland en Amerika gewerkt. Hoe moeilijk is het om je overal aan te passen?

Skolimowski: Ik ben een pessimist van nature. Dat komt ervan als je als kind de oorlog hebt meegemaakt en je vader door de nazi’s geëxecuteerd zag worden. Door wat ik heb meegemaakt, heb ik mijn zigeunerbestaan altijd gerelativeerd. Nieuwe landen, nieuwe huizen, nieuwe mensen. Ik heb nooit iets anders gekend. Na mijn film Hands Up – die tegen het communistische regime was gericht – ben ik in 1967 mijn land bij wijze van spreken uitgejaagd. Niemand in Polen wilde nog met me werken. Die film heeft mijn leven verwoest – meteen ook de reden waarom ik geen politieke films meer wil maken. Ik heb gedaan wat ik toen moest doen, maar ik heb mijn tol betaald.

Waarom ben je in 1991 eigenlijk gestopt met films maken?

Skolimowski: Ik was niet langer tevreden. The Lightship en Torrents of Spring vond ik bijvoorbeeld erg matig. Ik wilde kunstfilms maken die ook commercieel goed scoorden, maar voor commercie had ik helaas geen talent. Vandaar dat ik toen een pauze heb ingelast om me te herbronnen en me tijdelijk weer op mijn schilderwerk te concentreren. Alleen bleek dat laatste zo’n succes – zowel creatief als commercieel – dat die pauze achttien jaar heeft geduurd.

ESSENTIAL KILLING

Vanaf 8/6 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content